öuitcrtlcmiX fficmM$berict)tm. Algemeen overzicht. Pruisen en Baden. Graanmarkten enz. Prijzen van effecten. a tot lid der commissie van kazerneering de heer Pompe van Meerdervoort met 6 stemmen, tegen 2 stem men op de heer Nortier, éen stem op den heer de Knokke van der Meulen uitgebracht, terwijl een briefje van onwaarde als bevattende den naam van het lid dier com missie den heer van de Bosch. b tot voorzitter der commissie tot regeling der vee markten de heer Fransen van de Putte met 9 stemmen tegen 1 stem op den heer Kakebeeke uitgebracht; c tot voorzitter der commissie van classificatie van schoolkinderen de heer Fransen van de Putte met 9 stem men tegen 1 stem op den heer Kakebeeke uitgebracht, en d tot lid der commissie voor het ontwerpen der straf verordeningen de heer Knokke van der Meulen met 9 stemmen tegen 1 stem op den'heer Pompe van Meer dervoort uitgebracht. De benoemden verklaarden zich allen bereid tot aan neming en de heeren Pompe van Meerdervoort en Nor- tier hebben daarbij als stemopnemers gefungeerd. Ten slotte legt de heer van den Bosch als voorzitter der financieele commissie over de rapporten dier com missie betrekkelijk de rekening over 1868 en de begroo ting voor 1870 van het burgerlijk armbestuur, waarna de vergadering is gesloten. Het officieus orgaan van den heer von Bismarek bevat een merkwaardig artikel over de quaestie der vereeniging van het groothertogdom Baden met den Noord-Duitschen bond, hetwelk wij in dit nommer opnemen. Daaruit blijkt indirect dat die quaestie volgens de regeering te Berlijn eerst in de toekomst hare oplossing zal ontvangen. Daar door wordt de reeds vroeger door ons medegedeelde opmerking bevestigd dat eerst het verkregene zal moeten ■worden georganiseerd alvorens de Duitsche bond eene nieuwe vergrooting kan erlangen. Slechts bij eene om wenteling in Frankrijk, of het gdchis waarvan de markies de Boissy droomde, zou het te Berlijn de vraag kunnen worden of Duitschland niet van het gunstig oogenblik gebruik moest maken om zijne eenheid te voltooien. Uit Berlijn wordt intusschen gemeld dat de Badensehe vertegenwoordiging, geheel en al overeenkomstig de onderstelling van de Berlijnsche Correspondenz, een votum zal uitbrengen ten gunste der aansluiting van Baden bij den Noord-Duitschen bond. In afwachting van de wijze waarop de Pruisische regeering zich te dien opzichte zal gedragen, schijnt echter het keizerlijk gouvernement te Parijs zich van alle diplomatieke stappen te zullen onthouden. De te Parijs in omloop zijnde geruchten omtrent depêches, welke de Fransche minister van buitenlandsche zaken reeds naar Berlijn en Karlsruhe zou hebben gezonden, worden door de regeeringsorganen ten stelligste tegen gesproken. De te Aubervilliers gepleegde moord blijft in Frankrijk veler aandacht bezighouden. Het officieel orgaan zegt: „Wij willen omtrent dit gruwelijk feit geene nadere bijzonderheden mededeelen, en de rechterlijke instructie der zaak niet vooruitloopen." Ziedaar ook ongeveer de bewoordingen, waarmede niet alleen de Nederlandsche dagbladen maar ook vele organen in andere landen zich als het ware het recht ontzeggen om van eenig gepleegd misdrijf bijzonderheden mede te deelen. Le Figaro trekt hiertegen hevig te velde en betoogt dat in derge lijke gevallen juist zooveel mogelijk bijzonderheden door de dagbladpers moeten worden medegedeeld. Indien dit zegt le Figaro niet geschied was ten opzichte van de misdaad te Aubervilliers, zou Troppman zonder twijfel reeds lang op reis naar Amerika wezen. De gen darme toch die hem arresteerde te Havre, had daartoe vol strekt geen last, maar had verschillende bijzonderheden omtrent het misdrijt en het signalement van den onder stelden Gustaaf Kinck in de dagbladen gelezen en heeft daarop afgaande, een der schuldigen gearresteerd. Men moet intusschen erkennen dat het voor een dagblad veel gemakkelijker is om met een air de dédain of „om dc in structie niet vooruit te loopen," zich de moeite te bespa ren om het publiek zooveel mogelijk in te lichten. De heer Dupanloup heeft als bisschop van Orleans een door de dagbladen medegedeelden brief gericht aan den geestelijke Hyacinthe om hem tot „bekeering" aan te sporen, hopende dat zijne tegenwoordige houding slechts „eene tijdelijke afdwaling" zal wezen en hij zich „spoe dig aan de voeten van den paus zal gaan werpen." De paus zegt de heer Dupanloup tot den geestelijke Hyacinthe zal „zijn armen voor den afgedwaalde ope nen en, u aan zijn vaderlijk hart drukkende, u de rust gewetens en de eer uws levens terruggeven." Op dezen brief is de geestelijke Hyacinthe het antwoord niet schuldig gebleven, zoodat hieruit een polemiek zou kunnen ontstaan welke in de catholieke wereld groote sensatie zou maken. Volgens sommige dagbladen zou de pauselijke nuntius dezer dagen hij keizer Napoleon ten gehoore zijn toegelaten om naar aanleiding van be doelden brief in verband met het aanstaand concilie een onderhoud met hem te hebben. In zijn antwoord zegt de geestelijke Hyacinthe, dat hij getroffen is door de gevoelens welke den heer Dupanloup zijn brief hebben doen schrijven, maar dat hij noch de ver wijtingen, noch de raadgevingen, in den brief vervat, kan aannemen. Wat de heer Dupanloup „een groote fout" noemde, verklaart de geestelijke Hyacinhthe als een „duren plicht" te beschouwen. Naar aanleiding der ernstige onlusten te Tarragona heeft de minister van hinnenlandsche zaken te Madrid eene circulaire gericht aan de gouverneurs der provin ciën om alle manifestatiën tegen het door de Cortes ge proclameerd monarchaal regeeringsstelsel gestreng te onderdrukken. Men mag zich hieruit dus nieuwe onge regeldheden voorspellen, want de republikeinsche min derheid neemt het voortduren van de voorloopige orga nisatie van het gonvernement te baat om hare beginselen ingang te doen vinden. Spanje's toestand eischt dan ook dringend dat men den een of anderen koning vinde om alzoo ten minste tot eene defensieve regeling van het staatsbestuur te geraken. Ook de ons gisteren per tele graaf medegedeelde toestand van Madrid is hiervan een bewijs. Het zonderling gerucht omtrent de abdicatie van ko ning Lodewijk van Portugal ten behoeve van zijn zoon, om zelt den Spaanschen troon te bestijgen, schijnt te Lissabon te veel geloof te hebben gevonden om niet officieel te worden tegengesproken. Dit heeft thans plaats gehad door middel van een brief des konings aan den president-minister. Koning Lodewijk verklaart voorts in dien brief, dat indien aan Portugal ook dagen van treurige beproevin gen mochten ten deel vallen, hij tegen die eventuali teiten zal kampen, vertrouwende op de gehechtheid der natie en op het innig verbond tusschen de kroon en de vrijheid. Welke eventualiteiten hier door den koning worden bedoeld is ons niet bekend en het opnemen van dergelijke onrustbarende politieke voorspellingen in een brief als deze, komt ons bijna even raadselachtig voor als de wijze waarop, blijkens ministerieele verklaring, de veelbesproken conventioneele slotformule uit de laatste Nederlandsche troonrede schijnt weggevallen te zijn. Het.eerstbedoelde raadsel zal misschien door eene inter pellatie in do kamer van afgevaardigden te Lissabon wel opgehelderd wordenhet laatstbedoelde blijft voor rekening van iemand, die slechts onder den naam van „onverklaarbaar toeval" bekend is. Laatste berichten. Wij ontvangen heden avond nog de volgende belang rijke telegrammen. Madrid. Het gouvernement heeft besloten om den hertog van Genua als candidaat voor de Spaansche kroon aan de Cortes voor te stellen. Er bestaat hier in de hoofdstad zelfs ernstige vrees voor onlusten der republikeinsche partij. Londen. De minister Clarendon heeft op een banket als zijn gevoelen te kennen gegeven dat Europa sedert den oorlog tusschen Oostenrijk en Pruisen nooit meer vertrouwen kon bezitten op het behoud van den vrede dan thans. De Berliner Correspondenz, gelijk men weet, een der organen van den beer von Bismarek, bevat het volgende artikel over de Badensehe quaestie. Zekere geruchten ten aanzien van het hertogdom Baden, waarmede de buitenlandsche pers zich bezig heeft gehouden, behoefden niet tegengesproken te wor den: de verklaringen van het Pruisisch gouvernement betrekkelijk de „Duitsche quaestie" zijn te bepaald en en al zijne handelingen komen er te zeer mede overeen dan dat, op gezag van eenig berichtgever, vrees voor een afwijking dezer zuivere en loyale politiek bestaan kan. Niet heden voor het eerst hoort men hoe de gevoelens zijn der Badensehe bevolking; zij uiten zich te levendi ger naarmate de particularistische en ultramontaansehe manoeuvres de Nationaal-Duitsche partij in Baden voor stellen als „een handvol ijverzuchtigen, revolutionnairen en bezoldigde onruststokers." Wat zich natuurlijk kan voordoen, is dat de uitdruk king van deze populaire gevoelens weerklank vindt in de Badensehe wetgevende vergadering, en dat verschei dene afgevaardigden zich op de tribune tot tolken der algemeene wenschen van het rijk maken, hetzij dan dat zij daarbij aan het ongeduld van hun persoonlijk patrio tisme toegeven, hetzij dat zij behoefte gevoelen om aldus in naam van alle vaderlanders te protesteeren tegen de neigingen welke door de binnen- en bnitenlandsche vijanden van het Duitsch vaderland toegejuicht worden. Er bestaat echter grond om aan te nemen dat de meer derheid der afgevaardigden van het Badensch volk, zich van harte aansluitende hij deze parlementaire manifes tatie, de reserve zal blijven in acht nemen, welke de tegenwoordige toestand van Duitschland en de noodza kelijkheid om den nieuwen stand van zaken eerst tot rijpheid te laten komen, haar voorschrijven. In de tegenovergestelde onderstelling, namelijk indien dezelfde meerderheid met hare goedkeuring de door eenige harer leden gedane nationale motie meende te moeten bekrachtigen, zou het uog van de Badensehe regeering wier gematigdheid en voorzichtigheid niet in twijfel kunnen getrokken worden afhangen om te heslissen welk gevolg zij zou moeten geven aan dit votum der wetgevende vergadering, daarbij niet alleen te rade gaande bij haar eigen vaderlandsliefde maar ook hij de plichten die door hare souvereiniteit haar ten opzichte van de andere zuidelijke staten en in het alge meen jegens geheel Duitschland, haar worden opgelegd. Laat ons nog, ten einde geen mogelijk geval over het hoofd te zien, aannemen dat de Badensehe regeering zich door de bekrachtiging die de meerderheid aan de wen schen des lands zou schenken constitutioneel verbonden beschouwde en dat zij, op officiële wijze, aan het presi dentschap van den Noorderbond deze wenschen kenbaar meende te moeten maken, dan zou bij den bondsraad en den rijksdag deze wensch tot eenheid, aldus door den Badensehen staat uitgesproken, moeten worden aanhan gig gemaakt De vertegenwoordigers der regeeringen van den bond en met hen bet Noord-Duitsch parlement zouden dan te onderzoeken hebben: of een der vier Zuid-Duitsche staten afzonderlijk in den bond zou kunnen treden; of het niet bestaan van een door de staten aan gene zijde van den Mein gevormden bond, waaraan het tractaat van Praag de bevoegdheid gewaarborgd heeft om zich „door een nationalen band"aan Noord-Duitschland te verbinden, niet onbetwistbaar aan elk dier staten in het bijzonder de bevoegdheid geeft om van deze bepaling gebruik te maken; of echter niet overwegingen, gegrond op het algemeen belang van Noord-Duitschland zoowel als van Zuid- Duitschland, eischen om een verzoek tot collectieve aan sluiting af te wachten en dit vrij te laten tot stand komen in plaats van den schijn aan te nemen van, door deze ot gene afzonderlijke toelating, tot dergelijk verzoek te hebben genoodzaakt, daar hierdoor toch een langer isole ment voor de andere Zuidelijke staten onmogelijk zou worden gemaakt. Men ziethoevelephasen de zaken die thans nog het kan niet ontkend worden sedert de vruchtbare ver vorming van Duitschland in de geboorte zijn, moeten doorloopen voor zij tot rijpheid komen, en die door eene natuurlijke, min of meer langzaam voortgaande ontwik keling noodzakelijk tot werkelijkheid moeten komen. Wij bewaren overigens het stilzwijgen omtrent zekere halsstarige en verouderde beweringen, buitenslands zich voordoende bij sommigen, die maar niet schijnen te kun nen begrijpen dat Duitschland slechts aan zich-zelf het recht toekent tot regeling der Duitsche aangelegen heden. Laat ons slechts eenmaal te meer opmerken dat indien het beginsel der nationale sou\ ereiniteit ergens betwist kon worden dit voorzeker niet in Frankrijk zou zijn, het land toch, dat er zijne eer in stelt van het eerst dat beginsel verkondigd te hebben, en welks tegenwoor dige instellingen geen anderen oorsprong noch grond slag bezitten dan dit. Amsterdam 29 September. Raapolie op 6 weken 40J Lijnolie op 6 weken f 33J. Antwerpen 28 September. Kalme markt voor alle gr ane n, en zwak voor tarwe .Nieuwe Holsteinsche fr. 28 a fr. 277, en nieuwe Donau-gerst fr. 18-}. Petroleum. Kalme markt voor Amerikaansche geraf fineerde, blank: disponibel, en op levering fr. 56 j, de 100 kilogram. Amsterdam 29 September 1869. Nederland. *Certific. Werkelijke schuld 2 j pet. 53 i *dito dito dito 3 Gl| '"■dito dito dito 4 84i *Aand. Handelmaatschappij 4| dito exploitatie Ned. staatssp. dOj- België. ^Certificaten hij Rothschild

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 3