MDDELBUMSCIIE COURANT
BIJVOEGSEL
VAN DE
van Vrijdag 29 October 1809. No. 207.
Gemeenteraad van Middelburg.
Zitting van Woensdag 27 October.
Vervolg van hel verslag in de courant.
Afd. 2 art. 5jaarwedden opzichters bij gemeentewe
gen en werken 2062 De heer Snijders geeft aan
burgemeester en wethouders in bedenking om, bij de te
ontstane vacature van opzichter bij de gerueentefabricage,
te beproeven of die post niet geheel of gedeeltelijk zou
kunnen vervallen. Hij betwijfelt of die betrekking zoo
veel tijd vereischt en zóo. nuttig is dat daardoor eene
uitgaaf van f 7U0 gerechtvaardigd wordt. Zijns inziens
zijn de kosten der fabricage, bij de beperkte geldmid
delen der gemeente, ontzettend hoog. Ook gelooft hij
dat bij de fabricage zekere heer Wuijkhuijse voorkomt,
dien liij echter niet op de begrooting vermeld vindt, zoo
dat hij gaarne weten zou welke titel die ambtenaar heeft.
De heer de Jonge antwoordt op deze laatste vraag,
dat bedoelde persoon als opzichter bij de ïioleering heeft
gefungeerd, doch op dit oogenblik niet meer. Bij de
nieuwe rioolwerken zal echter weder zoodanige opzichter
noodig zijn.
Op de vraag van den heer Snijders, of dit opzicht niet
door het overige personeel kan geschieden, wordt zoowel
door den heer de Jonge als door den voorzitter ontken
nend geantwoord.
De heer Snijders merkt evenwel op, dat het toch be
kend is, dat de opzichter bij de fabricage ook opzicht
heeft gehad over andere particuliere werken.
De heer Snouck Hurgvonje repliceert, dat hij den heer
Snijders verkeerd ingelicht acht. Vri eger heeft de op
zichter wel eens elders het opzicht gehad, zooals bij den
bouw van het badhotel te Domburg, maar in den laatsten
tijd niet meer.
De heer Snijders meent toch dat de opzichter het
opzicht heeft gehad over den bouw bij den heer Lam-
brechtsen van Ritthem en bij den heer van Berlekorn.
De heer Lambrechtsen van Ritthem erkent dat dit
waar is, doch dit heeft wat hem betreft den opzichter
weinig tijd ontnomen, daar li ij niet dagelijks kwam en
soms slechts zeer kort bleef, terwijl hij zelfs meermalen
heeft laten zegden dat hij niet komen kon uithoofde
zijne bezigheden in dienst der gemeente.
De heer Snijders herneemt dat de opzichter bij den
heer van Berlekom nog in dezen zomer toezicht heeft
gehouden, en wat betreft het gezegde dat het niet dik
wijls gebeurt dat de opzichter bij particulieren als zoo
danig werkzaam is. dit wil bij wel gelooven, want zulks
is geheel in strijd met zijne instructie. Bij wenscht de
overweging van het straks aangevoerde aan burgemees
ter en wethouders op te dragen.
Volgens den heer Snouck Hurgronje zal bezuiniging
moeilijk zijn* integendeel zullen de traktementen wel
licht moeten verhoogd worden. Wuijkhuijse is nu zelfs
op eenc jaarwedde van 960 bij het domein aangesteld
en ook bij anderen hier ter stede kan meer worden ver
diend dan de gemeente betaalt. De werkbaas heeft
zijne handen vol werk en de opzichter is belast met het
houden van toezicht en het maken van teekeningen enz.
Spreker wijst er op welk een geruime tijd is noodig
geweest voor het maken der teekeningen van de toren
tjes op het raadhuis. Vermindering acht hij dus onmoge
lijk, en hij gelooft dat de heer Magielse, die lid der
commissie van fabricage is, het daaromtrent wel eens
met hem zal zijn.
De heer Magielse stemt volmondig toe, dat het perso
neel der fabricage thans niet kan verminderd worden en
de traktementen laag zijn.
De heer Snijders vraagt: welk werk is dan den ge-
meentebonwineester als chef opgedragen als het niet is
het opzicht houden over de uitvoering der gemeente
werken Kan die dan niet met het opzicht belast worden
De voorzitter antwoordt hierop, dat het hem spijt te
moeten zeggen dat de heer Snijders met de werken van
de fabricage weinig bekend blijkt te zijn. Hij gelooft dat
de beer Magielse ook wei zeggen zal dat de werkzaam
heden van den gemeentebouwmeester zeer omvangrijk
zijn. Bezuiniging noemt hij onmogelijk.
De heer Snijders antwoordt den voorzitter, dat hij hoopt
bij volgende begrootingen beter op de hoogte te zullen
wezen.
De heer Magielse zegt ten slotte, dat de werkzaamhe
den volgens mededeeling van den gemeentebouwmeester,
zeer vele zijn.
Afd. 2 art. 10: jaarwedden van leeraars, onderwijzers
enz. f 29,69-1.33, is met/" 200 verminderd als jaarwedde
van den stads-muzickmeestcr, tengevolge van het overlij
den van den heer A. J. van Emden.
Bij art. 14: jaarwedden dienaars van politie 3975,
wordt besloten de beraadslaging over het in de vorige
zitting door den voorzitter gedane voorstel met betrek
king tot het pensioneeren van agenten van politie alsnog
aan te houden.
Afd. 2 art. 15: jaarwedden ambtenaren en bedienden
wisselbank f 6050. Hij dit artikel is aan de orde de
beslissing omtrent de voorstellen der heeren van Deinse
en Fokker, en cle daarover uitgebrachte rapporten.
De heer van Deinse meent dat zijn voorstel niet vqn
zoodanigen financieelen aard is, dat het bij de begrooting
behoort behandeld te worden. Mij wil de behandeling
daarom tot eene volgende zitting uitstellen. Nadat deze
zienswijze door de heeren de Jonge en Luteyn en ook
door den voorzitter is bestreden, betoogt de heer van
Deinse nogmaals dat de strekking van zijn voorstel twee
ledig is, namelijk 1". vermindering van het getal der
commissarissen, en 2°. commissarissen te booreu over de
vraag of niet eene verhooging der bezoldiging van den
tweeden boekhouder wensehelijk is. Tusschen beide
voorstellen bestaat volgens hem geen verband.
Naar aanleidiug hiervan splitst de voorzitter het voor
stel en brengt het eerst in stemming het eerste gedeelte:
om het getal der commissarissen van drie op twee te
brengen. Dit wordt met 13 tegen 2 stemmen verworpen.
Vóór steraden de heeren van Deinde en tsifflê.
Na deze afwijzende beslissing acht cle heer Snouck
Hurgronje het onnoodig thans te stemmen over het
tweede gedeelte van bet voorstel. Meenen commissaris
sen dat eene verhooging van het traktement van den
tweeden boekhouder noodig is, dan zullen zij zclven wel
een voorstel daartoe doen.
De heer van Deinse beroept zich echter op den indertijd
van commissarissen ingekomen brief,waarin zij te kennen
gaven dat zij alleen om den bekenden min gnnstigen
toestand der financiën geen voorstel tot tvaktementsvev-
hooging hebben gedaan. Maar nu kan, volgens den heer
van Deinse, de raad daaroui toch, als bij ziet dat ainbte-
narerf te laag bezoldigd worden, zelf voorziening in die
te lage bezoldiging voordragen.
De heer Luteijn merkt op, dat commissarissen dit punt
reed3 sinds lang overwogen hebben en hij gelooft dat het
goed is het resultaat dier overwegingen af te wachten,
overtuigd als hij is dat commissarissen deze zaak wel
niet zullen vergeten hebben.
De voorzitter voegt hierbij dat de verhouding in de
bezoldiging der beide boekhouders juist is zooals ze
behoort tc wezen, daar de eerste boekhouder optreedt
als plaatsvervanger van den directeur, zoodat, wordt het
traktement van den tweeden verhoogd, ook dat van den
eersten zal moeten verhoogd worden.
De heer van Deinse verklaart dat hij, na de mededeeling
dat commissarissen dit punt wel in overweging zullen
honden, het tweede gedeelte van zijn voorstel intrekt.
Alsnu overgaande tot de beraadslaging over het voor
stel van den beer Fokker tot intrekking der bezoldiging
van commissarissen en het toekennen van f 500, bij wijze
van presentiegeld jaarlijks onder hen te verdeelen, voert
de heer Fokker daarover het woord, in verband met het
straks door de commissie van toezicht uitgebracht rap
port. Vooreerst merkt hij op, dat zijn voorstel eigenlijk
meer een amendement is op dat van den heer van Deinse;
hij wil drie commissarissen behouden. Ten aanzien van
het door de commissie aangevoerde dat de kosten der
jaarwedden vroeger hooger waren, merkt hij op dat die
in de vorige jaren steeds f 5950, doch sedert 1867 f 6050
hebben bedragen en dus met f 100 zijn verhoogd. De
vraag is echter, of commissarissen het bestuur der bank
hebben; zoo ja, dan acht hij de jaarwedde te gering;
maar is hun werkkring gelijk hij die heeft hooren voor
stellen, dan beschouwt hij hen meer als een raad van
bestuur en dan is hunne jaarwedde te hoog; in dat geval
wil hij hen 500 als presentiegeld toestaan. De commissie
heeft wel cle vrijheid genomen om die f 500 een fooi te
noemen, maar daarentegen neemt hij de vrijheid de
1500 traktement een post van weelde te noemen en
daarvoor moet men zich wachten. Hij constateert overi
gens dat hij, in al cle jaren dat hij de bank bezoekt, nog
nooit een commissaris daar heeft aangetroffen, behalve
hij het nazien der saldo's met het einde des jaars. Zijns
inziens is de directeur de eigenlijke werkman. Dat van
de wisselbank, zooals de commissie zegt, een ruim ge
bruik wordt gemaakt, acht hij een gelukkig verschijnsel,
daar zij anders tot nadeel der gemeente zou zijn. Einde
lijk heeft hij te goede verwachting van de lojouiteit der
achtenswaardige mannen waaruit het college van com
missarissen bestaat, om te onderstellen dat zij, bij aan
neming van zijn voorstel, voor hunne betrekking zouden
bedanken, zooals aan het slot van het rapport der com
missie wordt te kennen gegeven.
De heer Luteijn beantwoordt den vorigen spreker. Het
gezegde omtrent verhooging der traktementen wordt
zijns inziens in het rapport voldoende uiteengezet, het-j
geen hij nader in herinnering brengt, TVat betreft den
aard der betrekking van commissaris, gelooft hij dat die
duidelijk in de verordening is omschreven; en of nu
precies voo- het werk dat zij verrichten f 500 te veel of
te weinig is laat hij in het midden. Twee punten zijn er
evenwel die de heei Fokker óf over het lioofd heeft ge
zien óf gering acht, namelijk de verantwoordelijkheid
van commissarissen voor het beheer, en de door hen te
stellen borgtocht van f 10,000. Hij gelooft niet dat bij
aa .neming van het voorstel iemand zich voor zulke
enorme sommen verantwoordelijk zal willen stellen en
bovendien nog f 10,000 als waarborg voor die aansprake
lijkheid aanwijzen. Overigens acht hij het na de twee
uitgebrachte rapporten overbodig verder iets ten aan
zien der betrekking van commissaris te zeggen. Ten
slotte geeft hij te kennen, dat de voorstellen van de
heeren van Deinse en Fokker niet de strekking hebben
tot opheffing der wisselbank als eene veranderde instel
ling, hetgeen iets anders zou zijn, maar dat zij zijns ïn-
zins leiden zouden tot ondermijning dier onde instelling.
De heer van Deinse zegt. naar aanleiding der discussie,
dat hij nooit gehoord heeft dat commissarissen van toe
zicht een borgstelling van 10,000 moeten doen. Zijns
insziens zijn commissarissen een werkzaam college en
niet een ra;\d van toezicht.
De heer Fokker repliceert, dat hij niet gesproken
heeft van een raad van toezicht, maar van een raad van
bestuur. v
Nadat de heer Snouck Hurgronje den heer Fokker nog
attent had gemaakt op een andereu onder hoofdstuk VIII
nitgetrokken post van f 1725 als kosten voor de wissel
bank, waardoor het tutaal der kosten f1115 wordt, dus
minder dan vroeger, wordt de beraadslaging gesloten.
Het voorstel van den heer Fokker wordt vervolgens in
stemming gebracht en verworpen met algemeene stem
men, op éen na: die van den voorsteller.
(Vervolg in een wigend nommer
Gemeenteraad rau Zicrikzee.
Zitting van Vrijdag 22 October. Ingekomen stukkenbe
noeming lid directie brei- en naaischool; vaststellingrekeuin-
geu; procesverbaal opneming kas gemeente-ontvanger;
adressen bezwaren schoolgeld meisjesschool; adres koop of
erfpacht gemeentegrond; opgave hulpmiddelen hoogerè
burgerschool; af- en overschrijving; voorstel betreffende
afsluiting grachten verordening hegraven lijken benoeming
commissie veclamatiën hoofdei ijken omslag; toelage mejof-
vroinv ltibbe; put boringen; verordening hlusscliing brand;
borgtocht boekhouders burgerlijk armbestuur; rekening
roouiscb-catboliek armbestuurgernec-nlebegrooting voor
1870;
Voorzitter de heer Cau. Afwezig de heeren Moolen-
bnrgh, vun der Vliet, van Dongen en Landsknegt.
De notulen der vorige vergadering goedgekeurd zijnde,
worden gelezen en voor kennisgeving aangenomen de
volgende ingekomen stukken:
Eene missive van gedeputeerde staten, houdende toe
zending der goedgekeurde raadsbesluiten tot heffing en
invordering van schoolgeld op de hoogere burgerschool
eu burger-avondschool.
Eene missive van dezelfden, houdende toezending der
goedgekeurde raadsbesluiten tot wijziging van die op de
heffing en invordering van schoolgeld op de openbare
scholen voor Jager onderwijs. Van beide goedgekeurde
besluiten is afkondiging geschied.
Een missive van dezelfden, houdende terugzending
der door hen goedgekeurde rekening der dienstdoende
schutterij over 1868 met de bijlagen en enkele opmer
kingen, die aan den schuttersraad is medegedeeld.
Eene missive van de plaatselijke schoolcommissie,
houdende verzoek tot wijziging van het plaatselijk regle
ment op het openbaar lager onderwijs, in dier voege, dat
leerlingen der meisjesschool, die de noodige vatbaarheid
bezitten voor het onderwijs van de tweede of de derde
afdeeling, tot die afdeeling worden toegelaten, al hebben
zij den reglementairen leeftijd niet bereikt.
Burgemeester en wethouders hebben dit schrijven en
de gronden die tot die aanvulling hebben geleid, in over
weging genomen en meenen dienovereenkomstig een
voorstel te moeten doen. Het daartoe betrekkelijk ont-
.werp-besUüt wordt gesteld, ingevolge bet reglement van
orde, in handen van eene commissie tot onderzoek en