MIDDELBÜRGSCHE COURANT N° 167. 1869 Dinsdag 14 September. Middelburg 13 September. Gedeputeerde staten van Zeeland hebben ambtshalve het besluit vernietigd van den raad der gemeente Axetf^ waarbij de heeren S. A de Sinidt en A. van Overstrat&ü Kruijsse waren toegelaten tot leden van den raad. Of de raad in dat besluit zal berusten is nog niet bekend. Behalve de reeds gemelde verkiezingen, zijn nog tot wethouders benoemd: Te 's-IIeer-Arendskerke is herkozen de heer Jacobus Nijsse. Te Cortgene zijn herbenoe nd de heeren M. C. de Koster als wethouder en E. J. van de Linde als ambte naar van den burgerlijken stand. Te Axel is de heer M. van Dixhoorn herkozen. Uit Neuzen schrijft men ons: „Er zijn nu een zestal weken verloopen, sedert de groote zeesluis weder voor de scheepvaart werd geopend. Dat was voor de gezagvoerders, die toen met hunne schepen in de haven lagen, een gelukkige dag. Maar niet minder was hij dat voor den handel te Gent, die al zoo velejeremiaden had doen hooren over de belemmeringen, welke de herstelling en de voltooiing der sluiswerken gedurig tegenhielden. „Het best ontwerp kan tegenloopen. „Zoo menig wien de hoop bedroog. „Dat is ook hier weêr gebleken; maar al duurden die herstellingen wat langer dan men gedacht en verwacht had, ze zijn uitnemend goed geslaagd, en het is der moeite waard, om onder anderen te zkn, hoe de nieuwe ijzeren waaierdeuren, de eerste die gemaakt werden, zich bewogen! De klachten hebben dan ook nu plaats gemaakt voor betuigingen van tevredenheid, vóoral van den kant der gezagvoerders, die met hunne schepen de westslnizen konden doorvaren. „Het getal dier schepen, zoo op- als afvarende,bedraagt sedert reeds 150, zoodat de zeevaart op Gent thans wel druk mag heeten. „Dit steekt dus gunstig af bij den achteruitgang der groote vaart, waarover de kamer van koophandel te Gent, in den laatsten tijd, zulke droeve klachten aanhief! Het is waar; de handel te Gent kan wel niet spreken' van of zich beroemen op de vele rijk geladene schepen, die binnen kwamen, maar toch éen schip met suiker van Havanna; enkele schepen met vlas van Riga en een groot aantal schepen met hout uit Rusland, Noorwegen en Duitschland, voeren naar Gent op. Als nu de vaart zóo maar blijven mag, dan kan zij natuurlijk altijd beter en drukker worden, maar toch is ze dan niet slecht te noemen, bij vergelijking met de laatste jaren. „De verhooging van den waterspiegel deskanaals, zou zeker grootere en diepergaande schepen naar Gent kunnen doen komen, maar de uitvoering van dat plan zal nog al eenige zwarigheden ontmoeten, naar het ons toeschijnt. Wij denken hieraan Gent zelve, dat nu bij eenigen toevoer van opperwater, al zóo spoedig gedeelte lijk blankstaat. Ook aan Sas van Gent, waar het water,als hetbovenpand des kanaals maar 50 centimeters (oudtijds duimen) hooger rijst dan gewoonlijk, in de kelders en op de kaaien loopt. De zeesluizen moeten hier nog al eens geopend worden, om dat opperwater af te voeren en het lage gedeelte van Gent van water te bevrijden. Om dat plan te volvoeren, zal er dus wat komen kijken. „Groote dingen," zou men hier zeggenvooral als men daarbij ook de Axelsche vlakte, voor een gedeelte althans wil bedijken. Die vlakte is als eene tijdelijke vergaarbak voor het water, wanneer Neuzen's sluizen niet terstond geopend kunnen worden, of wanneer deze, tijdens den hoogeren stand van het buitenwater, gesloten blijven moeten. „Om het doel te kunnen bereiken, dat de kamer van koophandel te Gent zich voorstelt, moest zij er, onzes inziens, liever eerst op aandringen dat het gedeelte van het kanaal van Sas van Gent naar Gent worde verbreed en uitgediept, en daarbij de vele, voor de groote schepen en stoombooten zoo lastige kromten, wierden weggeno men. Dat, en de spoediger inklaring te Zelzaete, waar voor La Flandie zoo te recht ijvert, zou de vaart op het the gedeelte van ons schoone kanaal al aanstonds zeer veel verbeteren en den handel alleszins bevoordee- len. Alles wat maar strekken kan tot verbetering van den handel en de scheepvaart, ook op ons kanaal, moet worden in het werk gesteld. Wij juichen dus elke onder neming toe die tot dit doel bevorderlijk kan zijn. „Zoo zagen wij met genoegen dat eindelijk een sleep- stoombootdienst op het Nederlandsche gedeelte van het kanaal is ondernomen. Leve de vrijheid! ÏJuJiehpeven de gezagvoerders zich niet meer tegen wil en dank door paarden te laten trekken, en dat volgens een bepaald en hoog tarief! Nu ook zijn de gezagvoerders niet langer gedwongen op het kanaal te blijven als de oostenwind waait, omdat ze nu altijd de haven uitgesleept en op de reede gebracht kunnen worden. „Die nieuwe sleepdienst, van welken reeds een en andermaal is gebruik gemaakt, wekt, ja, wat nijd en af gunst op, maar dat is gewoonlijk de vrucht van alle concurrentie en komt langzamerhand weêr terecht. Dat zal ook wel weêr terecht komen zoo dacht en zeide ik onlangs nog toen de bruggen van de genie, liggende over de Oost- en Westbeeren, niet meer door rijtuigen mochten bereden worden, en zulks daadwerkelijk door het plaatsen van palen en uitzagen van een gedeelte der plankenbedekking werd belet! Dat zijn van die soort van machtvertooningen, tegen welke zich vroeger niemand zou hebben durven aankanten, maar die nu bespot en niet lang geduld worden. Verbeeld ude directie van onzen spoorweg roept, in overleg met de directie van de stoomboot, welke thans van hier op Hansweert vaart, in correspondentie met de stoombooten „de Telegraaf," een omnibusdienst in het levenen nu zou de genie het rijden van dien omnibus over eene harer bruggen verhinderen willen, en alzoo den toegang afsnijden tot de aanlegplaats der stoombooten, aan het einde van den West-havendijk! Dat kon toch moeilijk stilzwijgend worden aangezien. „Ik haalde daar met een enkel woord de van hier op Hansweert varende stoomboot aan. Met die onderneming gaat het vrij wel. Haitelijk hopen we, dat zij in stand zal knnnen blijven; zij is voor onze gemeente en deze streken van veel belang. Aangezien deze stoomboot dagelijks, uitgenomen den Zondag, van hier langs Hoe- dekenskerke op Hansweert vaart, en daar wachten moet op de stoomboot „de Telegraaf", die van Rotterdam komt, kon zij in dien tusschentijd best eene reis naar Walsoorden doen en zou zij derhave van de provincie dat gedeelte van haren dienst wel kunnen overnemen- Dit ware wellicht in aller belang zeer te wenschen. „Onze spoorwegwerken zijn eindelijk hier geheel afge- loopen. Wij wachten nu maar weêr geduldig af den aan leg van de nieuwe lijn Neuzen—Mechelen, welke zeker in een volgend jaar haar beslag zal erlangen. Het ver voer van passagiers en vrachtgoederen langs onzen spoorweg blijft toenemen. Jammer maar dat de weg naar het station nog zooveel te wenschen overlaat! Vooral des avonds, bij donkere maan, is deze weg zelfs gevaarlijk, zóoals nog onlangs bleek, toen een paar passagiers, met den laatsten trein aangekomen, in het water zijn geloopen. „Onze gemeente, die zich met een spoorweg zag ver rijken, zonder daarvoor tot heden iets ten offer te bren gen, mocht toch eindelijk ook wel eens wat doen en de zorg op zich nemen eener behoorlijke verlichting van den weg naar het station. Eene gemeente toch gelijk de onze, die gelden disponibel heeft tot het aankoopen van prachtige geschenken, heeft zeker fondsen genoeg om van deze er eenige af te staan in het algemeen belang en niet het minst in het belang van hare ingezetenen, Jammer bovendien, dat bij het stationsgebouw noggeene koffiehuizen verrijzen. Men zou dan ten minsten tegen regen en wind beschut zijn, en daar niet behoeven rond te loopen, als men de aankomst van een der treinen afwachten wil. „Geduld overwint alles", wordt wel eens gezegd. Welnu, we willen dan nog maar wat geduld hebben, en hopen dat eindelijk de wettelijke bepalingen, die nog bestaan tegen het bouwen in de verboden kringen der vestingen, eens zullen worden herzien en met de eischen destijds in verband gebracht! Het bouwen van huizen, dat op nieuw in de kom van onze gemeente is begonnen, zal dan zeker ook spoedig op de terreinen bij ons spoor wegstation aanvangen. „Zóo zal de gemeente zich meer en meer uitbreiden en ook de welvaart van velen worden bevorderd." De feestelijkheden, welke met het te Leuven gehouden Elfde Nederlandsche taal- en letterkundig congres ge paard gingen, waren afwisselend. Maandag waren het Leuven's merkwaardigheden, waaronder vooral het voor ieder openstaande prachtig stadhuis, die de congresbe zoekers tot bezichtiging uitlokten, terwijl de kermis eene vroolijke stemming levendig hield. De avond werd doorgebracht in een onlangs aangelegden grooten tuin, genaamd het Gildenhof, waar de Maatschappij der aca demie van toonkunde een groot concert met verlichting en vuurwerk aanbood. Dinsdag had eene Vlaamsche vertooning in den fraaien stads schouwburg plaats. Een door de leden genoten banket voldeed algemeen en aan gepaste vroolijkheid ontbrak het daarbij niet. En afge scheiden van dit alles, maakte de hartelijke ontvangst der Leuvenaren het verblijf der congresleden op zich zelf reeds aangenaam. Van de door de algemeene vergadering genomen be sluiten vermelden wij in het kort nog de volgende. Aangenomen zijn de volgende drie voorstellen der eerste afdeeling: 1». Aan den senaat, de provinciale en gemeentebesturen en de geestelijke overheden te ver zoeken,' de Vlaamsche taal niet langer als bijzaak te be schouwen. 2®. Een verzoek te richten aan het gemeente bestuur van Gent, om de nagedachtenis van Zevecotins door eenig gedenkteeken in herinnering te doen blijven 3®. Het bureel van het congres, aangevuld met de heeren Hendrickx en Roucourt (de voorstellers), Heremans en de Jager, tot commissie te benoemen ter overweging van dc mogelijkheid en wenschelijkheid om eene academie voor de wetgeving op taal en spelling op te richten. Een vierde voorstel in die afdeeling van den heer van der Linde, om geschreven redevoeringen niet op het congres toe te laten, en daarvan althans op het XII« con gres de proef te nemen, is ter beslissing overgelaten aan de regelingscommissie, waaraan de heer van def Linde werd toegevoegd. Voorts werden aangenomen de voorstellen der tweede afdeeling, strekkende om1». Aan eene commissie de taak op te dragen een historischen atlas samen te stellen voor Nederland, met aanhaling van de voornaamste fei ten zonder eenige waardeering, en tot leden van die commissie te benoemen de heeren Vuylsteke, Alberdingk Thym (uit Maastricht) en Vreede. 2°. Eene commissie van drie leden te benoemen om bij het Belgische gou vernement aan te dringen op de oprichting van een leerstoel voor de Germaansche taal- en letterkunde. Mede werden aangenomen de voorstellen van de derde afdeeling, strekkende om 1°. Eene commissie voor de uitspraak samen te stellen, bestaande uit de heeren hier boven vermeld. 2». Een voorloopig bettuur voor een Tooneelverbond te constitueeren, waartoe werden be noemd de heeren Cremer, Schimmel, van Hall (secreta ris), van Beers (voorzittend lid), Max Roses, Mery, Benöit, Joh. Verhulst en Keiler. De strekking van dit Tooneelverbond is: opwekking van de belangstelling in bet Nederlandseh tooneel en behartiging van de belan gen daarvan door alle ten dienste staande middelen. In de derde afdeeling was nog een voorstel geformu leerd, om eene commissie te benoemen uit letterkundigen en boekhandelaars van Noord- en Zuid-Nederland, die eene nieuwe wettelijke regeling op het eigendomsrecht zal trachten voor te bereiden en te verkrijgen. Voor die commissie werden voorgedragen de heeren Bauek, Jan van Beers, van der Kaaij, Kirberger, Kruseman, Roggè en Vuylsteke. Deze voordracht werd goedgekeurd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1