De heer de Kruyff kon een der door den heer van der
Hijden aangevoerde gronden, als zou de verkoop der
aken de concurrentie tegenhouden, niet toestemmen. Hij
was van een tegenovergesteld gevoelen, wenschte de
aken te doen verkoopen, in ieder geval niet meer ten
laste van de gemeente te doen blijven. Ook ten aanzien
van alle gereedschappen strekte hij zijn wensch uit,
vooral in verband met het besluit vau den raad om alles
te doen aanbesteden.
De heer van der Hijden repliceerde hierop door te
vragen welke vreemde aannemer voor een werk van
2500 a 3000 zal inschrijven, te meer wanneer dit werk
over 7 a 8 maanden loopt, reden waarom hij de aken als
waarborg tegen afhankelijkheid ten opzichte van eenigen
aannemer wilde behouden.
Hierna stelde de voorzitter voor den post te roieeren
en in het begin van het volgend jaar alle werktuigen,
die eigendom der gemeente zijn, te doen verkoopen)
welk voorstel met 3 tegen 11 stemmen aangenomen werd.
Tegen stemden de heeren Kleijnhens, van der Hijden en
de Groof. Behalve met/159 van de te hooge uittrekking
voor 4 meerpalen wordt het artikel thans hierdoor ook
nog met 60 verminderd.
Ten aanzien van de door de commissie gemaakte be
denking omtrent den post voor twee leggers der keibank
bracht de voorzitter in het midden dat den gemeente
bouwmeester last gegeven was den toestand der keibank
te onderzoeken, en dat deze gerapporteerd had dat ver
scheidene palen door den paalworm verteerd waren en
dat het zeker 900 zou vereischen om de beschoeiing
wederom in goeden staat te brengen. De commissie van
fabricage had toen verklaard dat deze som te groot was
in aanmerking van het nut van hetgeen daarvoor gedaan
werd. Al vereisckte het grootere som oordeelde zij het
beter eene beglooiing te maken en de bestaande be
schoeiing weg te breken.
De heer Schraver verklaarde zich niet tegen den po9t
van 1155, maar tegen hetgeen daarvoor verricht werd.
Het vorig jaar is de keibank onderzocht en vond men
dat verscheidene leggers door den paalworm verteerd
werden, dit zal zijns inziens dit jaar nog in grootere
mate het geval zijn. Door eene beglooiing te maken nu
versterkt men den toestand niet, hetgeen zijns inziens
niet wenschelijk is, en waardoor het mogelijk kan zijn
dat men in 1871 en 72 eene aanvraag voor een nieuwe
keibank deed. De gemeente kon volgens hem, wanneer
de voorgestelde werken aan de keibank uitgevoerd
werden, niet verantwoord geacht worden wanneer de
keibank eens brak. Hij verklaarde" zich dus tegen de
wijze waarop de uitgetrokken som besteed zou worden.
De heer van der llijden was het met den vorigen spre
ker geheel eens. Hij had in de commissie van fabricage
voorgesteld de keibank in goeden staat te brengen,
hetgeen volgens hem 2500 zou kosten. Hij verklaarde
over deze zaak deskundigen gesproken te hebben, die
van dezelfde meéning waren.
Na eenige opmerkingen tusschen de heeren Schraver
en van der Hijden gewisseld verklaart de heer de Kruyff
niet met het door den heer van der Hijden aangevoerde
in te stemmen. Zijns inziens kan de keibank met eene
kleine herstelling nog wel 3 a 4 jaren in stand blijven;
wel stemde hij toe dat, indien men overging tot het
maken van eene keibank met beton, men er voor altijd
van af was, doch daartoe kon men later overgaan. Wat
betreft het door den heer Schraver aangevoerde omtrent
de verantwoordelijkheid voor mogelijke ongelukken,
verzekert hij dat kort geleden nog zware schepen op de
bank gelegen hebben, zonder dat eene verzakking dei-
leggers te bespeuren was. Hij geloofde zich tegen het
voorgestelde te moeten verklaren.
De voorzitter stelde voor op de begfooting een provi-
sioneelen post van 750 uit te trekken.
De heer van Uije Pieterse wenocht echter /1150 uit
te trekken. Hij keurde het wegnemen der beschoeiing
goed, en meende ook dat het tweede gedeelte van het
voorstel, om namelijk de leggers door middel van f 130 in
goeden staat te bengen, wenschelijk ware. Het ergste dat
met die som kon geschieden, was dat zij bleek ir. het
water geworpen te zijn. Hij geloofde echter dat de bank
er wel 1 a 2 jaren in goedeu staat door zou blijven. Hij
grondde zich hierbij op het rapport van den gemeente
bouwmeester, waaraan naar zijne meening wel geloof
diende gehecht te worden. Hij wenschte daarom de pos
ten te laten zooals zij uitgetrokken waren.
De heer Kleijnhens was van oordeel dat het den leden
gemakkelijk zou vallen hunne stem te regelen, indien
het dagelijksch bestuur verklaarde dat door uitvoering
van hun voorstel de keibank voor het loopende jadr in
goeden staat zou blijven.
Hierop werd door den voorzitter geantwoord dat ge
noemd bestuur die verklaring wil afleggen op grond
van hetgeen door den gemeente-bouwmeester gerappor
teerd is, doch dat het zich niet voor mogelijke ongeluk
ken verantwoordelijk kon stellen, met welk antwoord de
heer Kleijnhens, volgens zijn zeggen, zijn verlangen be
vredigd achtte.
De heer Schraver was het noch met den heer Kleijn
hens, noch met den heer van Uije Pieterse eens. Die
130 mogen voor leggers dienen, maar het fondament,
waarop deze geplaatst zullen worden, deugt niet: het is
verteerd. Hij verklaarde zich nogmaals niet tegen de
som, maar wenschte die te bezigen tot verbetering van
de keibank zelf.
De heer Laernoes meende ook dat alles weggegooid
zou zijn indien de keibank zelf niet hersteld werd.
De heer Kleijnhens meende dat het zeer moeilijk voor
de niet deskundigen onder de leden was om in dezen te
beslissen. De gemeente-bouwmeester heeft tot bet be
kende voorstel geadviseerd, hij kan zich nu hiet tegen
de ten aanzien van dat voorstel gemaakte bedenkingen
verdedigen. De mogelijkheid bestaat dat de bouwmeester
zich vergist, maar het tegenovergestelde kan ook het
geval zijn. Met den heer van Uije Pieterse meende hij
dat het ergste kon zijn dat na verloop van tijd de toe
stand der keibank na de gedane herstellingen niet vol
doende zou blijken te zijn, waarin alsdan voorzien zou
kunnen worden.
De voorzitter stelde thans voor, den post vau 130 te
laten zooals hij is, en de beschoeiing door de commissie
van fabricage te doen onderzoeken, waarna zoo noodig
voorstellen tot het beschikbaar stellen van eene grootere
som zouden kunnen gedaan worden. Zonder hoofdelijke
omvraag vereenigde men zich met dat voorstel.
Art. li (daggelden werklieden gemeentewerken
1706.50) werd op voorstel der commissie van financiën,
met 125.20 verminderd, omdat de timmerman A. Meskes
niet meer al die werkzaamheden kan verrichten die van
een krachtig werkman kunnen gevorderd worden, en
wordt dit artikel alzoo op /1581.C0 gebracht.
Bij art. 2, afd. II, (het maken van eene helling aan de
keibank en het verplaatsen van de vleugelbesckoeiing
/1155.) merkt de heer Laernoes op dat het zeer te bejam
meren was voor de stad dat aan de keibank een helliug
gegeven werd. Hij herinnerde hoezeer de vroeger daar
bestaande werf verfoeid werd, en nu gaat men wederom
een talud, maken.
Verscheidene leden gaven daarna nog hun gevoelen
over den post te kennen, waarna de voorzitter voorstelde
den post tot een bedrag van 1155 op de begrooting te
laten, zonder bepaald uit te maken op welke wijze daar
van ten aanzien van de keibank zal worden beslist.
Met algemecne stemmen werd aldus besloten.
Hoofdst. III, kosten van onderhoud en aanleg of ver
nieuwing openbare gebouwen enz. 15887.40 werd alzoo
vastgesteld op 15543 20.
Hoofdst IV, onderhoud gemeente-eigendommen, /690,
Hoofdst. V, renten en aflossing geldleeningen, /1C064.16,
en hoofdst. VI,verdere volgensde gemeentewet verplichte
uitgaven, /5391.72, werden onveranderd goedgekeurd.
Bij hoofdst. VII, art. 1, toelage ter bestrijding kosten
schutterij 1882.51.}, had de commissie eenige beden
kingen gemaakt tegen de hooge kosten voor kleeding
en bureaubehoeften, welke burgemeester en wethou
ders in hun antwoord getracht hadden te wederleggen.
De heer van der Os kon zich niet vereenigen met de
meerdere uitgaven die sedert eenige jaren voor de schut
terij besteed worden. Hij wees ook op de gemeenten
Zierikzee en Middelburg, waar de kosten aanmerkelijk
minder bedroegen. Hij wenschte daarom dat de aan
schaffing der nog ontbrekende uniformen over twee
jaren verdeeld werd.
De voorzitter wees er op dat de nu nog afwezige,
grootendeels zeevarende schutters bij hunne terugkomst
toch uniformen gereed moesten vinden.
Wat de bureaukosten 150) betreft merkt de heer
Ockers op dat het hem bevreemdde dien post, in verge
lijking met vroeger, 3 malen verhoogd te zien. Hij zou
eene vermindering met 50 wenschelijk achten.
Op de vraag des voorzitters of de heer Ockers van die
vermindering een voorstel maakte, antwoordde deze
bevestigend, en verklaarde de heer Mestdagh het te
ondersteunen.
Vooraf werd echter beslist omtrent het voorstel van
don heer van der Os om de aanschaffing der uniformen
over twee ja'ren te verdeelen en de daarvoor uitgetrokken
som alzoo óp de helft tc brengen.
De stemmen staakten echter hierover, daar 7 leden
zich voor, en 7 zich tegen verklaarden. Tegen stemden
de heeren Pot, van Uye Pieterse, Oallenfels, Verkuyl
Quakkelaar, Hector, Kleijnhens en Schraver. De voor
zitter deelde mede dat de post behouden zou blijven
onder kennisgeving dezer stemming aan gedeputeerde
staten.
Ten aanzien van het voorstel van den heer Ockers
kwam het den heer Hector wenschelijk voor dien post te
behouden en burgemeester en wethouders uittenoodigen
om naar de redenen der verhooging onderzoek te doen-
Het voorstel van den heer Ockers in stemming gebracld
werd met 10 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen ste®'
den de heeren Pot, Verkuyl Quakkelaar, Hector en
Kleijnhens.
Een voorstel van burgemeester en wethouders om <le
kleeding voor de politie, nachtwakers enz. publiek aa"
te besteden, werd daarna zonder hoofdelijke stem min»
goedgekeurd.
Hoofdst. VII werd alzoo tot een bedrag van 2,336.4-1
vastgesteld.
Op hoofdst. VIII, afd. 1, art. 1 (kosten voor middelbaar
en lager onderwijs f 2685) had de commissie aangemerkt
dat zij met die som dan alleen genoegen zon nemen in'
dien bepaald werd dat aan on- en minvermogenden, ter
beoordeeling der schoolcommissie, de noodige hulpmid'
delen tot het ontvangen van het onderwijs werden
verstrekt. Met deze aanmerking nam de raad genoegeHi
en werd dientengevolge de post tot genoemd bed»?
vastgesteld.
Art. 1 der 2e afd. (subsidie aan arm-, gast- en weeshui
f 16,500) was door burgemeester en wethouders 1,50"
minder voorgedragen dan door regenten is aangevraagd!
welke vermindering ontstond door het weglaten de''
voorgedragen gelden ter verstrekking van koffie en the®
het vervangen van een voorgestelde schutting door ee"
haag en het weglaten van den post bestemd tot aankoop
van ijzeren kribben.
Met deze wijzigingen had de commissie zich niet kuit'
nen vereenigen, zij stelde voor de gelden voor koffie efl
thee en voor de schutting toe te staan, doch de koste"
voor ijzeren kribben over twee jaren te verdeelen, e"
dientengevolge de door burgemeester en wethouders voot'
gestelde subsidie met 1,250 te verhoogen.
In het antwoord van burgemeester en wethouders
verklaarde deze bij het doen vervallen van den post vo®'
koffie en thee niet gedacht te hebben aan de zieken, e"
zouden het billijken om daarvoor een bedrag van l"'
uit te trekken. Ook in den wensch der commissie tot b®
daarstellen eener schutting in plaats van een haag b®
willigden zij, doch niet in den aankoop van ijzeren kribbe®
Het voorstel van het dagelijksch bestuur ten aanzie"
van den post voor koffie en thee in stemming gebrack'
zijnde, werd met 10 tegen 4 stemmen verworpen, zooda'
daardoor beslist was dat het door regenten en de co®'
missie van financiën voorgestelde bedrag van 690 be
houden bleef. Voor stemden de heeren Hector, Kleijnhenk
van Uije Pieterse en Callenfels.
Het maken eener schutting, alsmede het denkbeld der
commissie betreffende bet aankoopen van ijzeren kribbe®
werden daarna zonder hoofdelijke omvraag goedgekeurd-
Ten aanzien van art. 2 dier afd. (subsidie algem. ar®'
bestuur 8,781.78 waarop door burgemeester en wetho®
ders de jaarwedde van den rentmeester f 100 rnind®
voorgesteld was dan regenten voorgedragen hadden)
merkte de heer Ockers op dat, al werd de hieuwe arme®
wet aangenomen, de werkzaamheden van den rentmeestef
vele bleven. Hij gaf voorts eene opsomming van dien8
werkzaamheden en besloot met te zeggen dat, moe®
later blijken dat de werkzaamheden verminderden, m®1
het traktement ook kon verlagen.
De heer Kleijnhens hechtte vvel gaarne geloof aan
schildering der werkzaamheden door den heer Ocke»'8
geleverd, doch meende dat de rentmeester met de bezig'
heden bekend was toen hij de betrekking aanvaard-l®
Hij geloofde dat iemand die nog geen jaar eene betrek'
king bekleedt nog geen aanspraak op verhooging va"
traktement kon maken. Hij vond het voorzichtiger f5
een volgend jaar, wanneer de nieuwe armenwet, waarv»"
men mag onderstellen dat zij de werkzaamheden va"
den rentmeester zal verminderen, inmiddels aangenom""
mocht zijn, te zien of er termen tot vermindering de'
bezoldiging aanwezig waren.
De heer Pot erkende dat de tegenwoordige rentmeest®
bij de aanvaarding zijner betrekking met de daaraan v®'
bonden werkzaamheden bekend was, doch hij wist, v°'
gens hem, ook dat reeds vóór twee jaren het vooruet®'11
tot verhooging vau het traktement bestond. Mocht
wijziging der armenwetal aangenomen worden, zoo zou®1
zijns inziens, minstens éen jaar verloopen eer alle rek®
ningen afgesloten waren. Hij schetste ook de vele wet'"'
zaamheden aan de betrekking verbonden en verklaard®
vóór de verhooging te zullen stemmen.
Zie het vervotg in de couranti]
S.VELPEHSDnUKKERlJ VAK UE GEBROEDERS ABRAHAMS.