MIDDELBURGSCHE
COURANT.
IV0- 204.
Dinsdag
1869.
26 October.
Middelburg 24 October.
PUBLICATIE.
De Burgemeester en Wethouders van YHssIngen
maken bekend:
dat de door den gemeenteraad vastgestelde verorde
ning op de Zeemans- en Visschersbeurs met 1 Januari
Aanstaande in werking zal treden;
Dat de commissie bestaat uit de heeren H. P. Winkel
man, voorzitter, lid van het dagelijksch bestuur, J. B de
Groot en M. Pot, leden van den gemeenteraad, en C. Mor
tier en P. Goeree, kooplieden;
en dat men zich ter deelneming aan dit fonds in de
eerste helft van de maand December a. s. zal kunnen
Aanmelden bij den secretaris-penningmeester den heer
P- Jansen, op de oostzijde van de Oude Haven, bij wien
de verordeningen op de Zeemans- en Visschersbeurs
tegen betaling van 5 cent per exemplaar te kekomen zijn.
Vlissingen, den 12«n October 1869.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
HOOFDELIJKE OMSLAG.
De Burgemeester en Wethouders van A lissingen
maken bekend:
dat het eerste suppletoire kohier van den hoofdelijken
omslag, voor het jaar 1869, door den gemeenteraad is
^astgesteld, en gedurende acht dagen, te rekenen van
"oensdag 20 October 1869, voor een ieder ter secretarie
der gemeente ter inzage zal zijn nedergelegd;
en dat ieder aangeslagene binnen dien tijd tegen zijn
aanslag in beroep kan komen bij de gedeputeerde staten
van Zeeland, bij verzoekschrift op ongezegeld papier.
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 20«" October 1869.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FOKBES WELS.
In de jongste vergadering der provinciale staten van
Zeeland werden door het gedeputeerd college, naar aan
leidingder wet van 6 April jl. (Staatsblad n°.39) ontwerpen
Ongeboden voor reglementen op het vervoer van vrach
ten over en tot instandhouding van de kunstwegen. Het
onderzoek dier ontwerpen in de afdeelingen leverde stof
tot vele bedenkingen. Gedeputeerde staten zonden in de
instaande najaarsvergadering daaromtent hun gevoelen
mededeelen, maar achten de beschikbare tijd te kort tot
e®ne nauwgezette overweging der zaak, in verband met
de van den hoofdingenieur van den waterstaat daarom
trent ontvangen mededeeling zijner zienswijze. Zij wen-
®chen alzoo te dien aanzien voor diligent te worden ge
houden.
Intusschen komt het hen noodzakelijk voor dat, even
als bij art. 3 der voornoemde wet voor de wegen in
onderhoud bij bet rijk, voor de overige kunstwegen be
palingen worden vastgesteld, door welke voorloopig
voorzien wordt in gemis van die voorkomende in art. 6
'Ier wet van *29 Floréal, jaar X, welke wet met 1 Januari
1810 zal zijn ingetrokken. Tot dat einde stellen zij voor
het volgende besluit te nemen:
1. Het, met voertuigen, berijden der kunstwegen in deze
Provincie, ten openbaren dienst bestemd, en in onder
houd bij de provincie, gemeenten, waterschappen of bij -
zondcre lichamen en personen, kan, bij invallend dooi-
^eder, door den commissaris des konings, ingevolge een
he3luit van gedeputeerde staten, tijdelijk worden verbo-
^en of beperkt.
Het bevel daartoe wordt zoo spoedig mogelijk be
kend gemaakt, en op de wegen, waar het vervoer wordt
geschorst of beperkt, bij te tollen of andere gebruikelijke
plaatsen, aangeplakt.
4. De voorschreven bepalingen zijn niet van toepas-
Slng: a. op spoorwegenb. op wegen die, op verzoek van
de onderhoudplichtigen, door gedeputeerde staten, voor
zoo ver het algemeen belang dit toelaat, worden uitge
zonderd.
4. Zij zijn mede niet van toepassing: a. op voertuigen
bestemd tot vervoer van personen; b. op brievenpost
karren e. op voertuigen, tot het leger behoorende, onder
militair geleide ol door militairen, in deze hunne betrek
king, vervoerdd. op ongeladen voertuigen.
In hunne aan de provinciale staten toegezonden ge
drukte mededeeling omtrent den weg tusschen Zierik-
zee en Zijpe herinneren gedeputeerde staten dat de t
toestand van dien weg niet gunstig werd genoemd,
hetgeen men meende daaraan te moeten toeschrijven
dat steeds dezelfde hoeveelheid nieuwe klinkers als
vroeger werd aanbesteed, doch deze meer en meer werden
vereischt voor de van lieverlede toegenomen klinker
bestrating, zoodat daarvan steeds minder kon worden
gebezigd ter vervanging der oude keibestrating, welke
vervanging nogtans zeer wenschelijk werd geacht.
Volgens het van den hoofdingenieur door gedeputeerde
staten gevraagd bericht, verkeert de keibestrating in
betrekkelijk goeden staat en zou, indien men meer kos
ten aan den weg wilde besteden, eene uitbreiding van
het onderhoud der klinkerbestrating de voorkeur ver
dienen boven meerdere vervanging van keien door
klinkers. Gedurende het loopende onderhouds-tijdvak
(1869—1871) wordt jaarlijks 150 centiares keibestrating
door klinkers vervangen. Gedurende de voorafgegane
zes jaren bedroeg dit gemiddeld 125 centiares 's jaars.
Tijdens de weg, in 1837, voor rekening der provincie
werd genomen, had de keibestrating eene lengte van
G161 meters en werd eene lengte van 7540 meters be-
klinkerd. Bij den aanvang van het tegenwoordige onder-
houdstijdvak, 1 Januari 1869, was van de keibestrating
nog eene lengte van 2727 meters overgebleven en was
de klinkerbestrating tot eene lengte van 10847 meters
toegenomen. Het verschil tusschen de respectieve totalen
dier cijfers zal aan verschil in meting zijn toe te schrijven.
Dat de tegenwoordige aannemingssom minder bedraagt
dan do vorige, moet aan mindere behoeften voor den
steiger en veerdam geweten worden.
De beferooting van het werk tot grondslag nemende,
bedraagt de tegenwoordige aannemingssom van 3500
voor den veerdam en steiger 447 en voor den weg,
wiens baten f 1400 bedragen f 3053 's jaars.
Het voorafgaande in aanmerking nemende, moenen
gedeputeerde staten dat geen genoegzame grond bestaat
om aan het tegenwoordige onderhoudsbestek uitbreiding
te geven, waarbij zij echter gaarne de verzekering voe
gen, dat het belang van dezen weg, ook bij het ingaan
van een nieuw onderhoudstijdvak, door hen niet zal
worden uit het oog verloren.
In eene a. Woensdag, des voormiddags te elf uren, te
houden zitting van den gemeenteraad van Middelburg
zullen behandeld worden: een adres van C. L. van Sorge,
houdende verzoek om ontslag als gemeente-opzichter;
en de gemeentebegrooting voor 1870 met daartoe betrek
king hebbende stukken.
Jl. Vrijdag avond is te Botterdam in de spreekzaal van
het Rotterdamsch leeskabinet eene vergadering gehouden,
waarin de heer A. Plate FJz. eene voordracht hield over
de stoomvaart op Amerika. Voornamelijk verdedigde bij
het plan der stoomvaartverbinding Rotterdam— New-
York tegenover de denkbeelden van den heer M. H. Jan
sen en de plannen van de Koninklijke Nederlandsche
stoombootmaatschappij. Met den heer Jansen was hij
het alleen eens, dat het plan eener stoomvaart van Vlis
singen op Amerika zonder subsidie onuitvoerbaar is.
Het plan der Koninklijke Nederlandsche stoombootmaat
schappij draagt zijns inziens dan ook blijken van over
ijling, daar deze haar maatschappelijk kapitaal waagt en
bovendien nog geld wil opnemen. Vervolgens deed hij
liet hooge gewicht en de te verwachten resultaten eener
directe stoomvaart op Amerika voor den handel uitko
men. Bij de bespreking der vraag, welke Nederlandsche
haven als punt van uitgang behoorde aangenomen te
worden, wees hij bij herhaling op het gebrek aan handel
te Vlissingen. Vlissingen is wel een prachtige haven
maar een overschoone marine-, geen handelshaven, aan
gezien er geen goederen zijn. Men zegt wel dat Vlissin
gen spoedig aan het spoorwegnet zal aangesloten zijn,
maar dat spoedig is minstens drie jaren. Dat de Rijn
vaart er heen zal verlegd worden gelooft niemand. As
suradeuren achten de vaart op Vlissingen aan zooveel
meer risico onderhevig, dat zij 3 per mille premie bere
kenen tegen 1 per mille naar Rotterdam. De Koninklijke
Nederlandsche stoombootmaatschappij belooft de goede
ren per lichter naar Vlissingen te zullen overbrengen
en nog wel kosteloos, maar de directie zal, volgens den
heer Plato, bij het vaststellen der vrachten de berekening
der lichterbooten wel niet buiten rekening hebben ge
laten. Maar al ware dit mogelijk, dan zou dit toch zijne
bezwaren niet wegnemen, overtuigd als hij is dat de
booten moeten varen van de plaats waar bet goed ligt,
en dat is Rotterdam.
Op verschillende gronden werd voorts het gevoelen
van den heer Jansen bestreden, dat Norfolk de beste
haven van aankomst in Amerika zou wezen. New-York
is de hartader des handels, en daar moeten wij zijn. De
meer zuidelijk gelegen plaatsen deden schoone beloften,
maar wat moest men b. v. denken van eene rente-garantie
van 6 pet. over het benoodigde kapitaal, door eene Ame-
rikaanseho spoorwegmaatschappij aangeboden Behoorde
men hierbij een vraagteeken te zetten? Of wel de waar
schuwing „hier liggen voetangels en klemmen?"
En nu de groote quaestiekunnen stoomschepen van
voldoend charter tot Rotterdam komen? Worden er voor
die vaart, die Rotterdam denkt te openen, groote booten,
mailsteamers vereischt? Neen. Kleinere schepen, van
b. v. 250 voet lengte en 34 voet breedte verdienen de
voorkeur. Zij kunnen 1200 ton goederen laden, behalve
de kolen, en 400 a 700 landverhuizers vervoeren. Is het
nieuwe vaarwater naar zee voltooid, dan is eerst de tijd
gekomen om aan schepen van groot charter te denken.
En hebben onze „pionneers" den weg voor den meer uit-
gebreiden handel met Amerika gebaand, dan zal men de
kleinere booten kunnen verkoopen of voor andere lijnen
bezigen.
Vervolgens trad de spreker in eene uitvoerige beschou
wing omtrent den duur der reis, en ondanks dat de heer
Jansen op de meeting te Utrecht bleef beweren, dat
slechts de gesubsidieerde booten 10V a 11 mijlen zouden
kunnen loopen, bleef de heer Plate betoogen, dat die
snelheid ook door de Rotterdamsche booten zou worden
verkregen, zoodat zij de reis in 14 a 15 dagen zouden
kunnen doen.
Nadat de heer Plate ten slotte het Rotterdamsche plan
nogmaals krachtig had aanbevolen, werd door den voor
zitter, den heer H. Muller Szn., de gelegenheid tot ver
dere gedachtenwissing geopend.
De heer F. Hardrodt betoogde in de Hoogduitsche
taai dat de bloei van Rotterdam hoofdzakelijk te danken
is aan den expeditiehandel en het vrije handelsstelsel.
De Koninklijke Nederlandsche stoombootmaatschappij
kan op geen sympathie van den expeditiehandel rekenen
omdat zij dien handel in Holland door buitenlandsche
agenten benadeeld beeft, Ook is het, blijkens de onder
vinding, onmogelijk eene nieuwe stoombootlijn in het
leven te roepen en den handel naar eene afgelegen haven
te willen overbrengen, terwijl dit slechte verlies voorde
aandeelhouders ten gevolge kan hebben. Rotterdam
New-York is het eenige goede punt om met Bremen en
Hamburg te kunnen concurreeren. De thans voorge
stelde Rotterdamsche maatschappij dit was sprekers
slotsom belooft schitterende resultaten en zal bijdra-,
gen tot den rijkdom en welstand van Nederland's handel
De heer banson had ook sympathie voor het plan,
maar vroeg verschillende inlichtingen op grond van bij
hem gerezen bezwaren, die door den heer Plate werden
beantwoord.
De heer Betz, directeur der Koninklijke Nederlandsche