MIDDELBURGSCHE COURANT. N°- 232. 1869. Zaterdag 27 November. Middelburg 26 November. Benoemingen en besluiten. Onderwijs. Kerknieuws. Marine en leger. Koloniën. Gemengde berichten. In de zitting- der tweede kamer van heden zijn dtj al gemeene beraadslagingen geopend over de staatsbegroo- ting, waaraan werd deelgenomen door de heeren van Kuyk, van Lijnden van Sandenburg, van Houten, van Akerlaken, Beyma thoe Kingma, Bichon van IJssel- monde, van Sypesteijn en Rutgers -van Rozenburg. Het gesprokene betrof hoofdzakelijk den financieelen toestand, terwijl over het algemeen de plannen van den minister werden afgekeurd. Den 13™ Januari a. zal te 's-Gravenhage, ten behoeve der staatsspoorwegen, worden aanbesteedhet verdiepen der nieuwe haven van Middelburg en het afsnijden van de bocht dier haven bij Middelburg. In do zitting der provinciale staten van Groningen van jl. Woensdag is een voorstel van de heeren Mulder en Wijnne, strekkende dat de staten een adres aan den koning zullen richten, teneinde de uitgaven voor oorlog zeer belangrijk in te krimpen en in evenredigheid te brengen met de financieele krachten des volks, met 20 tegen 19 stemmen aangenomen. Blijkens het verslag der afdeelingen had men daar de Vraag: of de provinciale staten tot het indienen van zoo danig adres bevoegd zijn, vrij algemeen in bevestigenden zin beantwoord, doch adviseerde de meerderheid om geen adres in te zenden, daar alles wat geoorloofd is daarom niet oorbaar is. Ook waren er onder de tegenstanders in de afdeelingen die meenden dat men zich van zoodanig adres toch geen vrucht kon voorstellen, maar integendeel met vrij wat zekerheid berekenen, dat in een gewest als Groningen, het de provincie en hare ingezetenen vrij wat kwaad kon en zou doen. De minderheid daarentegen was voor de indiening, omdat het land wordt uitgeput door de uitgaven voor ons defensiestelsel, die militaire belasting van circa 23,000,000, welke som de geheele opbrengst overtreft van al de directe belastingen ad f 21,318,000 en bijna gelijk is aan de gelieele opbrengst van al de acoijnsen ad f 20,300,000, terwijl de opbrengst van al de belastingen, met inbegrip van posterijen, tele- graphie en loterij, ongeveer 70j millioen bedraagt, en dus voor oorlog en marine een cijfer wordt besteed ge lijkstaande met bijna j dier opbrengst; en wanneer men bij de opbrengst der belastingen voegt de bijna 75 mil lioen van de overige gewone inkomsten des rijks, dan Wordt van die som een cijfer van 30 ten honderd ten be hoeve der defensie uitgegeven. Die som nu werd door de minderheid der atdeelingen die in een door haar overgelegd ontwerp-adres de genoemde cijfers aanhaal de niet in evenredigheid geacht met de financieele krachten des lands. leger. Benoemd tot 2™ luitenant: bij het wapen der infanterie, bij het 6C regiment, do cadet G. C. Coster van Voorhout, bij het 7" regiment, de cadet H. Merkus Wil- ler; bij het wapen der cavalerie, bij het 2c regiment hu zaren, de cadet C L. B. A. Looisel, allen herkomstig van de koninklijke militaire academie. belastingen. Op verzoek eervol ontslag verleend aan E. H. Scheidius, uit zijne betrekking van ontvanger der directe belastingen en accijnsen te Wijhe. De gemeenteraad te Nijmegen heeft tot leeraar in de staatswetenschappen aan de inrichting voor middel baar onderwijs benoemd mr. H. W. Ikman van Burck aldaar. De heer G. J. Vos Flz., predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Zevenhuizen, heeft een beroep ontvangen naar Oud-Vossemeer. De heer J. Middel, predikant bij de christelijk gere formeerde gemeente te Gouda, heeft voor het beroep naar die gemeente te Goes bedankt. den dienst der bebakening en kustverlich- Nederlandsch-Indië bestemde stoomvaartuig "ïirgus, waarover, voor den overvoer derwaarts, het bevel isopgedragen aan den luitenant ter zee le klasse G. C C. Thierens, is den 25™ dezer van de reede van Hellevoet- sluis naar zee vertrokken. Bij beschikking van den minister van koloniën, van den 24™ November, zijn, ten vervolge op die van den 30™ Augustus jl., naar aanleiding eener nadere aanvraag van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-Indië, bepaaldelijk ttuWJoorziening in vacatures bij de rechter lijke macht, de heeren m'. J. Doornik, m'. J. D. Rasch, mr. G. van der Jagt, mr. C. Rasch en mr. A. L. Clignett gesteld ter beschikking van den genoemden landvoogd, om te worden benoemd tot rechterlijk ambtenaar in Ne derlandsch-Indië. (Staatscour.) Omtrent den brand in de koninklijke fabriek van waskaarsen te Amsterdam vernemen wij nader het vol gende: De brand is ontstaan in do zoogenaamde koeken kamer, waar eene brandende kaars in aanraking kwam met gesmolten vet. De vlam werd plotseling zoo hevig, dat aan blusschen niet meer viel te denken, en het vuur zich weldra mededeelde aan de distilleerderij Deze ge deelten der fabriek zijn geheel vernield. Het overige werd behouden. Men berekent de toegebrachte schade op ongeveer f 500,000. Diep te betreuren is het, dat door deze ramp ongeveer G00 werklieden tijdelijk zonder be staan zijn. Vóór circa 2 jaren heeft een minder zware brand in deze fabriek gewoed. De schade daardoor ver oorzaakt was thans nauwlijks geheel hersteld. Men vreest dat in het eerste jaar niet aan het hervatten van het werk gedacht kan worden. De brand leverde een prachtig schouwspel op, hetwelk door duizenden werd bijgewoond. Te acht uren was men, met behulp van 9 spuiten, den brand meester. Het Weekblad voor de burgerlijke administratie deelt het volgende mede: Te Deventer is het schrobben der straat verboden de zorg voor het onderhoud der straat was liet motief van dat voorschrift. Thans heeft echter de burgemeester zich verplicht geacht de ophef fing van dat verbod aan den raad voor te stellen, omdat de riolen anders te weinig worden doorgespoeld en daar door, vooral in den zomer, stank verspreiden en verstopt raken; terwijl ook de straten zonder schrobben moeilijk schoon te houden zijn. Met het oog hierop stelt de voor zitter den raad voor, deze bepaling vastte stellen: „Bur gemeester en wethouders verbieden het schrobben bui tenshuis, waar en wanneer zij dit noodig achten. Over treding van dit verbod is strafbaar." Dr. Pons Koolhaas, de kundige redacteur van het „Tijdschrift voor gezond heidsleer," keurt het verbod om de straat te schrobben ten sterkste af, omdat het schrobben de stof wegneemt waarvan men bij droog, en den modder, waarvan men bij vochtig weder last heeft in de straten. En dat de inade ming van dat stof niet bevorderlijk voor de gezondheid kan zijn en dat van reinheid in de woningen te minder sprake wezen kan, naarmate die der straten meer te wenschen overlaat, zal wel geen betoog behoeven. Uit België wordt geschreven, dat eene telegrafische depêche, die door den correspondent der Indópendance uit Suez des namiddags te 5 uur 4G minuten werd verzon den, te Brussel aankwam des avonds te 9 uur 36 minuten. Het bericht was dus in 3 uur 50 minuten uit Egypte ie Brussel gekomen. De Belgische dagbladen verbazen zich over ruik eene snelheid. Maar wat zouden zij dan wel zeg gen, als zij wisten dat bij hunne noordelijke buren telegrafische depêches, die te 's-Graveuhage worden aan geboden des namiddags te 4 uur 40 minuten, te Gronin gen worden ontvangen te 8 uur 3G minuten, en dus op vier minuten na in vier uren tijds dien grootcn afstand afleggen. Over zulk eene snelheid zouden zij waarschijn lijk in sprakelooze bewondering de handen vouwen. (Het Noorden). Dezer dagen had een curieus incident voor de Seine-rechtbank plaats Er werd eene zaak behandeld, waarin als ovei tnigingsstuk een dolkmes was overgelegd. Daar de meerdere of mindere scherpte van dat dolkmes aan den ambtenaar van het openbaar ministerie van in vloed scheen op de strafschuldigheid van den beklaagde, eigenaar van den dolk, zette hij zich de punt tegen den vinger en maakte zich daardoor eene kleine kwetsuur. Benige oogenhlikken later de stukken inziende ontdekte hij tot zijn groote ontsteltenis dat daarin werd beweerd dat de dolk vergiftigd was. In groote gemoedsbeweging werd dus aan den eigenaar gevraagd of die bewering juist was. Deze, die waa schijnlijk wist dat opgaven van beklaagden geen waarde hebben en het in zijn belang achtte om aan het openoaar ministerie alle vrees te ont nemen, bracht zich zelf met den dolk eene wende toe, waaromtrent de president hem opmerkte dat dergelijke bloedige argumentatie niet noodig wasen eene eenvoudige ontkentenis voldoende zou geweest zijn. Misschien deelde hot openbaar ministerie echter deze opinie wel niet geheel- Volgens een bericht uit Belfort, een Fransche stad aan den Opper Rijn, zou door den rechter van instructie daar ter stede 11. Donderdag het lijk van Jan Kinck ge vonden zijn. Het is overbodig te zeggen dat dit bericht slechts onder reserve medegedeeld kan worden. Waren alle berichten omtrent het vinden van genoemd lijk waar, dan zou het wel op ontelbare plaatsen begraven zijn geweest. - St. Oatherina, de beschermheilige der jongejuf- vrouwen, wordt in Frankrijk steeds op aardige wijze herdacht. Gistei en, den dag waarop die heilige gevierd wordt, waren alle kerken in Parijs reeds vroegtijdig gevuld met een dichte menigte vroolijke, lachende jeug dige meisjes in feestgewaad, waar met een godsdienst oefening de feestviering aanving Verder op den dag hadden ook op alle kostscholen allerlei spelen, vermaken en dineetjes plaats. De Courtier des Etats-Unis bevat het volgende af grijselijke verhaal. Een man, genaamd Joachim Fuerter, kleermaker te Brookljjn, is eenigen tijd geleden vermoord gevonden. Men vond zijn lijk in een korenveld en hieuw liet hoofd af om dit bij de instructie der zaak te doen dienen. Zekere Antoine Manrer, uit den Elzas geboortig, wordt van de misdaad verdacht. Men neemt hem in hechtenis en doet hem in staat van beschuldiging stellen. Dat is tot dusver de gewone loop der justitie die gevolgd is. Maar wat niet meer in dien gewonen loop ligt is het gebruik dat door den rechter van instructie van het af gehouwen hoofd gemaakt wordt. Een eerste confrontatie had plaats. Maurer, eensklaps tegenover dit hoofd ge bracht, verbleekt, maar weert de beschuldiging met kracht van zich af. Doch van dat oogenblik begon een helsehe kwelling voor hem. Dat hoofd mei die loodkleu rige tint, die bestorven lippen, die ingezonken oogen, begint hem onophoudelijk te vervolgen; hij vindt het in zijn bed verborgen wanneer hij des n ichts in den slaap zijne ontroering en wellicht ook zijue verwijtingen tracht te vergeten; des middags laat men hem aan tal'el gaan, men licht het kleed op dat de spijzen overdekt en van onder dat kleed komt plotseling liet grijnzende hoofd te voorschijn; hij vraagt water om zich het aangezicht te wasschen, het wordt hem in eer. emmer gebracht, hij wil zich gaan wasschen, bukt en, o gruwel, in plaats van zijn eigen gelaat ziet hij het afschuwelijke hoofd van het lijk op den bodem liggen. „Wij vragen, zegt genoemd blad, of ooit eenige hel- eche geest, ooit, de verbeelding der beëedigde pijnigers uit de zwartste tijden zulke afzichtelijke visioenen uit gedacht heeft om op het gemoed van een beschuldigde te werken, teneinde hem tot bekentenis te brengen. Door zulke middelen heeft men dan ook van Maurer bekente nissen verkregen; drie of vier heeft de ongelukkige afgelegd, maar onsamenhangend, de een van de andere afwijkende." De omstandigheden die den dood van Fuerter verge zelden, ofschoon deze niet opgehelderd zijn zelfs na de veroordeeliug van den beschuldigde, hebben der justitie evenwel voldoende geschenen om tegen Maurer een doodvonnis uit te spreken.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1