Staten-generaal. Gemeenteraad Tan Middelburg. EERSTE KAMER. Zitting: van Dinsdag 21 September. Rede voorzitter; ingekomen stukken; benoeming commissie verzoekschrif ten; trekking afdeelingen. De heer Philipse aanvaardt het voorzitterschap met de volgende redevoering: „Mijne heeren „Ik verheug mij over het voorrecht dat ik mij in uw midden mag bevinden „Aan zijne majesteit den koning heeft het weder be haagd om op de voordracht van den raad van ministers het voorzitterschap dezer kamer aan mij op te dragen. „Hierdoor word ik op nieuw tot de eervolle taak ge roepen om uwe vergaderingen te leiden en onze werk zaamheden te helpen regelen. „Ik stel deze bijzondere onderscheiding steeds op zeer hoogen prijs en mij is het eene behoefte reeds hier in deze vergadermg mijne diep gevoelde erkentelijkheid deswege te betuigen. Mocht ik er nu maar in slagen mtjne gewichtige plichten naar den eisch te vervullen en daarbij ook aan u, mijne heeren, als voorzitter genoe gen te kunnen geven „Gij zult, hoop ik, weder met mij inschikkelijk zijn en mij helpen, mijne heeren! want wat zou ik als president toch uitrichten, zoo ik den welwillenden bijstand van de leden dezer kamer moest missen en vooral in moeilijke aangelegenheden op uwe medewerking niet zoude mogen rekenen „Evenals bevorens nimmer deed ik het te vergeefs, dankbaar erken ik dit! roep ik uwe krachtige onder steuning weder voor mij in. „Mocht ik bij het einde van dit nu aangevangen zit tingjaar, zoo het God behaagt mij dit te doen beleven, hebben ondervonden, dat ik ook op heden voor de éen en twintigste keer de toegevendheid van de leden dezer kamer niet te vergeefs voor den voorzitter heb ingeroe pen, ik zoude er mij hartelijk over verblijden! „Mijneheeren,deze onze eerste bijeenkomst zal hoogst waarschijnlijk slechts van korten duur zijn! Het onderling regelen van eenige aangelegenheden van orde en het behandelen en tot stand brengen van slechts éene zaak, zeker niet van gewicht ontbloot, zal in den loop dezer week ons eenig werk moeten uitmaken; maar hoe kort deze onze vergadering dan ook zijn zal, zeker zal onze eerste bijeenkomst dit voordeel teweegbren gen, dat wij eikanderen als leden dezer kamer weder ontmoeten; dat wij daardoor de gelegenheid zullen erlangen om onderling van gedachten te kunnen wisse len over de staatsaangelegenhedendat wij ons op nieuw zullen overtuigen van het belangrijke der taak die wij op ons hebben genomen en het wenschelijke zullen in zien om door onze houding en handelingen den eerbied voor de kamer naar buiten te vermeerderen en bij de natie het vertrouwen op dezelve meer en meer op te wekken. „Wij hadden op gisteren het onwaardeerbaar genoegen dat wij zijne majesteit den koning in eene vereenigde zitting van de beide kamers der staten-generaal mochten gien en tot ons hooren spreken. „Hebben wij uit de sluitingsrede van den minister van binnenlandsche zaken vernomen, dat de afgeloopen zit ting der staten-generaal gewichtig is geweest boven die der laatste jaren en dat op wetgevend gebied veel is tot stand gebracht, het laat zich wel aanzien, mijne hee ren, dat in deze zitting de gelegenheid zal worden gegeven, om zeker niet minder voor de publieke zaak werkzaam te kunnen zijn. „Wat al werk toch is aan de staten-generaal bij 'skonings troonrede, zoowel ter behandeling als in het verschiet, aangekondigd en toegezegd, en welke ge wichtige en diep ingrijpende staatsaangelegenheden zullen aan het onderzoek en de beoordeeling der kamers nog in dit zittingjaar worden onderworpen 1 „Mocht het onderzoek der aangekondigde wetsont werpen in den anderen tak der wetgevende macht spoe dig aangevangen, ijverig voortgezet en naar wensch wor den teneinde gebracht, opdat daarvan aanmerkelijk voor deel voor het algemeen belang het gevolg worde! „Wanneer ook gij, mijne heeren! later zult worden opgeroepen om met mij ook van onze zijde de aandacht en onze zorgen te wijden aan die gewichtige onderwer pen, dan zullen wij voorzeker allen te zamen bereid wor den gevonden om met den meesten ijver en met belang stelling alles te onderzoeken en te beoordeelen wat ons zal worden aangeboden; moge dan van onze deswege te houden openbare beraadslagingen, die ik wensch dat weder met orde, kalmte en beiadenheid zullen plaats hebben, en van de door ons te nemen besluiten niets dan heil en voorspoed voor ons dierbaar vaderland en onze buitenlandsche bezittingen het gevolg zjn en vooral Gods zegen daarop rusten! „Ik verklaar mijne taak als voorzitter dezer kamer te aanvaarden Behalve verschillende regeeringsbescheiden en boek werken is ook ingekomen een door den heer P. Regout te Maastricht ten geschenke toegezonden granieten inkt koker met prachtalbum, waarin de verschillende ge bouwen der fabriek van genoemden heer zijn afgebeeld. Wordt besloten inktkoker en album in de boekerij der kamer te plaatsen en tot een brief van dankzegging namens de kamer. Door den voorzitter worden tot leden der commissie voor de verzoekschriften de heeren De Vos van Steen- wijk, Joost van Vollenlioven, Smit, Geertsema en Stork, en tot leden der gemengde commissie voor de stenogra- phie gednrende de zitting herbenoemd de heeren Hart- sen, Blankenheira en Van Eysinga. Daarna wordt overgegaan tot de trekking der at lee- lingen en begeven de leden zich in de sectiën tot verkie zing van voorzitters, ondervoorzitters en leden voor het ontwerpen van een adres van antwoord op de troonrede. TWEEDE KAMER. Zitting van Dinsdag 21 September. Ontslag van Ree- nenbezwaarschrift verkiezingverslag geloofsbrieven; camiidateu voorzitterschap. De heer Hoffinan is weder als oudste in jaren tijdelijk voorzitter. De heeren Godefroi en van Nispen hebben wegens verblijf buitenslands en de heeren de Bieberstein en van der Does de Willebois wegens ongesteldheid schrif telijk bericht ingezonden, dat zij de eerste zittingen der kamer niet kunnen bijwonen. Ingekomen een brief van den heer van Reenen, waarbij hij onder dankbetuiging voor de bewijzen van vriend schap en achting van de zijde zijner medeleden onder vonden, verklaart zijn ontslag als lid der kamer te nemen. Er wordt mededeeling gedaan dat na afloop der vorige zitting ook een bezwaarschrift tegen de verkiezing van den heer Luyben is ingekomen, 't welk da lelijk in handen der benoemde commissie is gesteld. In die commissie was blijkbaar bij vergissing ook de heer Heydenrijk be noemd, wiens geloofsbrieven ook moesten onderzocht worden, zoodat onder de hand na afloop der zitting, gis teren die heer door den heer Hardenbroek is vervangen. De heeren Begrara en Koff brengen namens de twee commissiën tot onderzoek der geloofsbrieven van de nieuw benoemde leden verslag uit, ook omtrent de inge diende bezwaren tegen de verkiezingen van de heeren Haffmans en Luyben, welke als ongegrond of onbewezen zijn aangemerkt. De bezwaren betroffen voornamelijk de uitgeoefende pressie door de geestelijkheid en sommige dagbladen. De vergadering vereenigde zich met de voor gestelde conclusie, om al de nieuw benoemde leden toe te laten, die allen, behalve de heeren Olivieren Haffinans, reeds de grondwettige eeden in handen des konings hadden afgelegd. De heer Haffmans neemt, na eedsaflegging in handen van den tijdelijken voorzitter, zitting. Tot stemopnemers bij de verkiezing van drie candi daten voor het voorzitterschap benoemt de heer Hoffinan, de heeren van Lijnden van Sandenburg, Verheijen, van Iiuyk en Bichon van IJsselmonde. Tot eersten candidaat wordt bij de eerste stemming benoemd de heer Dnllert met 40 van de 73 stemmen. De heer de Brauw bekwam 26 stemmen, Storm 3, Heems kerk en van Reenen ieder 12 biljetten oningevuld. Na twee stemmingen werden benoemd tot tweeden can didaat de heer Storm van 's Gravesande met 44 van de 74 stemmen; de heer Luyben erlangde 23 stemmen en tot derden candidaat eveneens na twee stemmingen de heer Guljé met 41 stemmen. Op den heer Hoffinan werden 20 stemmen uitgebracht. De candidatenlijst zal aan den koning aangeboden worden door het stembureau, waaraan door den heer Hoffinan worden toegevoegd de heeren Heemskerk Az., van Loon, Nierstrasz en Hasselinan. (Langdurige en algemeene hilariteit in de vergadering na deze mede deeling des voorzitters Zitting van Woensdag 22 September. Mededeeiingen Provinciaal blad no. 27, onderwijs; kennisgeving over lijden secretaris burgerlijk armbestuur; dankbetuiging keurmeesters vischvoorstel wijziging verordening wis selbank; adres bewoners Dam; voordracht en benoeming hulponderwijzeressen; vaststelling contract rioleeringuit gifte gemeentegrond. Voorzitter de heer de Jonge, wethouder. Secretaris de heer de Raad, hoofdcommies ter griffie. Afwezig de heeren Bijleveld van Serooskerke, Fokker en van Diggelen. De notulen van het verhandelde in de zitting van 7 dezer worden na voorlezing goedgekeurd. De voorzitter deelt mede dat de heer Bijleveld van Serooskerke wegens uitlandigheid verhinderd is deze zitting bij te wonen, alsmede dat eene missive van ge deputeerde staten is ingekomen, houdende goedkeuring van het raadsbesluit tot aanstelling eener vierde hulp onderwijzeres op de school A, voor gewoon en meer uit gebreid lager onderwijs voor meisjes. Geschiedt voorlezing van het ingekomen Provinciaal blad van Zeeland n°. 97, bevattende eene circulaire van gedeputeerde staten van den 10e» September jl., betref fende het aanbevelenswaardige van het geven van onder wijs in de openbare lagere scholen door vrouwelijk per soneel. Deze circulaire is op verzoek van den minister van binnenlan Ische zaken aan de gemeentebesturen ge richt en reeds in n°. I6S dezer conrant door ons medege deeld. Er is besloten op den inhoud te letten en daarvan aan de schoolcommissie kennis te geven. Voorts wordt voorgelezen een brief van het burgerlijk armbestuur, hetwelk mededeelt dat het iu de droe vige verplichting is kennis te geven van het plotseling overlijden van zijn hooggewaardeerden secretaris, den heer N. Verhuist Wz., die zich door de uitstekende wijze waarop hij gedurende bijna het vierde eener eeuw zijne vaak moeilijke ambtsbezigheden vervuld heeft aller achting had verworven, en aan wiens nauwgezetheid en volkomen getrouwheid het armbestuur het te danken heeft dat het in staat is geweest, met inachtneming van het belang der gemeente, eene gewenschte orde in den gang der zaken te behouden. Voorts wordt in dien brief kennis gegeven dat de werkzaamheden van den over ledene voorloopig worden vervuld door den penning, meester van het armbestuur, met medewerking van den heer A. E. Venvijs, commies ter gemeente-secretarie, die reeds gedurende vele jaren bij den overledene is werk zaam geweest. Do voorzitter voegt aan den voorgelezen brief de ver zekering toe, dat ook burgemeester en wethouders het verlies van den heer Verhuist betreuren als dat van een man, die ten allen tijde met de grootste nauwgezetheid en den meesten ijver zijne betrekking vervuld heeft. Op zijn voorstel wordt de brief voor kennisgeving aan genomen. Mede wordt voor kennisgeving aangenomen eene dank betuiging van de keurmeesters van den zeevisch voor de hun verleende gratificatie, met belofte dat zij zich door ijverige plichtsbetrachting zullen onderscheiden. Wordt voorgelezen een schriftelijk ingediend en van de noodige toelichting vergezeld voorstel van den heer van Deinse, strekkende 1». tot wijziging van eenige arti kelen der verordening op de wisselbank van 17 Novem ber 1852, en het getal commissarissen met het einde dezes jaars van drie tot twee te verminderen, teneinde de daar door vrijvallende 500 te gebruiken tot eene verhooging der bezoldiging van de boekhouders; 2» commissarissen te hooren met betrekking tot de vraag: welke betere verhouding in de bezoldiging der boekhouders zou kun nen gebracht worden. Dit voorstel berust, volgens de toelichting, op den brief van commissarissen der wisselbank in de maand December des vorigen jaais ingezonden, en waarin zij te kennen gaven dat., wanneer weder een ijverig direc teur zou zijn aangesteld, als middel ter bezuiniging wel licht bij het overlijden of bedanken van een der commis sarissen de ontstane vacature onvervuld zou kunnen blijven, om dan tevens gelegenheid te hebben tot het brengen van meer evenredigheid in de jaarwedde der boekhouders, althans wat den tweeden betreft. Nu de wisselbank weder een flink en ijverig directeur bezit en met 31 December a. een der commissarissen moet af treden, acht de voorsteller alsdan het tijdstip geschikt om tot bedoelden maatregel over te gaan, hoezeer in genoemden brief gesproken wordt van het geval van over lijden of bedanken. Nadat tot eene dadelijke behandeling van dit voorstel is besloten, zegt de heer van Deinse dat hij gelooft niets meer tot toelichting te moeten zeggen, daar de leden het voorstel, den brief van commissarissen van December 1868, en ook de verordening hebben kunnen lezen. Op de vraag des voorzitters of een der leden nog het woord verlangt, stelt de heer Snouck Hurgronje voor, thans geen beslissing te nemen, maar het oordeel van commissarissen in te winnen. De voorzitter antwoordt dat dit ook zijn voornemen was, maar hij zich vooraf wilde vergewissen, of een der leden nog het woord wensch te te voeren. Zonder verdere beraadslaging wordt alsnu besloten het gevoelen van commissarissen der wisselbank te ver nemen. Wordt gelezen een adres van jonkheer J. W. M. Scho- rer en 22 andere bewoners van den Dam alhier, die te kennen geven dat door burgemeester en wethouders

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2