MIDDELBURGSCHE COURANT. r 239. Maandag 6 December. 1869 Middelburg 4 December. Benoemingen en besluiten. Kerknieuws. Landbouw. Rechtzaken. Gemengde berichten. dunkt mij, wat wij te wachten hebben. Althans ik geloof dat men zoowel de bedenkingen tegen het strijdige in de denkbeelden der ministers die met de zaken der ver schillende eerediensten zijn belast, omtrent de verhou ding tusschenkerk en staat, als den tegenstand tegen het hooge cijfer van het oorlogbudget zal zien verdwijnen als sneeuw voor de zon, met andere woordenzal zien opge lost onder den invloed van de vrees voor de gevolgen eener ministerieele crisis. „Voortdurend wekt de Duitsche opera hier belang stelling. Woensdag weder waren alle rangen bij de Gisteren hield het departement Middelburg der Neder-__j_2pvoering van Beethoven's Fidelio zeer dicht bezet. Ik zar volstrekt niet beweren dat de De eerste kamer heeft heden de Indische begrooting aangenomen. In de tweede kamer is hoofdstuk IVa der staatsbegro ting (justitie) met algemeene stemmen aangenomen. Vooraf was een amendement van den heer van Naamen van Eemnes aangenomen, waardoor het bouwen eener gevangenis te Arnhem en de verplaatsing van het tucht huis van Leeuwarden naar Medemblik vervallen is. landsche maatschappij ter bevordering van nijverheid eene vergadering, waarin mededeeling werd gedaan van eene missive van het hoofdbestuur, met verzoek om een onderzoek in te stellen naar de volksvoeding. Eene speciale commissie is uitgenoodigd,' om daaromtrent rapport uit te brengen. Voorts werden ter vervanging van de heeren A. II. G. Fokker en J. Fak Brouwer als .leden van het bestuur, die aan de beurt van,aftreding en niet herkiesbaar waren, en tot aanvulling eener nog be staande vacature gekozen, de heeren P. F. J. van Burg, mr. J. van de Graft en W. P. van de Kamer. Ter vervan ging' van den secretaris den heer J. W. de Raad, die verzocht had voor eene herkiezing niet meer in aanmer king te komen, is benoemd de heer J. C. Altorffer. Bij koninklijk besluit van 26 November is ingesteld eene uit zeven leden bestaande commissie, gevestigd te Vlissingen, tot het houden van toezicht op het vervoer van landverhuizers. De leden treden om de zes jaren af, doch zijn h erbcnoembaar. Wij vernemen dat door do hoeren Bennest en Chau- chet, te Antwerpen, concessie is aangevraagd voor eene spoorweglijn van Breda over Gorinchem naar Utrecht, waardoor Antwerpen met Arasterdam zou verbonden wo rden. Uit den Haag schrijft men ons: „Dè berichten, welke ik dezer dagen in de Amster- damsche bladen gezien heb, betreffende de waarschijn lijke benoeming van de heeren J. Pb. Koelman en J. F. Stracké tot directeur en professor aan de gereor ganiseerde academie van beeldende kunsten, zijn, als ik wel onderricht ben, ten zeerste voorbarig, zoo al niet geheel uit de lucht gegrepen. Trouwens dat ligt voor de hand: het gewijzigde wetsontwerp betreffende die reorganisatie is vooreerst nog niet aan de orde; zelfs is het voorloopig verslag daarover nog niet eens bekend, zoodat wij nog zeer verre zijn van de uitvoering, ge steld dat het ooit daartoe komt. De mogelijkheid toch bestaat dat de kamer, waarin het aantal voorstanders en tegenstanders der vestiging eener instelling van hooger kunstonderwijs zoo wat tegen elkander moet opwegen, ten slotte toch het plan van den minister verwerpt, wel licht om de, mijns inziens noodlottige, voorkeur te geven aan het stelsel van subsidieeren van sommige bestaande teekenacademiën. Zelfs wordt gezegd dat de heer Thor- becke, die tijdens zijn jongste ministerschap, eene reor ganisatie heeft gewild, in beginsel weinig verschillend van die, welke thans wordt voorgesteld, zijn nog altijd grooten invloed zou aanwenden teu gunste van het andere beginsel. De tijd zal 't moeten leeren. „Vooreerst heeft de tweede kamer nog wel wat anders te doen, dan zich met de zorg voor haar, die niet geheel ten onrechte de paria in den Nederlandschen staat is genoemd, bezig te houden. De begrootingsdiscussiën zijn in vollen gang. Terwijl er, eenige weken geleden, ernstig sprake scheen te zijn van het afkeuren en af stemmen, niet'slechts van ondergeschikte posten, maar zelfs van het regeeringsbeleid van meer dan een minister, ook door een aanzienlijke fractie der liberale partij, begin ik nu toch te gelooven dat er van die radicale plannen niets komen zal. De stemming over het budget des ministers van buitenlandsche zaken, dat noch door dien minister schitterend verdedigd, noch door de meerder heid met eenige warmte ondersteund is, voorspelt, opvoering on berispelijk was, of zelfs maar kon wedijveren met vroe gere opvoeringen door het Rotterdamsche gezelschap, toen het de dames Kainz of Weijringer, de heeren Grim- mingèr of Dalle Aste onder zijne leden telde. Maar wat ik wel durf verzekeren is, dat het ensemble, waarin altoos toch mevr. Saar-Jager, mej. Schlevogt en de heer Schneider talrijke lichtpunten deden schitteren, het on sterfelijke werk des grooten meesters niet onwaardig was. Voor een groot deel komt de eer daarvan toe aan het orchest, dat onder de leiding van den heer Saar voortreffelijk accompagneert, en aan het koor dat, met verwonderlijk juiste nuanceering, een imposante massa schoon geluid voortbrengt. Juist het tegenovergestelde van hetgeen te zeggen valt van het koor en het orchest dat toch zulke voortreffelijke elementen bevat en zulke roemvolle traditiën heeft bij onze Fransche opera, die overigens, althans bij de opvoering van opera- comiques, niet onverdiend de gunsten van ons publiek blijft genieten. Of dat publiek niet strenger zal worden in zijne eischen, als het door het Duitsche répertoire en door zangers, bij wie de eerbied voor de kunst zwaarder weegt dan de zucht om a tont prix een persoonlijk succes te behalen, wat verder zal gebracht zijn in zijne muzikale ontwikkeling blijft nog altijd de vraag." Aangaande het tractaat betreffende de visscherijen op den Rijn en de bijrivieren, te Mannheim den 27«" No vember gesloten, vernemen wij nader het volgende: de bepalingen bevatten in het algemeen dezelfde voor schriften, welke het koninklijk besluit van 10 October 1853 en de daaruit voortvloeiende provinciale verorde ningen voor Nederland hebben vastgesteld. De voornaamste bepaling is die op de sluiting der vis scherij, welke ongeveer in dezen zin luidt: „Tot bevor dering der zaimteelt wordt een jaarhjksche besloten tijd bepaald, welke voor de zegenvisscherpen van 1 Septem ber tot 1 Januari duurt, en vooralle andere, voor zoover die gelegen zijn tusschen de zee en de grenzen van Hessen, Baden en Beieren, van 1 September tot 15 No vember, voor de hooger gelegene van 15 October tot 1 Januari. Tusschen 1 September en 1 Januari is het verkoopen en vervoeren van kuit- en homrijpc zalm verboden, met uitzondering der voor de piscicultuur bestemde. Boven dien is bepaald, dat alle zegenvisscherijen dagelijks minstens acht uur van de 24 moeten stilliggen, ook daar, waar de vloed geen acht uren duurt of zich in 't geheel niet doet gevoelen. (Deze bepaling, welke een lacune in onze wetgeving aanvult, voorkomt o. a. het altijd dóor- visschen op de Lek en de Waal, tot groot nadeel van de visscherijen niet alleen van onze Duitsche naburen, maar ook van Gelderland en Limburg, en van de vischvangst op de rivier in het algemeen). Verder verbinden zich de Rijnoever-staten voor de be hoorlijke uitvoering van het tractaat te zorgen door de aanstelling van opzichters en commissarissen, welke laatsten in de verschillende staten met elkander in be trekking zullen staan. Ook zullen zij de kunstmatige vischteelt zooveel moge lijk bevorderen. De Badensche regeering heeft op zich genomen een tractaat in denzelfden geest met Zwitser land te sluiten. Een der bepalingen van het tractaat kan voor de toe komst onzer visscherij heilzame vruchten dragen, het verbod namelijk om in alle Rijnoever-staten zeer jonge zalmen te vangen, een misbruik, dat tot dusverre in Baden en Zwitserland op ontzaglijk groote schaal plaats had, waar duizende jonge zalmen werden opgevangen op hun tocht naar zee. Wordt dit verbod streng gehand haafd, zoo zal de vangst op onze rivieren voor 't vervolg aanmerkelijk vermeerderen. (Het Vaderland consblaten. Erkend en toegelaten als consul van Denemarken te Rotterdam, op den voet van Nederlandsch onderdaan, C. M. Viruly. De heer J. J. van der Lip, predikant bij de Nederduit- sche hervormde gemeente te Lensden, heeft voor het beroep naar die gemeente te Cortgene bedankt. Aan een Vlaamsch landbouwkundig blad ontleenen wij het volgende omtrent de middelen welke ter verdel ging der zoo schadelijke rupsen kunnen aangewend worden. De schrijver doet de voornaamste verwoesters der hoornen, onder het rupsenras kennen' zoowel in den staat waarin zij zich nu voordoen als in dengenen welken zij later zullen aannemen, namelijk 1». in den staat van broei of eieren, 2°. van rupsen en 3°. van vlinders. De eerste, de gevaarlijkste soort, is degene welke de geleerden Liparis chrysorrhea noemen. Zij brengt den winter door in de gedaante van kleine rupsjes, verschui lende tusschen de eind- of topbladeren, welke zij met zijden draadjes samenrollen. De bladeren rijzen dus met de andere niet op en maken 's winters die zoogezegde poppen uit, welke de nesten zijn van dit rampzalig ge spuis. Gedurende den rusttijd der hoornen snijdt men deze poppen af met de popsehaar. Het is bijna de eenige rupsenwering welke hier en daar nog al tamelijk wel gedaan wordt; die poppen mogen echter niet aan den voet des boom3 blijven liggen, maar moeten verbrand worden, anders loopen de rupsen met den eersten zonne straal uit en stellen zich wederom in 't vrije. Wanneer de rupsen groot geworden zijn, verschuilt ieder zich in een huisje, dat zij zelf bouwt en komt weinig tijd nadien te voorschijn als een bruin-geelachtige nachtvlinder. Deze legt op zijne beurt eieren, die tot kleine grauw-zwartaehtige rupsjes uitbroeien, op 't einde van den zomer wat aan de bladeren knagen en zich dan, zooals boven gezegd is, met de topbladeren inspinnen. De bombyx neustria of ringelrups, is eene rups met roode en gele strepen, welke veel schade aanricht en voortkomt vaii een kleinen lichtbruinen nachtvlinder, welke in Juli zijne eieren neêrlpgt rondom de dunne rijs jes in den vorm van een ringetje, welk niet slecht gelijkt op een klein vingerhoedje. Op hoogstammige boomen is de verdelgingmoeilijk,omdat men die ringetjes niet goed kan zien. Daarom dient men in de kruin te klimmen en al de geringelde rijsjes af te knippen en te verbranden of te begraven. Liparis dispar legt zijn uitbroeisel op de stammen en aan den voet of in de oksels der dikke takken. Het wijfje overdekt hare eieren inet de wol, welke zij aan ziclizelve ontneemt, om ze tegen koude te vrijwaren. Ieder hoopje eieren heeft tennaastenbij het voorkomen van een stukje fijne spons. Men moet deze nestjes los- krabben, of beter nog, ze met eenen borstel bestrijken,, welke in de petrolie of in de kool- of gasteer gedoopt is. Deskundigen verzekerendat de ringetjes en hoopjes, welke met teer overstreken worden, daardoor vernietigd zijn. Volgens de Nieuwe Rottcrd. courant heeft de officier van justitie te Rotterdam, evenals de veroordeelde Jaco- bus Spanjersberg Jz., hooger beroep aangeteekend van het jl. Dinsdag door de rechtbank aldaar tegen laatstge- noemde gewezen vonnis. In den afgeloopen nacht is op een te Fijenoord lig gend schip, zijnde de Bremerbark Theone, brand ontstaan.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1