MIDDELBURGSCHE COURANT. r i7i. Zaterdag 1869. 18 September. Middelburg 17 September. Stormschade. Benoemingen en besluiten. Marine en leger. Yeeziekte. Gemengde berichten. De werken weike ten behoeve der staatsspoorwegen den 14cn October a. zullen worden aanbesteed, bestaan volgens het bestek in het maken en inhangen van twee paar buiten- en twee paar binnenvloeddeuren, tweepaar buiten- en twee paar binnenebdeuren in in aanbouw zijnde schutsluizen te Ylissingen en te Veere, het maken en plaatsen van daarbij benoodigde bewegingtoestellen met toebehooren en zestien schuiven voor de riolen, be nevens het maken, inpassen en opbergen te Vlissingen van een paar buitennoodvloeddeuren, een paar.reserve binnenvloeddeuren, een paar reserve buiten-ebdeuren en een paar reserve binnen-ebdeuren. De hoofdafmetingen der deuren zijn: iedere deur ont wikkeld lang 12.10 meter; de buitenvloeddeuren en nood vloeddeuren ieder hoog 11.50; de binnenvloeddeu ren en reserve-deuren 10.50; de buiten-ebdeuren en reserve-deuren 10.50 en de binnen-ebdeuren en reserve deuren 9 50 meter. De gemiddelde dikte der deuren is: aan den voorkant 0.60, in het midden 0.90, aan de aehterhar 0.60 meter, alles buitenwerks gemeten. De binnenzijde boogvormig, beschreven met een straal van 18.181, de buitenzijde met een straal van 14.50 meter. Van de verschillende bouwstoffen zijn de volgende hoeveelheden noodig: Voor de deuren: plaatijzer 1,041,498 kilogram, getrokken ijzer 429,180 kil., getrok ken buizen 5,280 kil., gegoten ijzer 24,252 kil., gesmeed ijzer 96,834 kilstaal 19,890 kil., metaal 15,144 kil, lood 1,440 en gekreosoteerd dennenhout 58,710 stere. Getrok ken ijzer en plaatijzer voor afdekkingen 8900 kil.; ge goten ijzer voor windwerken 146,616 kil.; gesmeed ijzer voor windwerken en kettingen 38,000 kil.idem voor gchalmkettingen 6,560 kil.metaal voor schijven, pannen enz. 2,752 kil.; gietlood voor windwerken 1,600 kil. en gekreosoteerd eikenhout voor schuiven 18.048 stere. Het werk wordt aangevangen nadat het proces-verbaal van aanbesteding is goedgekeurd, op schriftelijken last van den eerstaanwezend ingenieur, zoodat: vóór 1 Augus tus 1870 de deuren voor Vlissingen zijn ingehangen en beproefd en het geheele werk aldaar vóór 1 November 1870 gereed zij vóór 1 Mei 1871 de deuren voor Veere zijn ingehangen en beproefd en het geheele werk aldaar vóór 1 Juli 1871 gereed zij; terwijl dereserve-deuren vóór 1 November 1871 te Vlissingen opgeleverd en aldaar volgens aanwijzing opgeborgen zullen moeten zijn. Eene korting van vijftig gulden zal op de aanneming- som worden ingehouden voor eiken dag dat de boven vermelde tijdstippen, voor ieder afzonderlijk berekend, worden overschreden. Wanneer de deuren vóór of op genoemde tijdstippen gereed, en de sluisgebouwen nog niet zoover voltooid zijn, dat het inhangen en beproeven der deuren kan plaats hebben, zal zulks op een nader door den eerstaanwezend ingenieur te bepalen tijdstip moeten geschieden. Oponthoud hierdoor ontstaande en waardoor de oplevering van het werk vertraagd wordt, geeft den aannemer geen aanspraak op schadevergoeding van welken aard ook. De termijnen van oplevering wor den verlengd met zooveel dagen als deze vertraging beloopt. In het Utrechtsch dagblad lezen wij het volgende: „De mededeeling uit Breda omtrent het mishandelen van „baren", in een schrijven uit Zeeland in 't Vaderland, door ons overgenomen, heeft algemeen veel indruk ge maakt. Dat ouders van jonge cadets zich verontrusten over t geen hunnen zoons kan wedervaren, is natuurlijk; daarom geven wij gaarne hier bericht van een brief van een pas te Breda geplaatst cadet, hier ter stede ontvan gen, waarin deze „baar" schrijft, dat hem van dergelijke mishandelingen niets bekend is, dat hij ze niet heeft ondervonden, en dat hij zich overtuigd houdt, dat nie mand ze te lijden heeft. Men wordt geplaagd, maar dat is niet zóo, dat het niet te dulden is. Daar de jonge cadets overigens in een afzonderlijke zaal slapen, onder toezicht van vier sergeant-cadets, moet men het er voor houden, dat van de nachtelijke scène, waarvan in den Zeeuwscken brief melding wordt gemaakt, zelfs niets waar is. „Er zal nu spoedig meer van deze zaak openbaar wor den gemaakt. Deze geruststellende regels meenden wij reeds dadelijk te moeten opnemen, ook met het oog op de 15 pas geplaatste en juist naar Breda vertrokken cadets." Al nemen wij ook aan dat de berichten van Het va derland eenigszins overdreven zijn, is het toch bevreem dend dat het Utrechtsch dagblad zelf niet gevoelt hoe weinig vertrouwen de bron verdient, waaruit het zijne gedeeltelijke tegenspraak van het door ons medegedeeld schrijven uit Zeeland aan Het vaderland put. Wat de verzekering betreft dat „de jonge cadets in eene afzon derlijke zaal slapen, onder toezicht van vier sergeant- cadets," schijnt bovendien genoemd dagblad te vergeten dat dit „toezicht" niets beteekent als die sergeant-eadets geen rapport maken van plaatshebbende mishandelingen. Overigens zou het nu wederom op de academie te Breda voorgevallen schandaal vooral zeer ergerlijk wezen, in dien het bericht werd bevestigd dat de jonge cadet, die het slachtoffer is geweest der mishandelingen, nog bo vendien de academie zou hebben moeten verlaten, omdat men hem niet tegen verdere mishandelingen kon be schermen!! Het wordt in allen gevalle waarlijk meer dan tijd dat deze treurige en tevens indien men nagaat hoe men met zooveel personeel toch onder de cadets zoo weinig orde en tucht blijkt te kunnen handhaven -onbegrij pelijke toestand voor goed een einde neme; wij hopen dat de tweede kamer daartoe het hare zal bijdragen. Uit Breda schrijft men ons „Gisteren (Woensdag) hebben drie cadetten, die, na reeds eenmaal in een studiejaar te zijn overgebleven, voor de derde maal hetzelfde jaar zouden moeten aan vangen, na niet geslaagd te zijn in het onlangs gehouden lier-examen, de academie met eervol ontslag verlaten, en zijn naar hunne betrekkingen teruggekeerd. „De instructie in de zaak van de mishandeling van een onlangs geplaatst cadet, wordt voortgezet. Er is geen twijfel aan of de schuldigen zullen gestreng gestraft worden en waarschijnlijk het gepleegde misdrijf met hun ontslag moeten boeten. Het lastigste is evenwel dat de daders niet bekend zijn, daar de mishandelde hen nog niet kende en hen niet weet aan te wijzen." Volgens bericht uit Hansweert, is de Fransche brik Colombe, gezagv. Le Oloiree. uit zee naar Antwerpen bestemd, op de Schelde bij Hansweert gezonken. De opvarenden zijn gered. Uit Scheveningen wordt aan de Amsterdamsche cou rant het volgende geschreven: Arie Schaap, stuurman op de bomschuit Anna Serena, van de firma J Wayton Lee deelt mede, dat hij den 14<'« dezer, des middags te 4 uren, op drie uren afstands, in zee een Engelsche schooner heeft gepraaid met gekapte masten, de nood vlag hijschende cn te Londen thuis behoorende. Stuur man Schaap, de noodkreten vernemende van vier op het dek zich vertoonende matrozen, die druk bezig waren met pompen, was dadelijk gereed, door het verscheidene malen opwerpen eener lijn, hulp te bieden en de beman ning aan boord zijner pink op te nemen. Zijn mensch- lievend hulpbetoon werd echter door den kapitein, die inmiddels op het dek was gekomen, afgewezen, te ken nende gevende dat hij zijn sehip niet wilde en zijn volk het niet mocht verlaten. De door den storm aan de badkoetsen te Scheve ningen toegebrachte schade wordt op 2000 begroot. De Parijsehe bevolking legt een algemeene deel neming aan den dag jegens den man die tijdens den storm op 11. Zondag zoo eensklaps door het zinken van zijn schip zijne vrouw en vier kinderen verloor. De om gekomenen zijn jl. Woensdag ter aarde besteld. De lijk stoet werd door een buitengewoon talrijke menigte geveegd. Op denzelfden ochtend waarop dat onheil voor viel zijn een schipper en zijne vrouw, wier schip mede in de Seine vergaan is, daarvan het slachtoffer geworden zonder dat men hen eenige hulp vermocht te doen toekomen. ridderordes. Vergunning verleend aan den heer mr. P. J. A. M. van der Does de Willebois, commissaris des konings in het hertogdom Limburg, tot bet aannemen en dragen der versierselen van ridder 2e klasse met de ster der orde van den Itoodcn adelaar, hem door Z. M. den koning van Pruisen geschonkenen aan den heer E. D. Spronck, adjunct-commies 2C klasse ter provinciale griffie van het hertogdom Limburg, tot het aannemen en dragen der versierselen van ridder 4e klasse der orde van de Kroon, hem mede door Z. M. den koning van Pruisen geschonken. Gisteren avond kwamen met de stoomboot Stad Vlis singen 221 miliciens der lichting van 1865 te Vlissingen aan, waarvan er heden morgen een zestigtal naar Neuzen vertrokken zijn. Zr. Ms. stoomfregat Admiraal van Wassenaar, onder bevel van den kapitein ter zee F. R. Toe Water, ligt gereed om bij de eerste gunstige gelegenheid zee te kiezen en zijn bestemming naar Alexandrië, via Ply- mouth, Lissabon, Gibraltar en Malta op te volgen. Wij vernemen vau goederhand, dat de berichten ia buitenlandsche bladen voorkomende, aangaande liet uit breken van de veepest in Luxemburg, ongegrond zijn. Evenals in Nederland komen daar nu en dan gevallen van tongblaar voor. (Uet Vaderland.) Een der gisteren te Vlissingen aangekomen mili ciens is heden morgen levenloos uit de kade opgehaald. Er schijnt vermoeden van zelfmoord te bestaan. In het laatste nommer van den Gelderlander wordt verwezen naar een vonnis in assurantiezaken, onlangs te Rotterdam geveld. Aan een verzekerde te Schiedam bij eene Geldersche brandassurantie-maatschappij was, na bekomen schade, door de agenten dier maatschappij eene zekere som als vergoeding voor de geleden schade, welke zij hadden opgenomen, toegestaan. De maatschappij wilde echter slechts ongeveer de helft dier som uitbe talen, dewijl zij de schade minder groot achttevandaar proces. De rechter oordeelde dat zij niet gehouden was zich naar de taxatie van schade, door hare agenten ver richt, te gedragen, dewijl deze niet had plaats gehad in overleg met haar, gelijk, volgens den aard der aan hare agenten verstrekte volmacht, had behooren te geschieden. Mitsdien werd den verzekerde zijn eisch tot uitbetaling van het eerst vastgestelde bedrag ontzegd, en hij in de kosteu van het proces veroordeeld. De Gelderlander voegt aan zijn uitvoerig verslag van dit rechtsgeding deze waarschuwing toe: „Of de verzekerden tot hiertoe wel veel onderzoek gedaan hebben naar de volmachten der agenten van eene verzekering-maatschappij valt te betwijfelen. Intnsschen zal het nu raadzaam zijn, dat zij zich voortaan van de strekking dier volmachten op de hoogte stellen, om bij eventueele brandschade geene teleurstelling te ondervindeu. in de jongste gewone vergadering der koninklijke academie van wetenschappen, aideeling Letterkunde, is mededeeling gedaan dat bij de commissie voor de over blijfselen der oude vaderiandsche kunst sedert de laatste opgave onder anderen is ingekomenvan den beer A. C. Bon, te Haamstede, twee photograpbiën van een soort eener woning te Zierikzee, en van den minister van binnenlandsche zaken, ter kennisneming, een ronde roode plaat met beeldwerk van Middelburg. Dinsdagzijn te Arnhem gevankelijk binnengebracht de opper-wachtmeester en twee wachtmeesters, allen der

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1