MIDDELBURGSCHE COURANT. N°" 181. Donderdag 1869. 30 September. Middelburg 29 September. Benoemingen en toesluiten. Kerknieuws. Marine en leger. Rechtzaken. In eene jl. Maandag te Amsterdam gehouden buiten gewone vergadering van aandeelhouders in de Maat- Depost van ƒ200,000, op de staatsbegrooting voor 1870 gebracht voor het uitwateringskanaal in het voormalig vierde district van Zeeland, wordt in de bij de begroo ting gevoegde memorie zeer breedvoerig toegelicht. Wat de minister van binnenlandsche zaken thans daaromtrent, aanvoert strekt tevens tot antwoord op het in Juni datzelfde onderwerp door de tweede kamer uitgebracht verslag. Vooral wordt getracht het bezwaar op te heffen, dat bij sommige leden tegen de wijze waarop de regering in deze wil tegemoet komen, gemaakt is. De afwijking, welke zich hier voordoet, raakt bovendien meer den vorm dan het wezen der zaak. In plaats van subsidie te geven voert het rijk zelf het werk uit; maar daarom kan men nog niet zeggen, gelijk in het verslag voorkomt, dat nu de staat werken gaat uitvoeren ln het belang van water schappen wier middelen daartoe tekortschieten. Ten aanzien van de weigering van de provincie Zeeland tot het leveren'van eene bijdrage, deed de minister nadruk kelijk uitkomen dat de ongelukkige toestand, waarin de polders verkeeren, een gevolg is van handelingen in vroegeren tijd door de regeering gepleegd of toege laten, terwijl bovendien al de baten van de tegenwoor dige gesteldheid ten voordeele van den staat ziju ge komen. Wat betreft de zekerheid dat het geheele plan voor de nu geraamde som kan worden voltooid, en dat de pol ders de verplichtingen, die zij ten aanzien der terugbeta ling van hun aandeel hebben op zich genomen, zullen nakomen, daaromtrent meent de minister eene geruststel lende verklaring te mogen geven. De tegenwoordige raming is op een nader onderzoek van den waterstaat gegrond, en men mag dan ook vertrouwen dat het werk voor de begroote som tot stand zal kunnen worden ge bracht. Daarom is het ook niet noodig geacht, van de polders de toezegging te vragen tot-verhooging van hun aandeel, ingeval de raming mocht blijken te laag te zijn. Yrees voor het niet nakomen der door de polders aangegane verplichtingen, behoeft niet te bestaan. Zij hebben zich tot levering der van hen gevraagde bijdragen en tot ver der onderhoud verbonden, en dit schijnt voldoende zekerheid aan te bieden. Bovendien bestaat bij gedepu teerde staten het voornemen, om, zoodra de verwezen lijking der uitwatering zal verzekerd zijn, de oprichting van een waterschap te bevorderen, aan'welk waterschap dan bepaald de zorg voor het beheer en onderhoud van het kanaal zal worden opgedragen. schappij tot exploitatie van staatsspoorwegen is besloten, den directeur-generaal te machtigen bij de regeeringaan- vrage te doen om de terugbetaling der leening van 2,500,000 uit te stellen tot 1 Juli 1870, en de daartoe strekkende overeenkomst aan te gaan. LEGEK. Op verzoek op pensioen gesteld, ten bedrage van 1598 's jaars, de militaire onder-intendant 2« klasse J. M. Mulder, werkzaam bij het departement van oorlog, met toekenning van den rang van onder-intendant 1« klasse. Op het twaalftal ter beroeping van een predikant bij de Nederduitsche hervormde gemeente te Deventer is "onder anderen geplaatst de heer F. W. N. Hugenholtz, te Zierikzee. Zr Ms fregat met stoomvermogen Admiraal van Was- senaer, onder bevel van den kapitein ter zee F. R. Toe Water, is in de voormiddag van den 28en dezer van de reede van Texel naar zee vertrokken, ter opvolging zijnerbestemmingnaar de Middellandsche zee en Egypte. Met intrekking van de plaatsing met den 6«> October op Zr. Ms ramschip de Buffel van den luitenant ter zee 2« klasse A. A. Escher, wordt te zijner vervan ging op dat ramschip met voormelden datum geplaatst de luitenant ter zee 2e klasse P. D. A. Frankamp. Tevens worden met meergemeld tijdstip geplaatst: op Zr. M*. drijvende batterij Neptunus, de luitenant ter zee 2« klasse H. Vreedenburg; en in de bovenrol van Zr. Ms. rader stoomschip de Valk, de luitenant ter zee 2e klasse A. J. Willekens. Uit Nieuwediep wordt aan de Amsterdamsche courant gemeld dat met Januari 1870 weder een belang rijke reorganisatie bij het personeel van den geneeskun dige dienst der zeemacht wordt tegemoet gezien. Onder anderen zou de rang vandirigeerend officier van gezond heid 2= klasse (majoor) en die van officier van gez. 3* kl. (2» luitenant) komen te vervallen, zoodat alsdan in het vervolg de rangvergooging van den officier van gez. lc kl. (kapitein) zal zijn tot dirigeerend officier van gez. 1» kl. (luitenant-kolonel) en die van kweekeling tot officier van gez, 2« kl. (1« luitenant). Het getal portbetalende brieven dat in 1851 bedroeg 8,522,786 binnenlandsche en 2,268,459 buitenlandsehe, te zamen 10,791,245, wasin 1869 geklommen tot 21,692,117 binnenlandsche en 6.385,075 buitenlandsehe, te zamen 28,077,192. Het getal gefrankeerde brieven in 1852 bedragende 1,308,446 binnenlandsche er, 446,400 buitenlandsehe, te zamen 1,754,846, steeg in 1868 tot 5,570,143 binnenland sche en 4,534,531 buitenlandsehe, te zamen 10,104,674; evenzoo het bedrag der te gelde gemaakte postzegels van 1,846,829 in 1852 tot 10,310,655 in 1868. Het ge tal aangeteekende brieven tegen een vast recht van 67051 in 1850 tot 505,217 in 1868. Het getal aangeteekende brieven met aangifte van geldswaarde van 375 in 1851 tot 3676 in 1868 en de daar bij aangegeven waarde van ƒ314,822.25 tot ƒ1,862,817.781- Met postwissels werd in 1850 ten getale van 25738 een bedrag van ƒ88,007.50 overgemaakt; in 1868 met 316,238 postwissels eene som van 2,702,533.421. De verzending van gedrukte stukken en nieuwspapie ren klom van 9,695,276 stuks in 1865 tot 11,240,287 in 1868. De gezamenlijke inkomsten der posterijen klommen van 1,350,553.111 iu 1849 tot 2,460.405.01 in 1868. De werkelijke uitgaven van ƒ479,122.181 tot/1,305,154.201 alzoo steeg het batig saldo van die tak van dien3t van ƒ871,430.93 in 1849 tot 1,155,250.801 in 1868. Heden is ter rolle der arrondissements rechtbank alhier, in de zaak van den heer Lamb tegen den Engelschen vice- consul Ellinckhuysen te Vlissingen namens laatstge noemden de exceptie voorgedragen dat de rechtbank onbevoegd zou zijn uithoofde van den persoon des ver weerders. Dit middel is ontleend aan de bewering dat de verweerder rin deze gansche zaak heeft gehandeld in zijne betrekking van vice-consul van hare Britsche ma jesteit de koningin en daarmede heeft voldaan aan de verplichtingen, die als zoodanig op hem rusten." Het provinciaal gerechtshof in Zeeland heeft Maandag de volgende arresten in hooger beroep uitgesproken. Hubrecht Muilbroek, oud 20 jaren, wonende te Wisse- kerke, thans als soldaat in garnizoen te Middelburg beklaagd ter zake dat hij op den 2™ Meijl. teWissekerke moedwillig slagen en stooten heeft toegebracht aan A. Korstanje is bij vonnis der arrondissements recht bank te Goes, dd. 14 Juni jl. vrijgesproken, op grond dat de schuld van den beklaagde aan het hem ten laste ge legde feit niet is bewezen, de kosten te dragen door den staat. Op het door den officier van justitie ingesteld hooger beroep, heeft het hof gemeld vonnis vernietigd en den geïntimeerde schuldig verklaard aan het moed willig toebrengen van slagen en stooten, welke geenerlei ziekte of beletsel om te werken hebben veroorzaakt en, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eene geldboete van 3, hij wanbetaling, na daartoe te zijn aangemaand, te vervangen door ge vangenisstraf van twee dagen, alsmede in de kosten der procedure, zoo in eersten aanleg als in hooger beroep gevallen. Jacobus Koussemaker, oud 46 jaren, herbergier, wonende te Goes beklaagd ter zake dat hij op 10 Mei jl. te Goes 1°. A. Korstanje moedwillig heeft vast gegrepen, op den grond geworpen en slagen en schoppen toegebracht, en 2°. M. van Gorp moedwillig een slag met de vuist heeft gegeven is bij vonnis der arrondisse- ments-rechtbank te Goes, dd. 12 Juli jl., schuldig ver klaard aan moedwillige mishandeling, geenerlei ziekte of beletsel om te werken hebbende veroorzaakt van meer dan 20 dagen en, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eene gevangenzetting van 2 maanden cellulair en in de kosten van het geding. Op het door den officier van justitie en den veroordeelde ingesteld hooger beroep heeft het hof gemeld vonnis vernietigd aangaande het in de tweede plaats aan den appellant ten laste gelegde feit, als zijnde het niet be wezen, en hem te dier zake vrijgesproken, de kosten daarop zoo in eersten aanleg als in hooger bei oep ge vallen te dragen door den staat. Voorts dat vonnis be vestigd, doch alleen voor zooverre daarbij het eerste aan den appellant ten laste gelegde feit als bewezen is aan genomen, gequalificeerd en de appellant daaraan is schuldig verklaard, maar het gewijzigd ten aanzien van de opgelegde straf en den appellant veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 15 dagen, in eenzame opsluiting te ondergaan, en eene geldboete van 8, bij wanbetaling, na daartoe te zijn aangemaand, te vervangen door ge vangenisstraf van éen dag, mede in eenzame opsluiting te ondergaan, en in de kosten der procedure, zoo in eersten aanleg als in hooger beroep gevallen. Petrus van Parijs, oud 26 jaren, en Charles Louis van Parijs, beide wonende te IJzendijke beklaagd dat zij in den avond van 25 Mei jl., ongeveer half negen ure, in de herberg van Charles de Greve te IJzendijke te zamen en in vereenigiug Charles Steijaart moedwillig hebben aangevallen, geslagen en met bier- en jeneverglazen en een ander snijdend werktuig verscheidene verwondingen aan het hoofd, de zijde, linkerarm en hand hebben toe gebracht; dat zij daarenboven in zijn blauwen kiel, die hij aan had, moedwillig een aantal gaten hebben gesne den en daaraan alzoo opzettelijk schade toegebracht zijn bij vonnis der arrondissements rechtbank te Mid delburg, dd. 1 Juli jl. schuldig verklaard 1». aan het moedwillig toebrengen van slagen en kwetsuren, zonder dat hierdoor eenigerlei ziekte of beletsel van te werken van meer dan 20 dagen is ontstaan, en 2». aan het opzet telijk toebrengen van schade aan eens anders roerenden eigendom, en veroordeeld ieder tot eene gevangenisstraf van 4 maanden, te ondergaan in eenzame opsluiting; voorts ieder tot 2 geldboeten, eene van 8 en eene van 5.50 (de laatste ten bate der gemeente IJzendijke), en in de kosten der proceduremet bepaling dat de boeten, zoo de veroordeelden haar niet betalen binnen 2 maan den na daartoe te zijn aangemaand, zullen vervangen worden door gevangenisstraf van éen dag, de boete van 8 te ondergaan in eenzame opsluiting, en die van 5,50 in gemeenschappelijke opsluiting. Op het door de ver oordeelden en den officier van justitie ingesteld hooger beroep heeft het hof, met tenietdoening van het appèl tegen het bovengemelde vonnis gedaan, voor zoover de appellanten daarin ontvankelijk zijn, den officier van justitie en de appellanten niet ontvankelijk verklaard in het beroep tegen dat gedeelte van het vonnis, waarbij de appellanten wegens eene politieovertreding in het hoogste ressort zijn veroordeeld ieder tot eene geldboete van^ö.öO ten bate der gemeente IJzendijke, met subsi- aire gevangenisstraf van éen dag in gemeenschappelijke opsluiting, en voorts het vonnis bevestigd, waarbij de appellanten en mede-geïntimeerden zijn veroordeeld tot eene gevangenisstraf van 4 maanden cellulair, ieder in eene geldboete van 8, met subsidiaire gevangenisstraf van éen dag cellulair en in de kosten van het geding, met veroordeeling solidair in de kosten, gevallen op het hooger beroep.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1