MIDDELBURGSC1IE
COURANT.
iV" 227.
Maandag
W
22 November.
1869,
Rij deze couranl belioorl een bijvoegsel, bevallende
Middelburg 20 November.
binnen- en buitenlandsche nieuwstijdingen en staten-
êieneraal.
De leden van de eerste kamer der staten généraal zijn
ter vergadering bijeengeroepen tegen Donderdag 25 No
vember a, des avonds te halt acht uur.
Uit den Ilaag schrijft men ons, 19 dezer:
„Het is mij niet wel mor elijk, nog onder den indruk
van het feestgewoel van eergisteren en terwijl onze
'traten getuigen dat men het zonde zou vinden oin zoo-
Veel oranjelint en zooveel vlaggedoek voor een enkelen
°tithullingsdag to hebben voor den dag gehaald, van dat
°üthullingsfeest te zwijgen. Vergun nnj dus 11 iets van
bien indru.c mede te doelen, te beginnen met het ont
hulde monument zelf.
„Gij weet dat ik mijne grieven heb tegen de wijze,
daarop liet tot stand is gekomentegen den dwang dreu
'Uen den ontwerpers heeft opgelegd om zich gedurig al
Verder van het oorspronkelijke, bekroonde en goedge
keurde plan te verwijderen; tegen de onbillijkheid 0111
de daaruit noodzakelijk voortvloeiende vertraging en
Hridere nadeelen op een van de ontwerpers te wreken.
Kent gij mij zelfstandigheid en eerlijkheid genoeg toe
°ni desniettemin een. onpartijdig oordeel te vellen 'i lk
hoop het, want anders zou ook nnjne verzekering dat in
de conceptie ook nu nog de uitdrukking eener schooae
brtistieke gedachte zicntbaar is' en dat de uitvoering in
"teer dan éen opzicht getu.gt, zoowel van de kunstvaar
digheid der heeren Jaques en Joseph Jacquet, die de beel
den geboetseerd hebben, ais van de bekwaamheid der liee-
ten van Kempen, vaderen zoon, in wier fabriek en onder
Mer leiding die beelden door degalvanoplastiek in brons
2'jn overgebracht, weinig waarde hebben. Inderdaad:
de techniek, zoowel wat de kunst als wat de industrie
betreft, heeft hier een wezenlijken triomf behaald, ik
et'ken het volmondig, al komt mij de opvatting der sym
bolische figuren van de Nederlandsehe Maagd, van den
Godsdienst en van do Geschiedenis meer of min banaal
voor, en al zijn er, wat compositie en teekening betreft,
gewichtige aanmerkingen te maken op de historische
%uren: koning Willem I en het bekende driemanschap.
„Den heer ciimons, die de basreliëfs aan het voetstuk
beeit gebeiteld, ko ut de lof toe van, nadat hij eenmaal
Van het ontwerp was afgeweken, de twee hoofdmomenten
Van 1813: het Oranjehoven en de aankomst van Willem I
°P zijne wijze to hebben durven vertolken. Of de klas-
Slcke meesters met die vertolking vrede zouden gehad
bobben, waag ik echter te betwijfelen.
„Tegen de architectuur heb ut ernstiger bedenkingen
booren opperen, o. a, dat de kroonlijst van het middel
stuk veel te zwaar, de hoogte daarvan boven de beelden
°verdreven, de wijziging van den vorm van het boven-
Sedeelte en de verplaatsing van de wapens der provin-
cd;n van den basis naar den top van het bo - en-tuk niet
gelukkig zou zijn, enz. maar op dit gebied geldt het
vooraldat liet oordeel verder gaat dan de kunst.
„Waarover ik wél een oordeel en, uit kracht der waar
heid, zelfs ecne veroordeeling durf uitspreken, het is
inhoud der opschriften, althans van éen dier opschrif-
ten. Het is onwaar, wat op de voorzijden van het rnonu-
'°eut in gulden letters staat te lezen dat liet „als natio
naal blijk van dank aan hem (Willem I) Nederland's hoofd
CU redder, werd gesticht uit bijdragen in al de provinciën
n de Overzccsche bezittingen verzameld." Bij de op
hoping tot het geven van bijdragen is niet het op-
Uclrten van een gedenkteeken voor Willem I, wél de
vereeuwiging der groote gebeurtenis van 1813: do lier-
Ste'üng van ons volksbestaan als doel gesteld, liet sprak
van zelf dat den man, wien men na die herstelling hare
'(vestiging en handhaving opdroeg, bij die vereeuwi
ging eene plaats, en onrdat die man een prins van Oranje
en koning Willem I is geweest, zelfs eene eerste plaats
toekwam, maar tocli niet verder dan als primus iti'er
paresDaarom kwamen dan ook de mededingende ont
werpen niet in aanmerking, waarb j hot beeld van Wil
lem I middelpunt en hoofdfiguur was gewordendaarom
vindt dat beeld aan dit monument zijn gelijkgewichti-
gen, tegenhanger in de groep van liet bekende drieman
schap; daarom prijkt op den top de Nedeiiandsche maagd
als symbool van het herrezen Nederlandsehe volk.
„Met zulke officieele onwaarheid, die den schijn wij
hopen dat het niets meer dan schijn is, heeft van uit
laffe vorsten vleierij te zijn ontsproten, bewijst men ons
vorstenhuis inderdaad een slechten dienst. Evenzeer als
met, zooals professor van Oosterzee in zijne, van zijn
standpunt overigens voortrede.ijke en door vorm en
beeldrijkheid uitmuntende toespraak, heeft gedaan,
de onderstelling uit te spreken dat Neêrland's onafhan
kelijkheid en bloei onder en door Neêrlands verbond
met Oranje, worden bedreigd door vijanden van binnen.
Wederom onwaarheid: er zijn voor liet luns van Oranje
geen erger, misschien geen andere vijanden dan die,
welke het in zicli zei ven zou kunnen hebben, dan die
welke het heeft in dezulken, die het willen diets ma
ken dut al wie ecne andere politieke richting is toege
daan dan zij zeiven, noch liefde voor zijne personen, noch
eerbied voor zijne rechten bezit.
„Na liet feit der onthulling en na de toespraak, bij die
gelegenheid gehouden, is overigens„de optocht" jl.'Woens
dag de grootc zaak van den dag gefeest. Zie, ik heb van
de tribune af, dien optocht voorbij de koningsloge zien
defileeren en ik heb iets in het oog voelen opkomen bij het
ietwat links, maar juist daarom zoo treffend, aanbieden
van bloemruikers door de weeskinderen en bij liet waar
dig en moederlijk aannemen dier bloemruikers door onze
koningin; ik heb getinteld bij de geestdrift van onze
Hollandsclie jongens, ruwe werklieden, wakkere schutters,
eerlijke visschers, onversaagde zeerobben, die hunne
vorsten zoo trouwhartig toejnbeldenmaar ik heb ge
lachen bij de verschijning van dien bespottelijk toege-
takelden feestwagen met zijn opgezettcn leeuw op den
top, zijne onbehagelijke maagdenrij, zijne vazen met wal
menden wierook
„Maar genoeg reeds van den woeligcn feestdag. Ik
spaar 11 alle uitweidingen over de „schitterende" illumi
natie, die bijna algemeen was en die „in de beste orde"
zou afgeloopen zijn als er niet eenige kwajongens waren
geweest, die in afgelegen wijken, bij ben die geen lust
of geen geld hadden om het gemeentebestuur „aange
naam" te zijn, de glazen hadden ingegooid. Werkelijk:
een heldendaad, die bewijst dat men nog wat anders
durft voor vaderland en vorst dan jeneverdrinken en
brullen langs de straten.
„Op politiek gebied heb ik u, na mijn vorig schrijven,
niets nieuws te melden. De tweede kamer zet nog altijd
de beraadslaging over de Indische begrooting voort. Wat
ik er u reeds van schreef blijft waar, wat ik er van ver
wachtte heeft zich bevestigdde vaste bijdrage is het
terrein bij uitnemendheid, waarop zich de conservatieve,
geavanceerde en ministerieele krachten met elkaar zul
len meten. Maar dat de strijd zoo lang moet duren en
dat ieder er over wil en moet meepraten, dat is zeer
onvermakelijk en voor 's lands belang geenszins bevor
derlijk Er is nog zooveel te doen dat men zich waarlijk
wel wat haasten mocht!"
Uit Amsterdam schrijft men ons:
„De zalen van Arti et Awicitiae bieden ons, sedcit
eenige weken, weder eene tentoonstelling van kunstwer
ken aan. Wat deze maatschappij bewogen heeft om,
terwijl zoo vele maanden achtereen onze stad, ter gele
genheid der Internationale nijverheidstentoonstelling,
door duizende vreemdelingen is bezocht, geene expositie
te houden, is mij onbekend en ook vrij onverschillig
alleen geloof ik dat de belangen der Nederlandsehe
kunstenaars daardoor juist niet zijn bevorderd. Dit daar
gelaten, kan ik overigens slechts met genoegen consta-
teeren, dat men er in den laatsten tijd een weinig van
teruggekomen is, om de markt als het ware met kunst
tentoonstellingen te overvoeren. Vooral die in Arti et
Amicitiae moeten niet ai te menigvuldig plaats hebben.
Zij onderscheiden zich toch in den regel van die, welke
om de twee jaren in ons akademiegeboiuv worden ge
houden, doordien ze slechts hij uitzondering vreemde
kunstproducten aanbieden. Terwijl in het zoogenaamde
Oudemannenhuis (academie) in den regel geheele zalen
met Frausche, Duitsche en Belgische kunst zijn opge
vuld, vindt men in Arti zelden meer dan een half dozijn
oud-IIollandsche kunstproducten,aan wie dan ook slechts
bij uitzondering, hoe verdienstelijk ze soms mogen zijn,
een eereplaats wordt afgestaan. Wat zal men zeggen
de maatschappij is opgericht door, en in het belang van
Nederlandsehe kunstenaren, en misschien was de wezen
lij ke of ingebeelde achteruitzetting van den inboorling
tegenover den vreemde, bij de groote tentoonstellingen
wel eene voorname oorzaak van het stichten dezer maat
schappij. Hoe het zij, ze heelt succes op haar streven
gehad, ze heeft belangstelling in de Nederlandsehe kunst-
aangekweekt, ze beeit een fonds bijeengebracht voor de
nagelaten bctiekkingen der kunstenaren, ze heeft in
éen woord in vele opzichten uitmuntend gewerkt. Even
wel heeft ook déze medaille hare keerzjde. Wij willen
gevraagd hebben: is bet werkelijk 111 bet belang van
den kunstenaar, op den duur tentoonstellingen te hou
den van nagenoeg uitsluitend ilollandsche kunst? Voor
de artisten zeiven zeker niet. Voor hen is het van be
lang juist velerhande opvattingen onder het oog te
krijgen, en waarlijk de Nederlandsehe al tisten, die zich
in het buitenland gevestigd hebben zijn niet het luimt
gelukkig geweest. Ary Scheffer Alma Tadema en ande
ren zjn zoovele krachtige bewijzen. Wij gaan echter
verder,ook voor de belangstelling van hetgroote publiek
is een altijddurende vermissching, die op den duur
slechts te verkrijgen is door het zien van schilderijen
van allerhande kunstrichting, bepaald behoefte. Die
algemeene belangstelling nu is tevens groote bchoeite
voor den kunstenaar.
„Of zouden de Nederlandsehe schilders werkelijk mee-
nen in staat te z.jit de belangstelling bij ons levendig te
houden, in waarheid, wij hebben talenten in overvloed
en ook de thans geopende tentoonstelling is daar om het
krachtig aan te toonen. Het mag echter niet ontkend
worden dat ze er tevens op wijst, hoezeer de meesten
zich bewegen in een betrekkelijk kleinen kring, zoodat,
wanneer men eenmaal hunne producten beeit aanschouwd
men zoo ten naastenhij weet. wat de volgenden te zien
zullen geven is dit volstrekt te veroordeelen Alsof
niet juist daardoor de meesten hunner eene geacheveerd
heid, een meesterschap verkrijgen, alleen in staat om een
kunstproduct tot een meesterstuk te verheffen. De kunst-
genieën, die ons verbazen door liet aangrijpen der meest
uiteenloopende onderwerpen, zijn zeldzaam, en het is de
vraag oi wij er wel een enkelen van dat hooge standpunt
kunnen aanwijzen. Wellicht zou Itocliussen, misschien
ook Israëls (al heeft deze laatste zicli wat te lang in de
visscherswereld bewogen) dat ideaal nog het meest
nabijkomen. Wij vinden echter van deze mannen thans
niets.
„Wat is nu der lrixt/e Rede kurzer Sinn? Dat de thans
geopende tentoonstelling er zeer goed uiiziet, en toch
zeer weinig belangrijk is voor ons, wat Hollaudsche kunst
betreft, Zant soit pea Ltasé publiek.
„Zeer zeker, liet doek van ten Kate is charmant van
conceptie, fijn van penoeelsbewcrkiug, ja het heeft alle
eigenschappen, die wij in zijne producten waardeeren,
maar datzelfdeneen, toch niet, dat zou te kras zijn,
een dergelijk stuk hebben wij ontelbare malen van hem
gezien. Die landschappen van van Borselen zijn beider
en tevens po.tisch van opvatting, de hoornen vooral zijn
uitmuntend, maar het is alsof elke twijg, elke wolk, alsof
alles ons toewaait: van Borselen Het eigenaardig groen,
de plat natuurlijke voorstelling der van der Maatens zijn
als de weerklank, n i e t zijn echo der vroegere tonen van
dien meester. Wie kan beter een gracht of straat, met
hare levendige stoifage voorstellen dan Sprenger,
alleen hij zelf kan het ook niet nog voortreffelijker, dan
hij reeds zoovele jaren beeft gedaan. De bloemen van