OURANT. r 196. Maandag 1869. 18 October. Middelburg 16 October. Kerknieuws. Thermometerstand. 15 Oct. 's av. 11 u. 55 gr. 16 's morg. 7 u. 54 gr. 's midd. 1 u. 59 gr. 's av. 7 u. 56 gr. Staten-generaal. In de heden gehouden zitting van de tweede kamer werd door den voorzitter voorgesteld om de zittting tot 2 November te verdagen. Daarentegen deed de heer Blussé het voorstel om in de afdeelingen voort te gaan met het onderzoek der nog voorhanden zijnde wetsont werpen Over dit voorstel, dat het eerst in stemming werd gebracht, staakten de stemmen, zoodat het in eene volgende vergadering op nieuw in stemming zal worden gebracht. De Middelburgsche afdeeling der Verceniging tot bevordering van fabriek- en handwerksnijverheid in Nederland wier ledental thans tot 70 is geklommen heeft gisteren avond weder eene algemeene vergade ring gehouden, hoofdzakelijk tot vaststelling van het door 't bestuur geconcepieerde huishoudelijk reglement. Volgens dit reglement hetwelk ter goedkeuring aan het hoofdbestuur te 's Gravenbage zal worden opgezon den worden jaarlij ks minstens vier algemeene verga deringen gehouden, gewijd aan huishoudelijke werkzaam heden ter bevordering van fabriek- en handwerksnij ver heid, het ter bezichtiging stellen van eenig daarmede in verband staand kunststuk, de behandeling van vraag punten, het honden van voordrachten over practische onderwerpen, enz. De jaarlij ksche contributie is voorloopig op f 2 bepaald. Onder de ingekomen en door het bestuur medegedeelde stukken kwam eene missie van het hoofdbestuur voor waarin dit zijne ingenomenheid met de oprichting dezer afdeeling te kennen geeft, en zoowel de nijverheid als den handwerksman alhier daarmede geluk wenscht. Daar in het volgende jaar te Londen eeue internatio nale nijverheids-tentoonstelling zal plaats hebben, heeft het bestuur zich belast inzendingen derwaarts te bevor deren. Een van het hoofdbestuur ter overweging ontvangen exemplaar van het door de regeering aan de staten-ge- neraal ingediende wetsontwerp omtrent het toezicht op fabrieken, magazijnen en bewaarplaatsen van goederen die schade of hinder kunnen veroorzaken, is gesteld in handen eener commissie van vijf leden. Uit den Haag schrijft men ons „Zooals ik u reeds met een enkel woord meldde, kan ik u op zeer goede gronden verzekeren dat de regeering nietwoornemens is, den gouverneur-generaal Mijer terug te roepen. Tevens meen ik er te kunnen bijvoegen dat daarvan wel degelijk en ernstig sprake is geweest, kort na het optreden van het tegenwoordige ministerie. Waarom men dien maatregel toen niet aan den koning heeft voorgesteld, kan ik wel gissen, maar niet bepalen. Dat de moeilijkheid om een in alle opzichten geschikten plaatsvervanger voor den heer Mijer te vinden daarbij eene groote rol heeft gespeeld, laat zich met vrij veel zekerheid vermoeden. ïn de maanden, die sedert verloopen zijn, is de toe stand van Indië zoo mogelijk nog ingewikkelder en dus de taak van den gouverneur-generaal in spe nog moeilij ker geworden. Thans, nu de heer de Waal het oogenblik ziet naderen waarin beslist zal worden of de meerderheid in de kamer hem in den reeds spreekwoordelijk gewor den „bedaarden tred" wil blijven volgen, dan wel óf tegen dien tred zeiven óf tegen de richting waarheen hij leidt, bezwaren zal doen gelden, die een sneller voort schrijden naar eene meer radicale oplossing (zoo maar niet de altoos tijdelijke zegepraal der naar het gezag hunkerende reactie) moeten voorbereiden, thans, nu wij ten aanzien van het koloniaal regeeringsbeleid in de toekomst een keerpunt schijnen genaderd te zijn, zou dan ook de terugroeping van den heer Mijer en zijne vervanging vrij ontijdig zijn. Vooral zijne vervanging de keus van een opvolger toch, die, welke richting ook zegeviere, een krachtig man, een man van buitengewone kunde en van initiatief zal moeten zijn,' wordt geheel beheerscht door de vraag, wat men op het Binnenhof zal beslissen omtrent de taak, die den nieuwen titularis op Buitenzorg wacht. „Het is piet ten aanzien van het koloniale vraagstuk alltóji/(jat lmt\m in isterie, naar het zich laat aanzien, door dn JwéW^kïbner tot krachtig handelen in eene bepaalde richting zal geprikkeld worden. Het oordeel over de verschillende begrootingswetten in de afdeelingen geveld en waarvan de voorloopige verslagen den weerklank (niet de zuivere en duidelijke uitdrukking,dit zal alleen dan mogelijk woiden als men het tegenwoordige stelsel van afdeelings-onderzoek voor dat der zelfstandige rap porteurs laat varen) zullen geven, zal daarvan getuigen. Vooral de minister van fiuanciën, wien alleen door zijne vijanden groudige kennis en werkzamen ijver kunnen ontzegd worden, zal, vermoed ik, vanwege zijne vrien den of de vrienden zijner richting nog wel iets moeten hooren over het onbestemde en min of meer halfslachtige zijner financieele plannen. Ofschoon den heer van Bosse, ook volgens die vrienden, de voornaamste eigenschappen ontbreken, die in iederen hervormer, ook in den hervor mer op financieel gebied, onmisbaar zijn breedheid van opvatting en rijkdom van vindingsgave, geloof ik toch dat hij niet ongeneigd zou zijn om zich door de kamer, wanneer zij zich niet mocht vereenigen met zijne plan nen, als 't ware en demeure te doen stellen om de eenig afdoende, eenig rationeele belasting, de inkomstenbelas ting, voor te stellen. Ik herhaal nog eens uitdrukkelijk „ik geloof", want ik zou niet gaarne aanleiding geven aan zijne politieke tegenstanders om hem te bestrijden met een wapen, dat in hunne bedrijvige handen en onder het aanheffen van schelklinkende leuzen, zou moeten dienen om hem bij uitstek impopulair te maken op een oogenblik dat hij wellicht aan alles behalve aan dien zoo allerverschrikkelijksten maatregel denkt. „Ik behoef u niet te zeggen hoezeer het mij leed doet dat de wakkere Bosscha niet te Amsterdam is gekozen. De Amsterdamsche liberalen erkennen zeiven dat ztj zich ón door onhandigheid én door zorgeloosheid heb ben laten verrassen. „Amsterdam is ontwaakt!" roept zeker iemand triomfantelijk uit, en daaruit volgt natuur lijk dat, in zijne schatting, den Haag met zijn kostelijk tweetal afgevaardigden, wel enorm wakker moet zijn. Men zou het zoo niet zeggen, als men de onbeschrijfelijke lauwheid en lamheid ziet waarmede de Hagenaars dulden dat hun gemeenteraad over de gewichtigste belangen (gij kent ze; ik heb ze u bij herhaling genoemd) jaren lang praten, zonder dat er i e t s gedaan wordt. Nu doet de ingenieur Vrolik weêr moeite om eene meeting tot stand te brengen, waarin de quaestie van het drinkwater behandeld moet worden. Behandeld, maar ook verder gebracht? Aous verrons bien, als de meeting althans tot stand komt en bezocht wordt. „Met een enkel woord want veel durf ik er niet meer over schrijven na mijn vorigen moet ik u toch melden dat de eerste voorstelling van het Duitschc operagezelschap uit Botterdam, jl. Woensdag avond den beminnaars der klassieke muziek zeer veel genoegen heeft gedaan. Het gezelschap telt wel geene al tisten hors ligne zelfs vrij wat middelmatige elementen, maar het ensemble was goed en Figaro s Hochzeit is meer een stuk om van te genieten dan om er door opgewonden te worden. Zij, die met de Fransche opera dwepen halen de schouders op en zeggen: die Rotterdammers zullen onze opera geen kwaad doen. Dat is ook de bedoe ling niet geweest, waarmee ze hier werden gewenscht en hier zijn gekomen ieder zijn smaak, maar waarom zou den wij hier verstoken moeten blijven van hetgeen onzen kunstsmaak bevredigt, zegt de andere partij, en te recht." In de Staatscourant van Vrijdag 15 dezer is opgenomen het koninklijk besluit van den 30 September jl. hou dende wijziging van het koninklijk besluit van 27 No vember 1865 (Staatsblad n°. 130), tot nadere uitvoering van art. 24 der wet van 1 Juni 1861 (Staatsblad n°. 53), bevattende bepalingen omtrent den doortocht en het vervoer van landverhuizers, gewijzigd en aangevuld bij de wet van 15 Juli 1869 (Staatsblad n«. 124). De heer J. G. Blaauw, predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Oostkapelle, heeft voor het beroep als zoodanig te Oud-Vossemeer bedankt. Bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Grijps- kerke is tot predikant beroepen de heer B. Braams, ont slagen predikant bij de protestantsche gemeente in Ne derlandsch-Indië. Het beroep van den heer J. H. Muhring, predikant te Wilnis, bij de Nederduitsche hervormde gemeente te St.- Philipsland, is door dezen aangenomen. Voorloopig verslag over de Indische begrooting voor 1870. (Vervolg.) Ook wat de inrichting en toelichting dezer begrooting betreft, was het oordeel der meeste leden ongunstig, hoewel sommige verbeteringen werden erkend. Met opzicht tot onderscheidene belangrijke onderwerpen, bij de begrooting van 1869 opzettelijk behandeld, zocht men in de thans medegedeelde stukken tevergeefs naar eenig licht of naar ontwikkeling van bij het koloniaal hoofd bestuur bestaande denkbeelden, bepaaldelijk ten aanzien van de toegezegde verbetering van het inlandsch onder wijs en het defeusiestelsel. Ook afgescheiden van de bijdrage aan het moederland, achtte men de totaalcijfers der tegenwoordige begrooting geschikt om bezorgdheid te wekken. Tegenover eene vermeerdering der geraamde uitgaven van circa 2 millioen staat eene vermindering der geraamde middelen van ruim 14 ton gouds. Naar het gevoelen der meeste leden bestond er geen genoegzame zekerheid dat de opbrengst in 1870 aan de raming be antwoorden zou. Zoowel wat de geraamde prijs der koffie ad 40 ct. per half kilo als wat de hoeveelheid te veilen pikols koffie betrof bestond er twijfel. Dat er achteruitgang in den stand van zaken op Java plaats had werd niet ontkend. Er heerschte evenwel verschil van gevoelen over de oorzaken. Aan de eene zijde waren het de nood lottige gevolgen der slooping van het cultuurstelsel, waartegen door anderen op de uitbreiding van de Indische uitgaven werd gewezen, een gevolg van vroegere karig heid en onthouding aan Indië wat het toekwam.Intusschen was men het in zooverre eens dat naar middelen moet worden omgezien om de Indische inkomsten te vermeer deren. Bleven de inkomsten stationair of gingen zij voortdurend achteruit, terwijl de Indische uitgaven gestadig klimmen, er zou spoedig van eene bijdrage aan het moederland geen quaestie meer zijn, maar integendeel een tekort voorspeld kunnen worden. Het middel van herstel, de verbetering van de gouvernements-koffie- cultuur, meer ernstig bestreden, van dien kant was men van ineening dat de gedwongen cultuur door gewone directe belastingen moest vervangen worden. De verschillende gevoelens hierover daargelaten achtte men het algemeen een grief tegen de voorgestelde be grooting, dat daarin niet het minste blijk voorkomt van ernstige stappen om de Indische inkomsten te ver meerderen. Het oordeel over de raming der uitgaven was mede over 'talgemeen niet gunstig. Het opdrijven van bet eindcijfer daarvan liet zich moeilijk rijmen met de ten vorigen jare door den minister gedane verklaring dat een krachtig bewind nog tonnen gouds op de begrooting kon besparen. Van die besparing blijkt niets. Omtrent den uitgetrokken post van een millioen voor betere voeding van den soldaat werd verwacht dat de noodzakelijkheid daarvan op overtuigende wijze zou worden aangetoond. Met betrekking tot het zoogenaamd Indisch tekort werd onder anderen te kennen gegeven dat deaanstaande opening van het Suez-kanaal eene groote omkeering in de handelsbeweging zal doen ontstaan, waardoor het consignatiestelsel in verband met vroeger daarvan aange duide gebreken onhoudbaar zal blijken te zijn. Op uit breiding van den verkoop van suiker en koffie op Java bleef men aandringen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1