zal kunnen worden gebouwd, volgens ontvangen mede- deeling 60 centiares, onvoldoonde is om daarop een gebouw to stichten, hetwelk volkomen aan de behoeften zal voldoen Nadat tot de dadelijke behandeling van het voorstel besloten en de beraadslaging daarover geopend is, doet de heer Vader zich kennen als liet lid dat bezwaar heeft geeft gemaakt tegen de geprojecteerde oppervlakte van den vliedheuvel bij den steiger aan den Noord-Beveland- schen wal ten bedrage van slechts 60 centiares. Die oppervlakte is zijns inziens veel te beperkt voor een eenigszins behoorlijk verblijf met wachtkamer voor pas sagiers, en tevens voor woonvertrek van den veerman? met de noodige kleine bergplaatsen, waarvoor alleen reeds minstens eene oppervlakte van 58 centiares wordt vereischt, zonder dat men dan nog eenigen grond rond om heelt. Hij stelt daarom bij schriftelijk overgelegd amendement voor, de geprojecteerde som van 168 te verhoogen tot 400; dan zal het plateau van den vlied heuvel minstens 140centiares kunnen beslaan. Hij dringt op het wenschelijke hiervan aan met de opmerking dat het slechts eene uitgaaf voor eenmaal is, en het, blijkens ondervinding bij andere werken, raadzaam is om in eens een goeden maatregel te nemen, teneinde niet heihaal- delijk uitgaven noodig zouden zijn ter verbetering van wat onvoldoende is gebleken. Hij zou het bejammeren als de goede bedoeling van het voorstel van gedeputeerde staten niet werd verwezenlijkt, hetgeen naar zijne mee ning het geval zou zijn wanneer zijn amendement ver worpen mocht worden. De heeren J. L. de Jonge en Bybau verklaren zich bereid het door den heer Vader overgelegd amendement te ondersteunen, zoodat ook daarover de beraadslaging wordt geopend. De beer Bijbau herinnert, dat hij in eene vorige bij eenkomst der staten heeft medegedeeld dat iemand bereid zou zijn om voor eigen rekening op de voor reke ning der provincie te maken hoogte een wachthuisje te bouwen. Het spreekt echter van zelf dat hij die dit doet ook het voornemen heeft daarin te gaan wonen. Is de oppervlakte van den grond nu slechts 60 centiares, dan is deze te klein voor eene woning en alleen geschikt voor het plaatsen van een wachththnisje, maar voor dit laatste alleen zal wel niemand zijn geld willen geven, wèl indien gelegenheid gegeven worde om er tevens te wonen. Daarom is spreker voor het amendement van den heer Vader. Daar niemand hierover meer het woord wenscht te voeren, wordt het amendement in stemming gebracht en aangenomen met 29 tegen 3 stemmen. Tegenstem den de heeren Becius, de Sraidt en Sprenger. Het alzoo geamendeerde voorstel van gedeputeerde staten wordt met algemeene stemmen aangenomen. III. Het voorstel van gedeputeerde staten tot verhoo ging van de jaarwedden: van den provincialen opzichter van den waterstaat van 800 tot f 1000, ingaande met 1 Januari 1869 en van de provinciale opzichters der wegen ieder van ƒ600 tot ƒ800, in te gaan met 1 Januari 1870; een en ander behoudens koninklijke goedkeuring. De heer de Smidt brengt hieromtrent verslag uit, waaruit vernomen wordt dat men zich in elke afdeeling volkomen met het voorstel vereenigde, terwijl éen daar van de aanneming als zeer wenschelijk meende te moe ten voordragen. Zonder beraadslaging is het voorstel vervolgens met algemeene stemmen aangenomen. IV. Het voorstel van gedeputeerde staten, om gedu- rende tien jaren, ingaande met het loopende jaar, aan de commissie die tijdelijk voor de vroegere optreedt in het beheer van den grindweg Hulst-Sas van Gent, met een zijtak naar Axel, eene bijdrage van 250 'sjaars te ver- leenen. Uit het verslag, door den heer Vader uitgebracht blijkt dat men zich in eene afdeeling eenparig met het voorstel heelt vereenigd. In eene andere meende de groote meer. derheid, in de gegeven omstandigheden, te kunnen ad- viseeren tot aanneming van het voorstel. Enkele leden dier aldeeling beschouwden het echter als een gevaarlijk antecedent, omdat het hier eene zaak van onderhoud zou gelden, en dat voor een zeer aanmerkelijk tijdvak. Evenzoo maakte een lid eeuer andere afdeeling beden king tegen het voorstel en werden door hem inlichtingen gevraagd. Nadat hieraan was voldaan vereenigde dat lid zich echter, evenals al de overigen, met het voorstel. Ook dit voorstel wordt onmiddellijk in behandeling genomen, daar niemand het wooid erover voerde, in stemming gebracht en met 30 tegen 2 steramen aange nomen. Tegen verklaarden zich de heeren de Casem- broot en Kisseeuw. V. De mededeeling en het voorstel van gedeputeerde staten betreffende het verlecncn van rentelooze voor schotten tot verbetering van wegen, strekkende: 1°. op nieuw 150,000 verkrijgbaar te stellen voor be doelde rentelooze voorschotten 2°. te bepalen: a dat jaarlijks in de najaarszitting op aanvragen om voorschotten uit gemelde som zal worden beschikt, in dier voege echter dat de voorschotten niet bepaald zullen worden toegezegd dan naar gelang de gelden door leen ing op aannemelijke voorwaarden zul len zijn te verkrijgen; dat. omtrent die voorschotten en aanvragen daartoe de bepalingen zullen gelden van het besluit van 8 November 1862 n°. 4 (Provinciaal blad n°. 26 van 1863)c uit de onder 1 vermelde som, behou dens liet bepaalde onder 2, toe te staanaan het gemeen tebestuur van St.-Jansteen 13,500 voorde verbetering van den weg loopende van den grindweg tnsschen Hulst en Axel naar den straatweg tnsschen Hulst en St.-Nico- laas; en aan de gemeentebesturen van Oostburg en Wa terlandkerkje ƒ5000 tot suppletie van het voorstel van ƒ28,500, verleend bij besluit van 7 November 1867 n°. 6. De heer Ilaramacher brengt omtrent dit voorstel ver slag uit, doch gelijktijdig omtrent het adres van burge meester en wethouders van Clinge, houdende verzoek om een renteloos voorschot uit de provinciale fondsen van 28,000, ter verbetering en begrinding van de hoofdwegen in die gemeente, loopende van Hulst naar de Belgische gemeenten Clinge en Ivieldrecht. In al de afdeelingen heeft men zich algemeen met het voorstel van gedeputeerde staten vereenigd, ook voor zooveel betreft de voorschotten aan de gemeenten St.- Jansteen, mitsgaders Oostburg en Waterlandkerkje. Nog- tans is in eene afdeeling de wenseh uitgesproken dat, zoo de gemeenten Oostburg en Waterlandkerkje de aan gevraagde rijks-subsidie van 5000 alsnog geheel of gedeeltelijk mochten verkrijgen, zij verplicht zonden zijn onmiddellijk daarna aan de provincie het geheele bedrag dier rijks-subsidie terug te geven. Betreffende het verzoek van het bestuur der gemeente Clinge wilde men in twee afdeelingen dit toestaan; in een echter in dier voege dat gedeputeerde staten zouden worden gemachtigd om aan genoemde gemeente een ren teloos voorschot tot een maximum van 28,000 te ver strekken, als door het gemeentebestuur wordt voldaan aan het besluit der staten van 8 November 1862 no. 4. In de overblijvende afdeeling daarentegen meende men algemeen dat vooralsnog geen termen bestaan om daarop gunstig te beschikken, vermits uit het adres blijkt dat de voorgestelde wegsverbetering zonder subsidie van het rijk niet zal kunnën tot stand gebracht worden, ter wijl geen zekerheid bestaat dat die voor 1870 zal worden verleend, en eindelijk dat ook de te verleenen bijdragen van de daarbij betrokken gemeenten en polders op het verkrijgen van een rijks subsidie zijn gegrond. Naar aanleiding van dit verslag stellen gedeputeerde staten, volgens mededeeling van den voorzitter, voor: hen te machtigen aan burgemeester en wethouders van Clinge een voorschot van ƒ28,000 toe te zeggen, mits zal zijn voldaan aan de voorschriften van het besluit der staten van 8 November 1862 n". 4. Zonder beraadslaging wordt het aldus aangevuld voor stel van gedeputeerde staten met algemeene stemmen aangenomen. YI. Het voorstel van gedeputeerde staten tot het doen eener geldleening van ƒ150,000, tegen eene rente van hoogstens vijf percent, voor rentelooze voorschotten ter verbetering van wegen. Ook hieromtrent, brengt de heer Ilammacher verslag uit. In geen der afdeelingen zijn bedenkingen gerezeD, doch in eene afdeeling wenschten eenige leden het be drag der uit te geven aandeelen op 500 (in plaats van op 1000) bepaald te zien, teneinde ook kleine kapita listen meer in de gelegenheid te stellen tot deelneming en alzoo die deelneming- te bevorderen. Voor het geval dit denkbeeld werd gedeeld, zou eene wijziging van het plan der leening (bij het voorstel gevoegd) noodig zijn. Bij de behandeling van dit voorstel hebben geene algemeene beraadslagingen daarover plaats. Evenmin wordt het woord gevoerd over het eerste gedeelte, het welk betrekking heeft op het aangaan der leening. Op het tweede gedeelte, strelckeude tot goedkeuring van het plan der leening. stelt de heer Moolenburgh echter een amendement voor, om namelijk te bepalen, dat de leening zal bestaan uit aandeelen van 50j in plaats \an 1000. Nadat dit amendement naar eisch is ondersteund en ook daarover de beraadslaging geopend is, licht de voor steller dit nog kortelijk toe, onder verwijzing naar de motieven in het verslag der afdeelingen neêrgelegd. het openen van de gelegenheid tot deelneming voor kleine kapitalisten. Wel is waar zullen, bij aanneming van het amendement, daaruit eenige meerdere werkzaamheden en ook meer kosten voor drukwerk, zegels enz. voort vloeien, maar desniettegenstaande acht hij het wensche lijk de aandeelen te verkleinen, opdat zooveel mogelijk ieder ingezeten in staat worde gesteld in de leening aan de provincie bij te dragen. De heer van der Bilt ontvouwt de redenen die gede puteerde staten hebben geleid om in het plan der leening aandeelen van ƒ1000 voor te stellen. Dit voorstel is namelijk geheel overeenkomstig de wijze waarop bij vroegere geldleeningen is gehandeld, eene wijze die nooit aanleiding tot klachten heeft gegeven. In den regel, zegt. hij, wordt door makelaars en commissionairs inge schreven, menschen die uit den aard hunner betrekking wel geacht moeten worden het al of niet doelmatige der aandeelen te kunnen beoordcelen, en deze hebben nooit daarover geklaagd. Slechts bij twee der groote geldlee ningen van den laatsten tijd is dan ook splitsing van aandeelen, ten getale van achttien, verzocht. Dit, gevoegd bij de reeds met een enkel woord door den heer Moolen burgh aangehaalde vermeerdering van kosten en werk zaamheden, doet hem de aanneming van het amende ment niet wenschelijk voorkomen. De heer Moolenburgh verklaart dat hij het lid van gedeputeerde staten dankbaar is in zoover althans nu de redenen zijn kenbaar gemaakt waarom gedeputeerde niet aan zijn verlangen meenen te moeten voldoen. In- tusschen is hij daardoor nog niet overtuigd dat zijne eigene zienswijze onjuist is. Hij wil wel gelooven dat de provincie geen nadeel heeft geleden door de aandeelen op 1000 te stellen, maar dit is niet genoeg; zijns inziens moet ieder zooveel mogelijk tot deelneming in staat worden gesteld. Het lid van gedeputeerde staten heeft gezegd dat makelaars en commissionairs in den regel inschrijven; dit zal, zegt spreker, wel het geval blijven zoolangde aandeelen niet vermindei'd worden. Er kunnen toch menschen zijn die geen ƒ1000, maar wel ƒ500 missen kunnen, en deze moeten dan, indien zij aan de leening wenschten bij te dragen, hunne zaken bloot leggen en de tusschenkomst van derden inroepen, hetgeen vrij bezwarend is. 't Is waar, er blijkt dat niet dikwijls splitsing van aandeelen is gevraagd, maar het blijkt tevens dat die splitsing toch gevraagd z'.ven hij gelooft dat ook in deze provincie wel personen aanwe zig zijn die tot deelneming bereid zouden zijn bij kleine aandeelen, terwijl zij zich bij groote aandeelen die deel neming niet kunnen of willen veroorloven, 't Is daarom dat hij, behoudens alle respect voor het gevoelen van gedeputeerde staten, bij zijn voorstel volhardt. De heer van der Bilt repliceert den vorigen spreker en doet daarbij nogmaals uitkomen dat in de zes plaats gehad hebbende leeningen slecht.3 tweemaal splitsing van aandeelen is gevraagd, voor welke splitsing toch altijd de gelegenheid bestaat en blijft bestaan. Hij blijft dan ook de aanneming van het amendement ontraden. De beraadslaging wordt alsnu gesloten en overgegaan tot de stemming, in de eerste plaats over het amendement van den heer Moolenburgh. Dit wordt verworpen met 22 tegen 10 stemmen. Voor stemden de heeren Vader, Hammacher, Kroon, van IJsselsteijn, Winkelman, Moo lenburgh, Kisseeuw, Pierssens, de Smidt en de Jonge van Ellemeet. Het voorstel van gedeputeerde staten wordt daarop, in zijn geheel, met algemeene stemmen aangenomen, nadat vooraf de onderdeelen zonder hoofdelijke stemming waren goedgekeurd. (Zie het vervolg in de courant SNELJ'ERSDRUXKERU VAK DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 6