Yerkoopingen en aanbestedingen. Thermometerstand. Gemeenteraad van Middelburg. uitgerukte haren lagen in het ronde; haar hals was be dekt met blauwe vlekken, die duidelijk aantoonden dat zij geworgd was, bovendien was haar schedel ingeslagen. Kond het lijk lag een groote plas bloed. De onde dame lag tegen een in de nabijheid staande secretaire. De rechterzijde van het hoofd was door herhaalde slagen met een stomp werktuig verbrijzeld. In de zaal is overi gens alles op zijne plaats. De schuifjes van de secretaire zijn geopend, doch geen wanorde heerscht daar. Er doet zich een vreemde omstandigheid voor; in de keuken was namelijk voor drie personen gedekt; de dames waren toch slechts met haar beiden. Zij wachtten dus een gast, en een gemeenzame gast, die zij zonder plicht plegingen konden ontvangen. In den avond van den 14cn, den dag waarop zij vermoord zijn, heelt een buur vrouw eenig gedruis en mannenstemmen gehoord. Zij dacht toen dat het een eenvoudig bezoek was. De justitie doet ijverig onderzoek. Uit het vinden van onaange roerde waarden is gebleken dat geen diefstal de drijfveer tot deze misdaad was. Aan het gebouw van het provinciaal bestuur alhier werd heden aanbesteed het jagen der schepen, vaartuigen, vlotten enz. door het kanaal van Zuid-beveland, waarvoor het minst werd ingeschreven door P. Bolier, te Scherpe- nisse, voor 261 per paard. 21 Oct. 'sav. 11 u. 46 gr. 22 's morg. 1 u. 44gr. 'smidd. lu.53gr.'s av. 7 u.47gr. Zitting van Woensdag 20 October. {Vervolg.) Geschiedt voorlezing van het rapport der commissie van fabricage betreffende het adres van jonkh<\ mt J. W. M. Sehorer c. bewoners van den Dam, houdende verzoek tot wegneming van het aldaar geplaatst urinoir huisje. In het rapport wordt vooropgesteld, dat de raad het model van dit huisje gearresteerd en de daarvoor vereischte kosten, ten bedrage van 150, toegestaan heeft. Vruchte loos is naar eene geschikte plaats nabij den Dam gezocht- De meerderheid der commissie weet geen ander middel om aan het verlangen der adressanten te voldoen dan het huisje weg te nemen en geen ander in de plaats te stellen. De minderheid der commissie heeft echter een tegenover gesteld gevoelen en meent dat zoodanige gelegenheid op den Dam onontbeerlijk is, met het oog op de aardappe- lenmarkt, de graanbeurs en de marktschepen. Zij wil aan het bezwaar der adressanten tegemoetkomen door het plaatsen van eene omheining rond het huisje, hetzij van plaatijzer of van hout. Nadat de beraadslaging is geopend, vraagt de heer van Visvliet of niet besloten is om dit onderwerp eerst bij de behandeling der gemeentebegrooting te bespreken. De voorzitter antwoordt hierop ontkennend, onder opmer king dat dit onderwerp niet bij de begrooting behoort, maar geheel op zich zelf staat. De heer Snouck Hurgronje vraagt of, als het voorstel der minderheid van de commissie verworpen en dat der meerderheid aangenomen wordt, dan nergens in de nabij - beid van den Dam een urinoir-huisje zal worden geplaatst. De voorzitter antwoordt bevestigend, onder hij voeging dat dit groot bezwaar zal opleveren, want zoodanig voor werp is daar ter plaatse onontbeerlijk. Ook te Rotterdam en te 'sGravenhage ziet men ze van gelijksoortig model. De heer Fokker vraagt, welk nut eene omrastering kan hebben, en krijgt op die vraag van den voorzitter ten antwoord, dat het huisje daardoor minder zichtbaar wordt. De heer Fokker repliceert dat hij de noodzakelijkheid daarvan niet inziet. In Parijs ziet men langs de boule vards verschillende van die dingen zonder dat daarover wordt geklaagd. De heer Lantsheer vraagt, waarom het ledigstaande lokaal naast de graanbeurs niet tot het besproken doel kan gebruikt worden, waarop door den voorzitter wordt geantwoord dat de inrichting daarvan, ook met het oog op de menschen die boven wonen, aan verschillende be zwaren onderhevig is en ook ten zeerste aanleiding tot onzedelijkheid geven zou. De heer Lantsheer zegt dat hij ook te Parijs is geweest, maar nooit dergelijke machines als hier en op zoodanige plaatsen als hier heeft gezien. Ook wijst hij op de onzin delijkheid in den omtrek van het op den Dam geplaatste voorwerp. Volgens den voorzitter is dit de schuld van den raad, die de plaatsing van het urlnoirhuisje heeft goedgekeurd. De heer Snijders acht de vergelijking van den heer Fokker zeer ongelukkig, want er is misschien geen onzin delijker land dan Frankrijk; onder anderen bij de biblio- thèque impériale zijn de trottoirs zoo vuil dat men daar schier niet gaan kan. Overigens bestrijdt hij het gevoelen van de minderheid der commissie, dat het bedoelde huisje op den Dam noodzakelijk zou zijn. In het nabijgelegen Spuistraatje bestaat eene zoodanige gelegenheid naast den vroegeren watermolen en op eenige ellen aistands nog een; hierdoor wordt voorzien in de behoefte met betrekking tot de aardappelenmarkt; op de graanbeurs is er ook zeker een, zoo niet meeren voor de wandelaars in de nabijgelegen straten is er een in de Gistpoort. Door den voorzitter in de rede gevallen met de vraag, of hij dan de schippers en anderen naar de Gistpoort zou willen laten loopen, antwoordt de heer Snijders bevesti gend, voor het geval de zoo even genoemde gelegenheden in het Spuistraatje in gebruik mochten zijn. Ten slotte geeft hij als zijne meening te kennen dat eene omrastering van het nu bestaande urinoir-huisje daaraan een nog zondelinger aanzien geven zou. Alsnu wordt in omvraag gebracht het voorstel van de meerderheid der commissie, tot geheele wegruiming van het huisje. Het voorstel wordt verworpen met 8 tegen 1 stemmen. Vóór stemden de heeren Lambrechtsen van Rittbem, van Visvliet, Snijders,Mathon, Magitlse, Lants heer en de Wind. Vervolgens wordt het voorstel van de minderheid der commissie tot het plaatsen eener omheining in stemming gebracht. Dit wordt echter mede verworpen, en wel met 12 tegen 3 stemmen. Vóór stemden de heeren van Vis vliet, Rekker en Lantsheer. Tengevolge dezer beslissing blijft het urinoirhuisje alzoo onveranderd staan. Blijkens het uitgebracht rapport der commissie van fabricage omtrent de gemeentbegrooting voor 1870, voor zooveel de uit te voeren werken betreft, heeft die com missie geene bedenkingen. Alleen ten aanzien van de voorgedragen vernieuwing der Langevijle-buitenbrug adviseert de meerderheid, met het oog op de vele in 1870 gevorderde uitgaven, de eenvoudigste der drie voor de leden ter inzage gelegde planteekeningen, begroot op f5100, te doen uitvoeren. De minderheid wenscht echter het op de begrooting voorgedragen plan n°. 1, begroot op f 5900, te behouden. Op dit rapport zal bij de behandeling der gemeente begrooting worden gelet. Vervolgens brengt de heer van Visvliet, namens de financicele commissie, rapport uit over de in hare handen gestelde gemeentebegrooting voor 1870 met daartoe behoorende memorie van toelichting cn verdere stukken. De begrootingen van het burgerlijk armbestuur en de schutterij gaven haar tot geene bedenkingen aanleidingj en evenzeer kan zij zich vereenigen om de straatwieding in 1870 weder .door de zorg van het burgerlijk armbe stuur te doen verrichten. Ten aanzien der gemeente begrooting zelve geeft de commissie als haar gevoelen te kennen dat deze alleszins aannemelijk is, behoudens wijzigingen uit de aanneming van bijzondere rapporten of voorstellen voortvloeiende. Met de drie plans ter vernieuwing der Langevijle-buitenbrug heeft zij ge meend zich niet te moeten bezighouden. Evenzeer heeft zij zich om verschillende redenen onthouden van het doen van voorstellen met betrekking tot de weder voorgedragen heffing der gemaalbelasting. Ook van dit rapport zal de behandeling gelijktijdig met die der begrooting plaats hebben. De voorzitter leest een door hem opgemaakt schrifte lijk voorstel voor met betrekking tot de politie, aan welker hoofd hij staat. Hij herinnert daarin dat in de raadszitting van 3 Mei jl. een lid eenige vragen heeft gedaan met betrekking tot de plaats gehad hebbende ongeregeldheden onder de kanaalarbeiders, en daarbij in beschouwingen is getreden over de polite, welke zijns inziens onvoldoende was; dat daarop door hem, als bur gemeester en hoofd der politie, is geantwoord dat de ambtenaren zooveel mogelijk hun plicht doen, doch hij ter gelegener tijd een voorstel zou doen omtrent eene reor ganisatie, welke echter niet zonder kosten kan geschie den. Voor het oogenblik bepaalt zich dit voorstel, het welk hij gelijktijdig met de begrooting in behandeling wii brengen, tot het volgende: 1°. om aan drie agenten van politie, die respectievelijk 37, 33, en 25 dienstjaren en 72, 70 en 56 levensjaren tellen, bij het hun te verlee- nen eervol ontslag twee-derden van hun tegenwoordig traktement als pensioen toe te kennen, ten bedrage alzoo van f 283.66; en 2°. den op de begrooting uitge trokken post van ƒ300 voor vier buitengewone agenten, speciaal belast met het toezicht over de wandelingen, met f 100 te verhoogen. De beraadslaging over dit voorstel is mede aangehou den tot de behandeling der gemeentebegrooting. Namens de commissie van toezicht over de wisselbank brengt de heer Luteyn rapport uit op het in hare handen gesteld voorstel van den heer van Deinse, in de vorige zitting gedaan, strekkende tot wijzing der verordening op de wisselbank, tot vermindering van het drietal commissarissen op twee en het brengen van betere ver houding in de bezoldiging der boekhouders (zie. het verslag in n®. 175 dezer courant). De commissie heeft zich bij haar onderzoek deze twee vragen gesteldIs het wenschelijk het getal commissarissen van drie op twee te brengen? Is wijziging van de bezoldiging der boek houders billijk en dus noodig? Ten aanzien van de eerste vraag merkt zij op dat het bestuur over de bank wordt uitgeoefend door com missarissen met een directeur en niet door den directeur onder toezicht van commissarissen. Zij zijn voor het richtig beheer en goede bewaring der waarden verant woordelijk; zij moeten personen zijn die door hunne maatschappelijke betrekking geacht kunnen worden gunstig op het crediet der inrichting te werken. Voor de dagelijksche bezigheden is de tegenwoordigheid van drie commissarissen geen direct vereischte wanneer er onderling vertrouwen bestaat, en kan er een afwezig zijn zonder dat die bezigheden voor de overigen te drukkend zijn. Maar wanneer men hun getal op twee stelt en een daarvan om een of andere reden niet in do bank tegen woordig kan zijn, dan zal de betrekking van commissaris èn wegens de verantwoording èn om de gebondenheid die ze geeft, door het verplichte steeds gereed zijn om waarden te geven of te bergen, van dien aard worden dat geschikte personen die zorgen en aansprakelijkheid tegen eene belooning van f 500 niet op zich zullen willen nemen. Eene vermindering van het geta! commissarissen tot twee zal zeker het crediet dat zij aan de wisselbank geven niet vergrooten, en tegenover saldohouders en beleeners is de gemeente voor hare aansprakelijkheid beter gedekt door de verantwoordelijkheid en borg- stel'ing van drie dan van twee commissarissen. Wat de tweede vraag betreft, is de commissie niet overtuigd van het onbillijke der verhouding tusschen de belooningen van de beide boekhouders. De eersie geniet f 350 meer dan de tweede, maar is ook bij afwezigheid van den directeur als het ware diens plaatsvervanger en moet meer kennis bezitten dan alleen van boekhouden. Uit de mededeeling van de aanmerkelijke vermeerdering der werkzaamheden in de wisselbank volgt volstrekt niet dat de onveranderde bezoldigingen voor het thans gele verd wordende werk te gering zijn. Beide vragen mitsdien ontkennend beantwoordende, ontraadt de commissie de aanneming van het voorstel, als zijnde dit ten nadeele der gemeente en der wisselbank. De voorzitter deelt mede dat de heer Fokker hem be treffende deze aangelegenheid mede een voorstel ter hand heeft gesteld, tot welks mededeeling aan de verga deringhij den voorsteller uitnoodigt, waaraan door dezen wordt voldaan. In dit voorstel wordt eerst een overzicht gegeven van de bruto winst der bank, welke in de laatste vijfjaren wel gemiddeld f 10,654.16 bedroeg, doch in het laatste jaar nietmeerdan /B,963.91j; de gemeente trok voor haar drie-vierden in de netto winst in hetzelfde tijdvak ge middeld ƒ2687.50, ofschoon dit over 1868 slechts 1,54:1,57jr heeft bedragen. De uitgaven aan jaarwedden bedroe gen tot 1867 ƒ5950, maar zijn later met 100 verhoogd bij de aanstelling van een nieuwen conciërge. Volgens den heer Fokker is het duidelijk dat sedert hier een agentschap der Nederlandsche bank gevestigd is en Ne- derlandsche bankbiljetten ruim in omloop worden ge bracht, van de zoogenaamde wisselbank minder gebruik dan vroeger wordt ge maakt, terwijl het niet twijfelachtig is of die vermindering zal toenemen. Het komt hem zeer wenschelijk voor, zooveel een geregelde gang van zaken toelaat, de uitgaven te verminderen, maar aan dit ver eischte voldoet het voorstel van den heer van Deinse geenszins, daar de uitgaven onveranderd zouden blijven. Hij gelooft niet dat de jaarwedden van den kassier en de beide boekhouders voor drie uren vacatie op eiken werkdag verhooging noodig hebben, maar meent dat 1500 belooning voor drie commissarissen, veel te groot is voor bet door hen aan. de bank verricht werk, en dat op dien post 1000 kan bezuinigd worden, door aan com missarissen als presentiegeld 500 toe te staan, bij wijze van vergoeding voor verloren tijd;-ofschoon zoo menige door den raad benoemde commissie en de raad zelf niets van dien aard bekomen en die betrekking alleen waar nemen uit liefde tot de zaak. Hij wenscht alzoo het ge tal van drie commissarissen te behouden en stelt voor, art 9 der verordening aldns te wijzigen: „Commissaris sen genieten gezamenlijk 500 zonder eenige verdere emolumenten, jaarlijks onderling bij wijze van presen tiegeld te vei'déelenen vewts een nieuw art: ^„Jaar lijks treedt met 1 Januari een der commissarissen af en- wordt door hen in tij da een dubbeltal aan den raad voor gedragen."

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2