MIDDELBERGSCIÏE COlll.WT
BIJVOEGSEL
VAX DE
van Dinsdag 9 November 1S09. No. 215.
Provinciale staten van Zeeland.
Zitting van Vrijdag 5 November.Hesmntieuotiilcn; voortzet
ting beraadslaging voorstel stuombootdienst Wester-Schelde;
vervolg verslagen afd'eelingen en beslissing voorstellen
behandeling conclusie uitgebracht rapport commissie ver
zoekschriften en nieuwe rapporten idem; verslagafdeelingen
wijziging begrooting.
Tegenwoordig de commissaris des konings, voorzitter;
32, later 33 leden, en den griffier.
De notulen van het in de vorige zitting verhandelde
worden gelezen en goedgekeurd.
Daarna wordt de gisteren geschorste beraadslaging
heropend over het voorstel van gedeputeerde staten tot
aankoop eener nieuwe stoomboot voor den dieast op de
Wester-Schelde, alsmede over het daarmede in verband
staande amendement van den heer van IJsselsteijn.
De heer Mathon, die- volgens zijne verklaring aanvan
kelijk niet voornemens geweest was oin in deze zaak het
woord te voeren, wenscht thans zijne stem te motiveeren.
Hij begint met mede te deelen dat bij behoort tot hen
die het voorstel van gedeputeerde staten met genoegen
hebben ontvangen. Werd hij vroeger bereid bevonden
tot het helpen toestaan van honderden, thans is hij
evenzeer bereid duizenden te verstrekken voor eene,
naar zijne overtuiging goede, zaak. Intusschen is hij,
evenals het lid uit Oostkapelle gisteren heeft te ken
nen gegeven, wel eenigszins verwonderd dat het voorstel
zoo weinig is toegelicht, en gaarne zou hij hebben ge
zien dat eenige cijfers met betrekking tot de fiuancieele
resultaten van den dienst door gedeputeerde staten
waren medegedeeld. Hij erkent het moeilijke daarvan,
maar bij eene nauwkeurige administratie bestaat toch
wel de mogelijkheid tot het geven van een overzicht
over verschillende jaren. Daar de voorzitter evenwel
gisteren 'verklaard heeft dat er aanvankelijk renten ver
kregen worden, wil hij hierin berusten.
Met betrekking tot de door de publieke opinie ver
oordeelde boot de Zeeland verklaart hij echter, dat hij
zijn een- twee en veertigste in de verantwoordelijkheid
om die boot te laten varen refuseert. In de vorige
zitting is gezegd dat de dienst niets te wenschen over
laat: bij geeft dit toe voor wat de vaart tusschen Bres-
kens en Neuzen betreft, maar voor het overige is de dienst
slecht, slechts weinigen maken dan ook van den dienst
gebruik, terwijl honderden met andere gelegenheden
reizen en gebruik maken van de stoombooten Telegraaf
enz. of van steigerschuiten. Volgens spreker zit de
reden hiervan niet in den prijs die voor den overtocht
moet worden betaald, maar in den bepaalden tegenzin
der reizigers; zelfs gelooft hij dat in het 4e en 5" district
geen enkele stem zou opgaan als ue boot daar des Zon
dags en Maandags nooit meer aankwam. Hij verlangde
dan ook, bij de behandeling van het voorstel van gede
puteerde staten, zekerheid dat voortaan behoorlijk in
den dienst in zijn geheel zal worden voorzien.
Toen deze zaak in de afd eling, waarin hij zitting had,
werd behandeld, deelde het lid uit Zierikzee al dadelijk
zijn gevoelen mede over eene exploitatie van den dienst
door particulieren, en na vele discussiën was de verga
dering eenparig van meening, zelfs de twee daarin aan
wezige leden van gedeputeerde staten, dat de zaak ten
volle overweging waard was. Al hetgeen nu gisteren
tegen het voorstel van den heer van IJsselsteijn is aan
gevoerd heeft hem nog niet geschokt in zijne overtuiging
van het wenschelijko daarvan, terwijl door een uitstel
van beslissing niets geprejudiceerd zal worden en ook
niets zal verloren zijn. Ilij gaat daarom met dat voorstel
of amendement mede, en zal, eveneens als de voorsteller
daarvan, voor groote óffers terugdeinzen, wanneer bij
overtuigd zal zijn dat eene overdracht van den dienst
aan de particuliere industrie niet gaat.
De voorzitter deelt mede, dat hij van den heer Verha
gen een sub-amendement beeft, ontvangen, strekkende
om in den aanhef van het amendement van den heer van
IJsselsteijn de woorden weg te laten: „alvorens een be
sluit te nemen op het voorstel van gedeputeerde staten
tot aankoop eener nieuwe boot."
Nadat dit sub amendement is ondersteund worden ook
daarover de beraadslagingen geopend.
De heer van Citters herinnert dat de heer Mathon be
gonnen is met te verklaren dat hij aanvankelijk niet
voornemens is geweest over deze aangelegenheid het
woord te voerenhetzellde is met hem het geval, doch
het verder door dien spreker uit Middelburg aangevoerde
noopt hem gedeputeerde staten eenigszins te verdedigen.
De heer Mathon heeft gezegd dat hij, ter betere uioti-
veering, gaarne eene berekening zou hebben gehad of
werkelijk de uitkomsten van den dienst zoodanig waren,
dat de aanneming van het voorstel voor de provincie
eene gewenschte zaak zou zijn. Dat lid beschouwt echter
blijkbaar de provincie meer als eene particuliere onder
neming, en dit is onjuist de provincie is toch nolens
nolens verplicht geweest de zaak te entameeren;
het geldt hier eene onontbeerlijke behoefte de exploi
tatie moest en moet- nog gepaard gaan met offers in
het belang van het algemeen. Meent de vergadering
evenwel dat het pecuuieel belang bovendrijft, dan zou
hij wel eenige cijfers kunnen noemen. De dienst van
1867 sloot met een kwaad slot van 7200in 1868
zal hij weer plus minus f 6000 hebben gekost, waarbij
men evenwel de gedane reparaties niet uit het oog mag
verliezen. De dienst gaat echter ontegenzeggelijk voor
uit tengevolge van het meerdere vertier. In het begin
werden 14,000 personen 'sjaars vervoerd, terwijl dat
vervoer thans reeds tot ongeveer 22 000 personen
per jaar geklommen is. Dit groot verschil leidt natuur
lijk tot betere resultaten van den dienst. En nu
is nog buiten rekening gelaten de som van f 4000, die
voor het postvervoer door het rijk aan de commissie
worden betaald. Uit een financieel oogpunt dus acht hij
de zaak niet zoo geheel onaannemelijk. Wat voorts be
treft de door den heer Mathon verlangde dienstregeling
overeenkomstig vroeger vastgesteld plan, meent hij dat
men ook hier, evenals bij vele zaken, slechts op het
papier heeft geschermd zonder vooraf door oudervin
ding geleerd te zijn want indien men het vroeger
vastgestelde programma toen werkelijk had uitgevoerd
zou dit de grootste offers van de provincie hebben ge
vergd. Evenwel zou ook hij daarvoor niet terugdeinzen
wanneer dit in 't belang van den dienst was, omdat, waar
van renten sprake is, de bevordering van het belang der
provincie wel als de grootste rente te beschouwen is.
Tevens wil de heer \an Citters deze gelegenheid te
baat nemen om de opmerkingen te beantwoorden, welke
zijn gemaakt over het voorgevallene in de eerste afdee-
ling btj de bespreking van dit voorstel. Eerlijk moet hij
erkennen dat, toen de heer van IJsselsteijn met zijn
denkbeeld voor den dag kwam, hem dit lang niet ver
werpelijk voorkwam. De heer van IJsselsteijn gaf een
exposé van de enorme uitgaven in twee jaren tijds en
betoogde in verband daarmede; dat bij een uitstel der
beslissing op het tegenwoordige voorstel niets ver
loren zou zijn. Dit was ook de meening van de meeste
andere leden, en ook hem, spreker, lachte dit denk
beeld toe en hij gaf dit te kennen, zonder natuurlijk te
weten wat in het college van gedeputeerde staten over
dit punt zou gedacht en gesproken worden. Thans even
wel, nu dit punt bij het gedeputeerd college besproken
is, moet hij verklaren niet met het denkbeeld van den
heer van IJsselsteijn te kunnen medegaan. Integendeel,
hij is overtuigd dat, wil men enorme teleurstellingen
voorkomen, het vooistel van gedeputeerde staten behoort
aangenomen te worden. Ook heeft hij in die aldeeling
gesproken van het moeilijke om den dienst aan particu
lieren over te dragen, met het oog op het materieel, het
welk wel tevens zal moeten overgenomen worden. Te
recht toch heeft de voorzitter gisteren gezegd dat voor
den dienst op deWester-Schelde een bijzondere soort van
materieel noodig is. Men voert nu wel het bezwaar aan
dat, als men thans een nieuwe boot laat vervaardigen en
later deu dienst overdraagt, voor die boot dan slechts de
waarde van oud ijzer en oud hout zal worden terug ont
vangen doch zoodanige bezwaren moet men, volgens
spreker, niet opperen. Ieder particulier die den dienst
wil overnemeu, hij herhaalt het, zal wel genoodzaakt
wezen ook liet materieel over te nemen. Deze overtui
ging steunt op ondervinding, welke hij heeft verkregen
door reizen, in gezelschap van deskundigen, teneinde
eene geschikte hulpboot te zoeken, welke men niet
heeft kunnen vinden. Gisteren heeft de heer Verhagen
wel beweerd, dat zich particulieren zonden opdoen,
omdat die als naatulooze vennootschap kunnen optreden
en alsdan slechts aansprakelijk zijn voor het door hen
gestorte aandeel. Maar spreker stelt dat er iemand komt,
en meent dat dan de vraag niet zal wezen, of hij. komt
namens eene naamlooze vennootschap of dergelijke, maar
of die persoon solide is en behoorlijke waarborgen kan
geven voor de nakoming der te stellen voorwaarden.
Hij acht het in allen gevalle zeer wenschelijk, dat het
voorstel van gedeputeerde staten worde aangenomen.
De provincie mag zich, naar hij meent, op geen gevaar
lijk terrein begeven, te minder omdat zij eene verplich
ting tegenover het rijk heeft op zich genomen met be
trekking tot het postvervoer. De slotsom van een en
ander is, dat de spreker openlijk terugkomt van zijne
in de afdeeling aanvankelijk geuite zienswijze, over
tuigd dat het beter is ten halve te keeren dan geheel te
dwalen.
De heer Verhagen ligt de strekking van zijn sub-amende
ment toe. Hij blijft het denkbeeld bestrijden van lien die
meenen dat eene nieuwe boot zou behooren aangeschaft
te wurden, terwijl men dan toch altijd pogingen zou
kunnen aanwenden oin den dienst aan de particuliere
industrie over te dragen. Meent de vergadering echter
dat het voorstel of amendement van den heer van IJssel
steijn bij aanneming tot bezwaren en teleurstellingen
aanleiding zou geven, dan behoort men zijns inziens te
trachten het gevaar, dat de dienst in de waagschaal zou
worden gesteld, voor de ingezetenen weg te nemen.
Evenwel blijft bet voor hem nog steeds een raadsel
waarin dat in de waagschaal stellen bij aanneming van
het amendement-van IJsselsteijn bestaan zou. Dat
amendement toch heeft geen andere strekking dan een
uitstel van drie maanden tot het nemen van een allerbe
langrijkst besluit. Blijkt het inmiddels dat de pogingen
tot overdracht van den dienst aan particulieren schip
breuk lijden, welnu, dan zal hij de eerste zijn om met
het voorstel van gedeputeerde staten mede te gaan,
maar ook dan eerst zal hij zich gedechargeerd achten.
De strekking van zijn zoogenaamd sub-amendement is
alzoo geen andere dan om hen, die bezwaar hebben
tegen het uitstel der beslissing omtrent het aankoopen
der boot, toch mede te laten gaan met het voorstel tot
het aauwenden van krachtige pogingen om den dienst
op de particuliere industrie over te dragen.
De heer de Jonge van Ellemeet wijst op het bevreem
dende verschijnsel bij deze beraadslagiug, dat men zijne
eenmaal opgevatte opinie weder laat varen. Hij eerbie
digt dit, maar hij wenscht er bij te voegen dat hij nu nog
te meer is versterkt in zijn gisteren uitgesproken gevoe
len, dat hij geen vrijheid heeft om eene som van /"50,000
voor eene boot te helpen voteeren. De heer Mathon
heeft straks aanteekeuing verzocht, dat hij alle verant
woordelijkheid voor de vaart met de Zeeland refuseert
en daarvan aanteekening in de notulen verzoekt: ook
spreker verzoekt voor zich dezelfde aanteekening. Hij
zou hiervan nu niet gesproken hebben als de vroegere
commissie zich niet verbonden had die boot, op verlangen
van het publiek, niet in de vaart te brengen. Hij wil
evenwel van de tegenwoordige commissie vertrouwen,
dat zij aan dien wensch gehoor zal leenen.
Verder bedankt hij het lid van gedeputeerde staten
voor de verstrekte inlichtingen betreffende zijne giste
ren gemaakte aanmerking omtrent het ongemotiveerde
van het voorstel. Had hij die vroeger gekend, hij zou
die aanmerking niet hebben gemaakt. De vermeerde
ring van het vervoer met den dienst verblijdt hem.
Dat lid van gedeputeerde staten heeft ook gesproken
van de eigenaardige booten die men voorde Wester-Schel-
de behoeft. Volgens spreker hebben gedeputeerde staten
zelve dit toch veel uit het oog verloren, hoezeer hij be
kennen moet zelf tot den onvoldoenden toestand te heb
ben medegewerkt. Er bestaat behoefte aan verschillende
booten voar den dienst op Breskens en voor den dienst
op Neuzen en Walsoorden; wil men den dienst goed
hebben, dan zullen er steeds twee booten van verschil
lende capaciteit moeten aanwezig zijn.
Voorts verklaart de heer de Jonge van Ellemeet dat
hij, indien hij de zittingen in de afdeeling had Itnnnen
bijwonen, zich dadelijk aan den heer van IJsselsteijn
zon hebben aangesloten, terwijl hij de tegen het ver
langde uitstel ingebrachte bezwaren niet kan inzien; ook
hij zou, wanneer het blijkt dat de dienst niet aan de par
ticuliere industrie kan overgediagen worden en alle
pogingen daartoe zijn mislukt, voor geen offers terugdein
zen maar wat hij gisteren gezegd heeft herhaalthij thans,
namelijk dat men het oog niet sluiten mag voor deu op de
provincie drukken den schuldenlast, welke in deze zitting
weder aanmerkelijk is vermeerderd en bij aan neming-
van het in behandeling zijnde voorstel nog met een halve
ton zou toenemen. Het voorstel van den heer van IJssel
steijn heeft de strekking om de beslissing over die uit-
gaar va.i fbG 000 te verdagen. Alleen zou hij nog gaarne
van dat lid willen weten wat hij bedoelt met het gezegde,
dat de oorzaak van het niet slagen der overdracht van
den dienst aan particulieren gelegen is in het gemis van
de noodige vrijheid. Bedriegt hij zich niet, dan doelde
dit gezegde voornamelijk op de steigerschuiten en schip
pers; maar er zullen zijns inziens toch altijd wel bepa
lingen moeten gemaakt worden met betrekking tot de
dagen en uren van afvaart. Zoolang geen andere be
zwaren tegen het voorstel van den heer van IJsselsteijn
worden aangevoerd dan tot dusver, zal hij zich, naar hij
ten slotte verklaart, daarbij aansluiten.
De heer Hammacher herhaalt wat hij gisteren heeft
gezegd, dat het voorstel van den heer van IJsselsteijn
ontijdig is. Hij tracht de vergadering hiervan te over-