M1DDELBURGSCHE COURANT. ff 233. 1869. Maandag 29 November. föinttmlanfr. Verslag van liet verhandelde in de open bare vergaderingen der STATEN VAN ZEELAND, gedurende de najaarshij- eenkomst van 1869. Middelburg 27 November. De geabonneerden der Middelburgsche courant ontvangen gratis bij dit nominer een exemplaar Van het Afzonderlijke afdrukken van dit verslag zijn 40 cent bij de uitgevers verkrijgbaar. PROVINCIE ZEELAND. VERPACHTING VAN TOEEEN. Op Zaturdag den 18 December aanstaande, dès vöor^ middags ten 9 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door" een der leden van gedeputeerde staten, ten raadhuize der gemeente Oostburg, ten overstaan van den Notaris C. le Nobel, worden overgegaan tot de openbare ver pachting, bij inschrijving en afslag, van de tollen op de straatwegen van Breskens naar Groede, van Groede naar Nieuwvliet, van Schoondijke naar IJzendijke en van Oostburg naar Zuidzande. De verpachting zal geschieden voor den tijd van drie jaren in te gaan den 1 Mei 1870. De voorwaarden liggen ter lezing ter provinciale grif fie van Zeeland, en ten raad- of gemeentehuize te Sluis, Breskens, Groede, Nieuwvliet, Oostburg, Schoondijke, IJzendijke en Zuidzande, alsmede aan voormelde tollen. Op gemelde plaatsen kan ook inzage worden genomen van het tarief, van de daartoe betrekkelijke koninklijke besluiten, en van eene handleiding tot toepassing van bet tarief, welke aan eiken pachter ten gebruike zal Worden gegeven. Ook hen die niet hebben ingeschreven staat het vrij te mijnen. Middelburg, den 19 November 1869. De Gedeputeerde staten van Zeeland, B E C IU S, Loco-Voorzitter. S. VAN DER SWALME, Griffier. Bij de heden in de tweede kamer voortgezette alge- meene beraadslagingen over de staatsbegrooting, welke hoofdzakelijk het financieel gedeelte betroffen, werd het Woord gevoerd door de heeren Py Is, Heemskerk Az., van Belden, van Voorthuijsen, Saaymans Vader, Haffmans, de Bruijn Kops en Virnly. In deze zitting is een wets ontwerp tot afschaffing der gijzeling ingekomen. Met betrekking tot de aangekondigde aanbesteding Van het verdiepen vau de nieuwe haven van Middelburg enz, reeds in ons vorig nommer gemeld, blijkt uit de Staatscourant van beden dat de aanwijzing op het ter rein zal worden gedaan den 27™ en 30™ December a., telkens des voonniddags te 10 uren. Door twee mede-bestuurders der vrijzinnige kiesver- eeniging Grondwettige vrijheid en vooruitgang, te Win schoten, is een adres aan de tweede kamer gericht ter ondersteuning van het wetsontwerp tot afschaffing der doodstraf. De Rotterdamsche gemeenteraad heeft jl. Donder dag besloten dat een brug over de Maas voor gewoon verkeer zal worden gemaakt, afgescheiden van de spoor wegbrug en op hoogstens tien meters ten oosten van deze. Voorts heeft de raad besloten, af te zien van het recht om voetpaden langs de spoorwegbrug te leggen. Uit den Haag schrijft men ons „Het slot, zoo al niet de slotsom, van de breede dis cussie der tweede kamer over de Indische begrooting is dan toch geweest dat het den heer de Waal niet gelukt is eene zuivere beslissing te verkrijgen omtrent een ge wichtig beginsel van koloniale politiek: de bestemming van het overschot op den Indischen dienst, na aftrek van de ten behoeve der Nederlandsche schatkist vastgestelde bijdrage. Het amendement Blussé -van Naamen, dat door eene lagere raming der koffieprijzen en de verhoo ging der voorgestelde bijdrage van 10 millioen met ruim een tonne gouds, de strekking had om het excedent voor ditmaal weg te cijferen, heeft mij doen denken aan het amendement Poortman, dat mede moest dienen om een doornachtig vraagstuk te écarteeren en bij slot van reke ning een hoofdbeginsel verlamde. Niet dat ik geloof, dat dit in de bedoeling der voorstellers heeft gelegen. Wel herken ik er iets in van den Hollandschen koopmans- geestydie door éen lid van de kamer (in de koffiekamer gelóóf ik) niet onaardig das werd gekarakteriseerd„hoe rotestantsch een Hollandsch koopman is, toch zou hij het brandhout voor het vagevuur wel willen leveren, als er iets op te verdienen viel." Maar in de opvatting der oppositie werd het beginsel er meê gecompromitteerd en ik zou niet durven beweren dat er ook bij eene fractie van de liberale partij geen arriwe pensee in 't spel was. „Merkwaardig en, met het oog op de vele verdien sten des heeren de Waal, als minister van koloniën, die ons zijne aftreding zeer diep zouden doen betreuren, ook zeer gelukkig is het dat twee invloedrijke leden van de verschillende fractiën der liberale partij, de heeren Fransen van de Putte en van der Linden, samenstemden in het pogen om het amendement zijne politieke bctee- kenis te ontnemen. De vraag, wat er, als het na jaar en dag -want een Indische rekening wordt zoo gauw niet afgesloten blijken mocht dat door hoogere koffieprij zen of door andere redenen, toch een excedent voorban den was, daarmee zal, of zou moeten geschieden, kunnen wij voorloopig laten rusten. Maar de oppositie zal, naar ik hoor, niet laten rusten de quaestie of de minister, na het geleden éekeedat natuurlijk zoo breed mogelijk wordt uitgemeten, niet had behooren af te treden. On dersteld echter dat de geavanceerde koloniale partij daaromtrent met haar instemde, zou het zeker nog al eene lastige vraag wordendoor wien hij zou moeten worden vervangen „Heden vangt de beraadslaging aan over de begroo- tingswetten voor 1870. Naar ik hoor, zullen er tegen de hoofdstukken buiten- en binnenlandsche zaken en justi tie nog al ernstige aanvallen van conservatieve zijde ge richt worden, waarbij het te bezien staat of de betrokken ministers wel altijd zullen kunnen rekenen op den on- voorwaardelijken bijstand der liberale meerderheid. „Mijns ondanks schier, ben ik het aan mijne trouw als kronijkschrijver verplicht nog eens op de onthullings- teesten der vorige week terug te komen. En wel om u mede te deelen dat er, bij de maskerade die zich aan dr. Wap's optocht had aangesloten, dat zij daarvan deel uitmaakte komt mij niet waarschijnlijk voor, sinds de groepen in, op en om de ouderwetsche statiekoets er den schijn, neen het karakter aan gaven eener ondeu gende parodie op sommige hofceremoniën, dat hij die maskerade dan, een ruiter op een hinkend paard figu reerde. Inderdaad, het is alsof men met dat achteraan komende hinkende paard eeno voorspelling of althans eene zinspeling op het oog heeft gehad. Want dat do feestviering door een hinkend paard wordt gevolgd, is maar al te waar, en niet minder waar dat het, evenals het paard van Troje, klassieker gedachtenis, heel wat in zijn ingewanden verborg, dat thans allengs aan het licht komt. „Zoo bracht het onzen wakkeren minister van oorlog, ja het kommandeurskruis van den Nederlandschen leeuw, als souvenir aan zijn öGjarigen diensttijd, maar tegelijk ook de verontwaardiging van een groot deel der natie, militairen en niet-militairen, over de benoeming van een cadet-onderofficier der huzaren tot 2™ luitenant en dat niet slechts zonder examen, maar na tot tweemalen voor dat examen te zijn afgewezen. Men had er niets tegen dat een baron van der Duijn, op den dag dat de va derlandslievende diensten van een zijner voorzaten wer den herdacht, een bijzonder gunstbewijs te beurt viel» maar men vraagt of een minister zijn contraseign had mogen geven aan een benoeming, die zoowel met de ge schreven wet, als met het onbeschreven recht van ande ren in strijd is. Wat mij betreft, ik ben niet zoo vreeselijk verontwaardigd, in aanmerking genomen de altoos dub belzinnige positie van een minister van oorlog tegenover de hoogste macht van het.Iqger. Ook kan ik mij niet voorstellen dat de grijze gene»^! b. v. in de katuer op dit punt zal worden lastig gevallen door de conserva tieve oppositie; wel hoor ik spreken van een anderen aanval, dien hij van die zijde zal hebben te lijden, wegens het gebeurde met het fort te Abcoude. „Maar ik sprak van den inhoud van het hinkende paard. De heer van Kempen, de held der galvanoplastiek. krijgt ook zijn deel. Een apotheker te Utrecht, de heer van der Veer, heeft eene brochure uitgegeven, waarin hij zijne correspondentie met den frabrikant der galva- noplastieke beelden en groepen van het monument me dedeelt en waaruit ik, als leek in de scheikundige we tenschap, meen te mogen opmaken dat er reden bestaat om te twijfelen of de soliditeit van het galvanoplastieke beeldenwerk wel genoegzaam gewaarborgd is door het toegepaste procédéof eigenlijk door de daarbij gebe zigde preparaten. „Het hinkende paard bevat nog meer: o. a. klachten van fabriekarbeiders, die na door hun patroon zedelijk gedwongen te zijn den optocht mede te maken, Zater dags-avonds pijnlijk verrast werdendoor de mededeeling dat hun een deel van hun weekloon voor den verzuimden dag werd afgehouden; klachten van burgers, die zich geërgerd hebben aan de kunstmiddelen, waardoor onze schutters zich voor het nadeel van koude voeten gedu rende den langen tijd vóór het defileeren en voor gebrek aan de noodige geestdrift bij het defileeren hebben trachten te vrijwaren. „Maar genoeg van hetgeen wanklank is in den nagalm der gevierde feesten. Wat ons met zuiveren harmoni- sehen klauk nog in de ooren ruischt, het zijn de tonen van Nicolaï's cantate op de woorden van Nicolaas Beets, de hoofdschotel van hetgeen de kunst in die dagen ter opluistering van het feest heeft opgedischt. Al geef ik toe dat het vers van Beets niet uitsteekt hoven hetgeen gelegenheidsversen plegen te zijn, er komen toch zeer fraaie, recht dichterlijke strophen in voor en het geheel blijkt wel in staat te zijn geweest den componist te be zielen. Er is menige geestige gedachte, menig fijn ge voelde intentie in de muzikale bewerking, en al komt het mij voor dat de instrumentatie hier en daar, ter wille der duidelijkheid en der populariteit wellicht, wat op pervlakkig is, op andere plaatsen, met name in de fuga vau het laatste koor, is de meesterhand hoorbaar. „Aan succes heeft het dan ook niet ontbroken. Jammer genoeg dat, aan de andere zijde, de moeilijkheden, waar mede een orchest- en zangkoordirecteur bij de bestaande muzikale toestanden in de residentie altijd heeft te worstelen, ter dezer gelegenheid zóo lastig zijn gebleken dat zij den doorslag hebben gegeven aan Nicolaï's voor nemen om, ter wille van zijne gezondheid, den dirigeer- staf bij de uitvoeringen der Haagsche afdeeling van toonkunst en op de concerten der maatschappij de Toe komst neder te leggen. „Nu ik de kunst genoemd heb, moet ik hier nog ter loops vermelden dat het bloeiende concert Diligentia in dit seizoen acht concerten belooft, waarop wij o. a. weder den voortrefielijken pianist Carl Tausig zullen hooren. Onze Fransche opera mag zich verheugen in een blijvend succes, dat trouwens meer aan de gelukkige samen stelling van het personeel (altoos uitgezonderd het koor) dan aan de verscheidenheid van haar répertoire te dan ken valt. Op letterkundig gebied hadden wij jl Maandag dr. J. van Vloten, die eene zeer belangwekkende studie over Elisabeth Wolf ten beste gaf, waarvan het alleen mag betreurd worden dat zij meer de scherpte en de geestigheid van den polemischen, dan de verdiensten van den letterkundigen arbeid dier schrijfster deed uitkomen."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1