Gemengde berichten. Thermometersland. Staten-generaal. zijn opzicht aan den Molendijk liepen, in den uier heeft gestoken en bovendien in eene speen heeft gesneden met een mes, en dit moedwillig heeft gedaan. In deze zaak heeft de arrondissements rechtbank te Zierikzee, bij vonnis van 1 October jl., het openbaar mi nisterie niet ontvankelijk verklaard in zijne vervolging van Cornelis van Zetten, ter zake der feiten omschreven in het hem den 1CM September jl. door den rijksveld wachter L. van 'tHof beteekend bevelschrift, de kosten te dragen door den staatop grond dat volgens art 8 sectie 7 titel 1 der wet van 6 October 1791 de vervolging van landelijke wanbedrijven uiterlijk binnen éene maand moeten worden ingesteld, op straffe van verval der be voegdheid tot vervolging, en dat in casu de vervolging, blijkens de aan den beklaagde op den 3(M September 11. beteekende akte van dagvaarding, eerst na verloop van meer dan éene maand na het plegen van het feit is inge steld. Op het door den officier van justitie ingesteld hooger beroep heeft het hof, rechtdoende in hooger beroep en hij verstek, bovengemeld vonnis vernietigden den officier van justitie ontvankelijk verklaard in zijne ten deze ingestelde strafvervolging, en voorts den geïntimeerde schuldig verklaard aan het op eens anders grond kwaad willig en voorbedachtelijk verwonden van een koebeest, gepleegd met oordeel des onderscheids, en hem te dier zake veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 14 dagen en eene geldboete van f'iO, met subsidiaire gevangenis straf van 3 dagen en in de kosten der procedure, zoo in eersten aanleg als in hooger beroep gevallen. -Johannes Elisa Droogendijk, oud 53 jaren, herber gier, wonende te Kapelle bij Zierikzee beklaagd ter zake van oplichting, zooals is gemeld in het nommer dezer courant van 8 October jl, n». 183 is hij vonnis der arrondissements-rechtbank te Goes dd. 20 September jl. schuldig verklaard aan het met gebruikmaking van valsche qualiteiten en door zich van bedriegelijke mid delen te bedienen om de hoop te verwekken ten aanzien van eenigen uitslag van zaken, zich gelden doen afgeven en alzoo zich bedriegelijk meester te maken van eens anders bezittingen, en te dier zake veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf van 6 maanden, eene geldboete van [25, bij wanbetaling na daartoe te zijn aangemaaud, te vervangen door eene cellulaire gevangenisstraf van 7 dagen en in de kosten van het rechtsgedingmet bevel tot vernietiging der voorwerpen die gediend hebben tot het plegen van het misdrijf; terwijl hij is vrijgesproken van het eerste feit hem ten laste gelegd, .als zijnde niet bewezen. Op het namens den veroordeelde en den officier van justitie ingesteld hooger beroep heeft het hof bovenge meld vonnis vernietigd, op grond dat de rechter a quo de vormen, bij art. 211 van het wetboek van strafvorde ring op straffe van nietigheid voorgeschreven, heeft verzuimd, en op nieuw rechtdoende, verklaard dat het eerste aan den beklaagde ten laste gelegde feit niet is bewezen en hem daarvan vrijgesproken, doch hom schul dig verklaard aan het tweede hem ten laste gelegde feit van oplichting, door zich door een ander gelden te doen afgeven, met behulp van bedriegelijke middelen, welke moesten strekken om de hoop te verwekken ten aanzien van eenigen uitslag van zaken, en zich alzoo bedriegelijk van eens anders bezittingen meester te maken, en te dier zake, onder aanneming van verzachtende omstan digheden, veroordeeld tot eene cellulaire gevangenisstraf van drie maanden en eene geldboete van 25, met sub sidiaire gevangenisstraf van 3 dagen cellulair, en in de kosten der procedure in beide instantiën gevallen, met bevel tot vernietiging der voorwerpen, gediend hebbende tot het plegen van het misdrijf. Maandag middag had in een winkelhuis op de Kaas markt te Rotterdam een gas-ontploffing plaats, waarhij een der bedienden zich deerlijk 't bovenlijf verbrandde, terwijl een tweede lichtere brandwonden bekwam. Maandag is te Neuwied het huwelijk voltrokken tusschcn vorst Karei van Romanië en prinses Elisabeth. De koningin van Pruisen, prinses Wilhelm van Baden en de Russische ambassadeur te Parijs woonden deze plechtigheid bij. Het feit, dat dezer dagen een fabriek van Holland- sche boter in de city van Londen is ontdekt, geeft veel stof tot klachten. Men zal zich herinneren dat het fabri kaat bestaat uit fijngewreven vet, vermengd met palm olie. Dit mengsel wordt naar Nederland verzonden, daar wordt het vermengd met wat boter en komt vervolgens als „Hollandsche boter" aan de markt. De bladen meenen dat, zoo de Nedeilandsche handelaren er prijs op stellen den goeden naam hunner boter in eere te houden, zij zich niet moeten leenen tot zulke praktijken. Onder de paarden der Belgische cavalerie is een soort van typhus-koorts uitgebroken, waaraan binnen weinige weken een tweehonderdtal paarden gestor ven zijn. Het zoontje van prinses Margaretlra, wier beval ling Zaterdag plaats heeft gehad; is gedoopt met de namen Victor Emmanuel Ferdinand. In de Fransche stad Limoges is in den nacht van Vrijdag op Zaterdag een hevige brand uitgebarsten. Te drie uren in den nacht begonnen, was men de vlammen eerst in den namiddag van Zaterdag meester. Drie rnen- schen zijn hij dezen brand omgekomen, en verscheidene der pompiers gekwetst. De schade wordt op een millioen franken geschat. Zaterdag is te Amsterdam door de ambtenaren der in- en uitgaande rechten eene zeer belangrijke sluikpartij ontdekt. Zij hebben namelijk aan boord van een aldaar op den Amstel liggend Rijnschip een groot aantal fusten gedistelleerd gevonden, welke onder steenkolen waren verborgen. Niettegenstaande het scheepsvolk de vaatjes meerendeels den bodem had ingeslagen, zijn de ambte naren er in geslaagd zich meester te maken van nage noeg 12 a 15 hektoliters gedistelleerd en 12 ankers wijn, welke tegelijk met het schip in beslag zijn genomen. Te Utrecht is door theologanten en juristen een Debating-club opgericht voor de christelijk-historische richting; hare eerste vergadering werd geopend door- prof. de Geer van Jutphaas, met eene redevoering over de tegenstelling van humanistisch en cliristelijk-liisto- risch staatsrecht. Het Algemeen dagblad van Nederland meldt: De Algemeene kiesvereeniging voor Nederland, te Utrecht, liquideert. Haar bestaan is kort geweest en sedert de geboorte leed zij aan de tering. Hetzelfde kan ook ge zegd worden van het Constitutionneel gezelschap. Men weet hoe in België, evenals vroeger in Frank rijk, eene groote oppositie gevoerd wordt tegen art 1781 van het Belgisch burgerlijk wetboek, luidende: „De meester wordt op zijn woord geloofd, ten aanzien van de hoeveelheid van het bedongen loon, ten aanzien van de betaling der huur van het verschenen jaar en ten aanzien van hetgeen op rekening der huur over het ioopende jaar gegeven is". Men drong reeds lang op de afschaffing van dit artikel aan en beschouwde deze wetsbepaling als bespottelijk met het oog op de grondwet, welke in art. (i bepaalt dat alle Belgen gelijk zijn voor de wet. Le Couseil des pvud'hommes te Brussel is dezer dagen bij vonnis nog eene schrede verder gegaan en heeft, op grond van art 6 der constitutie in verband met art 138: dat alle wetten, decreten, besluiten, reglementen en andere met de constitutie strijdige bepalingen zijn opge heven, art. 1781 afgeschaft verklaard. Wij lezen in dat vonnis de volgende, met het oog op de ten aanzien van deze en dergelijke quaestiën bestaande gevoelens, zeer merkwaardige overweging: Overwegende dat, tenzij men onderstelle dat het congres zich zou hebben bepaald tot eene ijdele uiting van beginselen, nood zakelijk moet worden aangenomen dat het uit de wetgeving des lands alle bepalingen heeft willen wegnemenwaarvan de toepassing tengevolge zou hebben het illusoir maken van de aan alle burgers, zonder onderscheid van rang of klasse, gewaarborgde rechten. Overwegende dat de bepaling duidelijk in strijd is met art 6 der constitutie en met de door het nationaal congres geproclameerde beginselen. Op deze gronden rechtdoende verklaart de raad eenstemmig dat art. 1781 van den code civil is afgeschaft door de constitutie. 16 Nov. 's av. 11 u. 50 gr. 17 'smorg. 7 u.49gr.'smidd.l n.54gr.'sav. 6u.51gr. TWEEDE KAMEK. Zitting van Dinsda» 11 November. Ingekomen stukken; voortzetting beraadslaging Indische begrooting. Onder de ingekomen stukken bevindt zich ook een van den schout bij nacht Andreae, kommandant der zee macht in Indië, waarbij hij verzoekt dat een onderzoek ingesteld worde naar de hem toegestane vergoeding voor overtocht naar Indië met de mail. De beraadslaging over de Indische begrooting wordt hervat. De heer Dumbar verklaart zich tegen het gisteren door den heer Nierstrasz voorgedragen amendement; nu het besluit eenmaal door den koning gesanctioneerd is dat de pandjeshuispacht met 1870 zal afgeschaft worden, meent hij dat de aanneming of verwerping in den stand der zaak toch geene verandering kan brengen. De heer Heemskerk Az. erkent het volkomen recht des konings, om veranderingen in de belastingwetten in Indië te brengen en acht daarom ook het amendement, waarbij op dat besluit zou teruggekomen worden, onaan nemelijk. Na verdediging door den lieer Nierstrasz van zijn voorstel, verklaart de heer van de Tutte dat hij bet eens is met den heer Heemskerk omtrent 's konings recht tot het nemen van bedoeld besluit van afschaffing eener belasting, maar hij wijst er bovendien op dat de discussiën,inhet vorige jaar over dit onderwerp gevoerd, genoegzaam den minister aanleiding hadden gegeven om een dergelijk besluit te provoceeren. Hij raadt den voorsteller van het amendement, evenals de heer van Goltstein, aan om het in te trekken. Hij herinnert tevena aan hetgeen in 1866 gebeurd is ten aanzien van de af kondiging van eene ordonnantie omtrent het afschaffen der heerediensten aan de hoofden. Volgens hem was de regeering toch ook volkomen in haar recht geweest maar het afkeurend votum der kamer moest aftreding van den minister (die echter reeds om andere redenen had plaats gehad) en intrekking van liet besluit onver mijdelijk ten gevolge hebben. De heer de Brauw be treurt dat de heer van de Putte de quaestie op een poli tiek 'terrein gebracht heeft, terwijl de heer van Eek zich verklaart tegen de afschaffing eener belasting in Indië zonder equivalent, waar hier te lande juist aan equiva lenten zoo streng de hand wordt gehouden. Spreker blijft volliouden dat Nederland recht heeft op baten uit Indie, en beklaagt zich dat hij van den minister zoowel ditmaal als ten vorigen jare geen antwoord heeft beko men op zijne opmerkingen ten aanzien van equivalenten voor inkomsten die door de schatkist in 't vervolg niet meer zullen geïnd worden. De lieer Hasselman verdedigt de pandjeshuispacht, de afschaffing blijft hij niet in het voordeel van den inlan der achten. De minister verdedigt op nieuw dezen maatregel. Het amendement van den heer Nierstrasz, om bedoelde inkomst weer onder de raming der middelen in Indië te brengen, wordt daarop verworpen met 54 tegen 13 stemmen. Zonder discussie worden verschillende onderafdeelin- gen der wet op de middelen (hoofdstak IImiddelen in Indië) goedgekeurd en daarna het wetsontwerp in zijn geheel aangenomen met 48 tegen 19 stemmen. Tegen stemden de heeren van Wassenaor, van Sijpesteyn, Bor- ret, Vader, Hoffman, van Nispen, de Casembroot, van Lijnden, Kien, van Eek, Luyben, van Kuijk, Smitz, Be- gram, Heemskerk Az., Haffmans, Insinger, Nierstrasz en Hasselman. Daarna komt in beraadslaging de wet op de middelen (Hoofdstuk I). De heeren van Naamen en Blussé achten den geraainden prijs van de koffie te hoog-, met het oog op de in den laatsten tijd opgedane ervaring-. Laatstgenoemde stelt daarop als amendement voor, den prijs der koffie volgens den staat van raming bij deze wet gevoegd op 40 cent per kilo begroot, te verminderen met 2 cent en dus te brengen op 38 cent, Dc minister persisteert bij zijne raming,als zijnde het gemiddelde over de laatste tien jaren. De voorzitter meent dat een derge lijk amendement niet kan vastgesteld wordenomdat het geen artikel der wet betreft, maar alleen een staat waarnaar in de wet verwezen wordt. Na eenige discussie over de al of niet bevoegdheid der kamer om een voor stel in den geest van dat van den heel' Blussé te doen, stelt de heer Fokker voor, om deze quaestie af te snijden, de verwijzing in art. 2 der wet op de middelen naar den staat van raming te doen vervallen. Daardoor zou de quaestie van het al of niet te laag ramen van enkele pos ten onaangeroerd blijven. Dit amendement wordt met 64 tegen 12 stemmen aangenomen, tengevolge waarvan het amendement Blussé wordt ingetrokken. Bij de behandeling van den post houdende bijdrage van Indië aan de middelen in Nederland ad 10,000,000, verklaart de minister dat er geen sprake is van een vaste bijdrage, want telken jare moet deze post door de wet gevende macht worden vastgesteld. Volgens den heer van Goltstein is eene dergelijke bijdrage in strijd met de comptabiliteitswet, volgens welke de Indische inkomsten en uitgaven verklaard zijn staatsinkomsten en uitga ven te wezen. De heer 's Jacoh wijst op de geschiedenis van het vroegere zoogenaamde batig slot, dat voortvloeide uit realisatie van gouvernementsproducten; het thans voorgedragen bedrag, als bijdrage, is niets anders dan eene raming van een onzeker overschot op de inkomsten na aftrek der uitgaven in Indië. De heer Moens treedt daarop in eene breedvoerige be schouwing over de rechten van Nederland en zijne ver plichtingen jegens Indië. Tot dusver is te veel van Indië geprofiteerdhij wenseht dat men eindelijk eens zal inzien dat Indische inkomsten ook voor Indische be hoeften moeten bestemd blijven.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2