MIDDELBUMSCIÏE COURANT BIJVOEGSEL van de van Woensdag 20 October 1809. No. 199. Staten-generaal. tweede kamer. Zitting van Zaterdag 16 October. Ingekomen wetsontwerpen en adressen. Mededeeling werd gedaan der benoemingen van een aantal rapporteurs over wetsontwerpen. De beer Fokker bracht namens de commissie tot onderzoek der geloofsbrieven van het te Amsterdam nieuw gekozen lid, mr. E. EI. 's Jacob, verslag uit. De voorgestelde conclusie tot toelating van dien heer werd aangenomen. De voorzitter stelde voor de vergadering te verdagen tot den 2en November e. k. waartegen de heer Blussé zich verzette. Volgens hem kon de kamer zeer goed bijeen blijven om hare werkzaamheden in de sectiën voort te zetten. Hij stelde daarom voor op het besluit der centrale afdeeling terug te komen en dus voort te gaan nmt het onderzoek van verschillende wetsontwerpen (waarohtfeé- de agrarische en suikcrwetten) in de afdeel in geh;^ Nadat over en weder argumenten voor en tegen het wenschelijke van een nu te nemen reces waren aange voerd, werd het contra-voorstel van den heer Blussé in stemming gebracht, waarbij'zich evenveel leden daarvoor als daartegen verklaarden, zoodat in eene volgende ver gadering op nieuw eene stemming hierover moet plaats hebben. De minister van buitenlandsche zaken beeft een ant woord ingezonden op het verslag der commissie nopens de overeenkomst, met het koninkrijk Siam gesloten over de toelating van consulaire agenten van dat rijk in de voornaamste havens onzer overzeesche bezittingen, waarin onder anderen medegedeeld wordt, dat onder de in die overeenkomsten bedoelde consulaire agenten moeten worden verstaan consuls-generaal, consuls en vice con suls, en niet eene bijzondere klasse van consulaire ambtenaren. De conventiën met Engeland en de Yercenigde staten zijn in deze gevolgd, en daarom is ook niet aan de vice consuls de bevoegdheid verleend tot het plaatsen van het wapen hunner regeering boven de deur van het consulaat, omdat zij niet door hunne regeeringen worden aangesteld, maar slechts ondergeschikte plaatsvervangers zijn. Andere punten worden daarbij tevens toegelicht, terwijl in antwoord op eene bedenking wordt te kennen gegeven, dat de consulaire ambtenaren zich in den regel tot de ondergeschikte of betrokken overheid wenden. Dat een vreemde consul in de Nederlandscbe koloniën zich door tusschenkomst van den diplomatieken agent te 's-Gravenhage tot de regeering wendt, behoort tot de uitzonderingen. Het gebruik om, bij gebreke van een diplomatiek agent, de briefwisseling van den eenen mi. nister van buitenlandsche zaken aan den anderen te doen plaats hebben is evenwel zoo algemeen aangenomen, dat het bij voorkomende gelegenheden ook hier vermoedelijk wel gevolgd zal worden. Blijkens het voorloopig verslag over hoofdstuk III der staatsbegrooting (buitenlandsche zaken) voot 1870, werd in eene afdeeling de meening op nieuw voorgestaan dat het, bij de verbeterde middelen van gemeenschap en het snelle vervoer van brieven en dépêches, althans voor een kleinen staat als Nederland niet meer noodzakelijk is om vaste gezantschappen aan alle groote vreemde hoven gevestigd te houden. Onze handelsbelangen kunnen in den vreemde gevoegelijk door consulaten worden waar genomen. Aan de regeering werden inlichtingen en ophelderingen gevraagd omtrent de beweerde vervolging van christenen in Japan, den stand der zaak van de Luxemburgsche schuld, het steeds aanhangig verschil met België over de rechten op collatie en beurzenstichtingen waapan in België het beheer gevoerd wordt, de onderhandelingen welke te Manheim over de zalmvisscberij op onze rivieren zouden gevoerd zijn, de aansluiting van onze spoorwe gen met verschillende buitenlandsche lijnen, en verder over eenige andere punten betreffende het instellen van consulaten. Bij de bespreking van bet al of niet noodza kelijke van het behoud van een consulaat-generaal te Tunió werd gevraagd of onze regeeriug reeds stappen had gedaan om bestraffing der moordenaars eener Neder- landsche vrouw (freule Tinne) uit te lokken. Daar de consulaire verslagen niet altijd even spoedig I werden medegedeeld werd opneming van de belangrijkste daaronder in de Staats courant gevraagd, voordat zij aan de kamers van koophandel ter lezing worden gezonden. De voorgestelde plaatsing van een minister-resident in China vond bij de meerderheid ernstigen tegenstand. De tegenwoordige wijze van vertegenwoordiging aldaar gaf geen reden tot klachten. De Chineesche regeering schijnt zoo weinig belang in diplomatieke aanraking met ons te stellen, dat bet gezantschap tot voorbereiding dei- wijziging van het tractaat van Tieutsin naar Europa gezonden, niet eens Nederland bezocht. Een gezantschap in China zou ook soms de tegenwoordigheid van oorlog schepen vereischen hetwelk kosten na zich zou sleepen. Anderen deelden niet in deze ongunstige meening; volgens hen moesten de vele aanrakingen tusschen de bevolkingen van China en onze Oost-Indische bezittingen evenals het belang der immigratie van Cbineezen in Suriname voor de instelling dezer missie pleiten. Tegen dit laatste werd evenwel aangevoerd dat voor deze zaak een consulaat meer geschiktheid bezat. Yoor de herziening van het tractaat was eene tijdelijke missie voldoende. Met uitzondering van Londen, werd op nieuw de in stelling van consulaten-generaal op plaatsen waar ge zantschappen zijn, bestreden. Gemeenteraad vau Ylissingen. Zitting van Maandag 18 October. Installatie raadslid; voór- stel bezoldiging leeraars middelbaar onderwijs; adressen afschaffing en behoud avondschool meisjesvoorstel wijzi ging verordening schoolwezeneervol ontslag L. Bakker als kommies; voorwaarden verpachting tollen; besluit roeien hoornen; mededeeling goedkeuring raadsbesluit; vaststelling suppletoir kohier lioofdelijken omslag verordening begraaf plaats; deelneming geldleening Kouinkhjke Nederlandsche stoombootmaatschappij. Voorzitter de heer Winkelman. Afwezig de heer Schraver, ongesteld. De notulen van het in de vorige zitting verhandelde na voorlezing goedgekeurd zijnde, wordt ,voor kennis geving aangenomen de mededeeling des voorzitters, dat de heer Schraver schriftelijk bericht heeft ingezonden dat hij wegens ongesteldheid verhinderd is deze zitting bij te wonen. Vervolgens wordt overgegaan tot de installatie van den heer H. E. Kleijnhens als lid van den raad. Door den secretaris binnengeleid zijnde, legt die heer de bij de wet gevorderde eeden af. De voorzitter wenscht hem daarna met zijne benoeming en toelating van harte ge luk, en hoopt dat het hem gegeven zal zijn alle zijné krachten aan te wenden tot nut der gemeente en tot voldoening voor zich zei ven. De heerKleijohens neemt zitting. Aan de orde is het voorstel van burgemeester en wet houders, in overleg met de commissie en den inspecteur van het middelbaar onderwijs, tot vaststelling der bezol diging van de leeraars bij bet middelbaar onderwijs(bur- ger-avondschool). Ter betere beoordeeling van dat voor stel deelt de voorzitter vooraf mede, dat het aantal onderwijs-uren per week bedraagt: voor den leeraar in bet handteekenen acht, voor den leeraar in het rechtlij nig teekenen insgelijks acht, en voor den leeraar in de wiskunde, taal, geschiedenis en aardrijkskunde veertien. Het voorstel strekt om den beiden eerstgenoemde leeraars ieder f 250 en den leeraar in de wiskunde, taal enz. f 500 's jaars toe te kennen, alsmede den leeraar-directeur eene toelage van f 250 te verleeuen. De heer de Kruijff acht eene bezoldiging van f 500 voor den leeraar in de wiskur.de enz., in verband met zijne werkzaamheden, te hoog en wil die op f 400 be paald zien. Evenzeer noeml hij de voorgestelde toelage van f 250 voor den directeur vrij hoog, vooral als men in aanmerking neemt dat te Middelburg, waar negeu leeraren in vijftien vakken moeten doceeren, een hunner tot directeur is benoemd met eene toelage van slechts f 200. Hij acht eene toelage van [50 voor de bemoeiin gen van een directeur te Vlissingen voldoende. De ge drukte toestand der gemeente-finaneiën en de drukkende en nog drukkender wordende hoofdelijke omslag nood zaken zij us inziens tot spaarzaamheid. Hoezeer hij be hoorlijk bezoldigen wil, stelt hij dus voor, den leeraar in de wiskunde slechts /"400 te geven en de toelage aan den directeur op slechts 50 te bepalen. De heer Pot verklaart dat hij dit voorstel van den heer de Kruijff ondersteunt. De heer Verkuyl Quakkelaar zegt dat hij zich daar mede ten deele kan vereenigen; 250 vindt ook hij als toelage aan den directeur te veel, maar 50 daarentegen te weinig: hij wil 150 toestaan. Den leeraar in de wis kunde enz. wil hij evenwel de door burgemeester en wethouders voorgestelde f 500 toekennen. De heer Hector zegt dat hij, niettegenstaande hij in het dagelijksch bestuur aan het gedane voorstel heeft medegewerkt, na bet thans van twee raadsleden gehoor de gevoelen \oorstelt de onderwijzers in hét handtee kenen. en dien in de wiskunde elk f 400 te verleenen en een hunner zonder verdere toelage als directeur aan te wijzen. Dit acht hij niet in strijd met de wet. De direc teur maakt met de'leeraren een geheel uit en is evenals zij werkzaam; de qualiteit van directeur kan dus zijns inziens gevoegelijk zonder hoogere bezoldiging worden toegestaan. De heer Pot verzekert dat hij het onderwijs in de teekenkunde op zeer hoogen prijs stelt, maar hij gelooft dat de wetgever gewild heeft dat dit eene zaak van ondergeschikt belang zou blijven, betgeen zijns inziens ook hieruit blijkt dat in het wetsartikel waarbij de ver plichte onderwijsvakken worden omschreven, bet onder wijs in het handteekenen eerst onder litt* i wordt ge noemd. Vooral te Vlissingen behoort dat onderwijs naar zijoe meening ondergeschikt te blijve^daar de regeering vergunning heeft verleend om zich tot de oprichting eener burger-avondschool te bepalen, doch met het doel dat vooral practisch onderwijs aan handwerkslieden zou gegeven worden. Het is daarom dat hij zich met bet voorstel van den heer Hector niet kan vereenigen. De wetenschap moet hier, gelooft hij, boven de kuust wor den gesteld. Volgens den heer van Uije Pieterse is het voorstel van den heer Hector niet zeer practisch en zou het niet goed uitvoerbaar zijn. De bezoldiging van leeraar en directenr behoort afzonderlijk te worden gehouden. Als lid van het dagelijksch bestuur verdedigt hij daarom de voorge dragen toelage van f 250 voor den directeur. Deze bur ger-avondschool moet men niet gelijk stellen met eene rijks hoogere burgerschool, want wilde men alleen in evenredigheid daarmede bet traktement regelen, dan zou men een te geringe som krijgen die èn in strijd zou zijn met de waardigheid van den raad èn bezwaren zou doen ontstaan tegen het verkrijgen van leeraren. De bezoldiging der leeraren acht hij waardiglijk ge steld, niet te hoog en niet te laag; en in verband met de financiën der gemeente ziet hij in de aanneming van het voorgestelde bedrag geen bezwaar. Desnoods zou hij nog eerder de toelage van den directeur willen verminderen dan het traktement der leeraren. Debetrekkingen behoo- ren echter afzonderlijk te worden gehouden, teneinde de raad vrij blijve om desnoods een anderen leeraar tot directeur te benoemen, indien liet later blijken mocht dat zulks noodig of wenschelijk was. De heer de Kruyff verklaart zich bereid om zijn voor stel met betrekking tot den leeraar in de wiskunde enz. iu overeenstemming met bet door den heer van Uije Pieterse aangevoerde te wijzigen, doch is het niet eens met het voorstel van den heer Hector. Wellicht is de door hem voorgestelde toelage van [5Oaan den directeur ook wel wat te gering, zoodat hij nu voorstelt /T00 te geven. De heer Verkuyl Quakkelaar gelooft dat het wensche lijk ware, te bepalen dat de directeur jaarlijks zal worden benoemd, op grond dat het wel wat moeilijk is iemand in verzuim te stellen en te ontslaan. De voorzitter zegt dat burgemeester en wethouders als maatstaf van de berekening der traktementen het aantal onderwijsuren gedurende een jaar hebben ge nomen, zijnde voor de leeraars in het hand-en rechtlijnig teekenen 272 en voor den leeraar in de andere vakkeu 476 uren. In verband biermede achten zij eene jaarwedde van [250 en [500 niet te hoog.Voorts merkt de voor zitter op dat de letters van de volgorde der leervakken in bet wetsartikel niet de meerdere of mindere belang rijkheid der vakken aanduiden, zooals door den heer Pot is bedoeld. Het onderwijs in de teekenkunde is even belangrijk als dat in de wiskunde: beide hangen, volgens bet gevoelen van den inspecteur van bet middelbaar onderwijs, zelfs nauw samen. De heer de Kruyff trekt zijn voorstel betreffende de toelage aan den directeur in, aangezien tusschen dit en het voorstel van den heer Verkuyl Quakkelaar, die het bedrag op 150 wil bepalen, slechts een verschil van f 50 bestaat. Alsnu wordt het eerst in omvraag gebracht het voor stel van burgemeester en wethouders, om hét traktement van de leeraars in het hand- en rechtlijnig teekenen voor ieder op f 250 te bepalen. Aangenomen met 13 stemmen tegen 1, van den heer de Groof. In de tweede plaats wordt gestemd over het voorstel van het dagelijksch bestuur, om den leeraar in de wis kunde, taal, geschiedenis en aardrijkskunde [500 te ver leenen. Hierover staakten de stemmen, daar zoven leden zich vóór en zeven zich tegen verklaarden. Vóór stem den de heeren Verkuyl Quakkelaar, Pot, de Gelder, Kleijuhens, de Kruyff, van IJije Pieterse en Hector. Tegen stemden de heeren van der Os, de Groof, Laernoes, Callenfels, Mestdagh van der Hij den en Ockers. De

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 5