öuitmlcmfc.
Algemeen overzicht.
Frankrijk.
Nadat ook de heer van Deinse het verlangen tot uit
stel der beslissing heeft te kennen gegeven, wordt daar
toe besloten.
Aan de orde wordt gesteld de beraadslaging bij re
sumtie over het verzoek van den heer J. de Kan ter
alhier, om afstand in koop van een stuk gemeentegrond
in de poort achter de leenbank in de Heerestraat.
De heer van Deinse, die de teekening heeft gezien en
ook op het bedoelde terrein is geweest, doet zijne be
zwaren kennen tegen de inwilliging van het verzoek.
Die bezwaren bestaan hoofdzakelijk tegen belemmering
van den toegangsweg in genoemde poort tot het ge
bouw der bank en tot de Israelietische school, aan welke
gebouwen wellicht later, als een gevolg van de nu in
aanleg zijnde spoorweg- en kanaalwerken, een andere
bestemming wordt gegeven. Daar hij het toestaan van
het verzoek geheel in strijd acht met de belangen der
gemeente, welke hij moet voorstaan en behartigen, is hij
er tegen.
Naar aanleiding van het door den heer de Jonge ge
geven antwoord, dat er bij het toestaan van het verzoek
nog ruimte genoeg overblijft tot het brengen van een
brandspuit door die poort, zegt de heer van Deinse dat
hij het oog niet heeft op een brandspuit, maar op de
mogelijkheid dat wellicht later daar een hotel wordt
gebouwd en het wenschelijke dat er ruimte genoeg zij
om door de poort met een wagen met hooi enz. te kun
nen rijden.
Volgens den voorzitter behoeft het door den heer van
Deinse onderstelde uitzicht op vervanging der bedoelde
gebouwen door een hotel enz. thans niet te wegen. Ook
hij geeft overigens eenige inlichtingen om te doen zien
dat er tegen de inwilliging van het verzoek geen be
zwaar bestaat.
De heer van Deinse merkt op, dat men kwijt is het
geen men verkoopt, zoodat uitgifte in erfpacht boven
verkoop de voorkeur zou verdienen.
Nadat de heer Fokker heeft verklaard dat hij de
bezwaren van den vorigen spreker niet deelen kan, wordt
het voorstel van burgemeesters en wethouders tot inwil
liging van het verzoek, door verkoop van een stuk grond
ter gevraagde plaatse ter breedte van lj en ter lengte
van 7 meters ad 30, met 9 tegen 2 stemmen aangenomen
en het daarvan opgemaakt concept-besluit goedgekeurd.
Tegen stemden de heeren van Deinse en Magielse, ter
wijl de heer Luteyn buiten stemming bleef.
(Pervolg in een volgend nommer.
In de gisteren gehouden zitting van den Franschen
senaat heeft de heer Devienne eindelijk het rapport der
commissie, belast met het onderzoek van het door de
regeering ingediend ontwerp-senaatsbesluit, voorgelezen.
Daarbij wordt voorgesteldde verandering der oorspron
kelijke artikelen 5, 7,8 en 11 van het ontwerp, hetwelk
wij in ons nommer van 4 Augustus volledig hebben
medegedeeld.
De wijziging in artikel 5 voorgesteld, strekt om in de
zinsnede dat de senaat „bij gemotiveerd besluit" zich
tegen de afkondiging eener wet kan verzetten, de woor
den „bij gemotiveerd besluit" weg te laten en overigens
nog aan het artikel deze bepaling toe te voegen: „De
•wet tegen wier af kondiging de senaat zich heeft verzet,
kan niet weder in dezelfde zitting bij het wetgevend
lichaam worden ingediend."
Ten aanzien van artikel 7 wordt voorgesteld om deze
bepaling daarbij te voegen„De afdeelingen benoemen
eene commissie op wier summier rapport het wetgevend
lichaam beslist." Dit betreft de krachtens dat artikel
naar de afdeelingen verzonden motiën op verlangen der
regeering.
De voorgestelde verandering in artikel 8 strekt om,
ten aanzien der daarbij bepaalde wijze van beraadsla
ging over amendementen, het 2« lid aldus te lezen: „Wan
neer de regeering en de commissie (van rapporteurs) van
gevoelen verschillen, brengt de staatsraad daaromtrent
advies uit en beslist het wetgevend lichaam."
Ten opzichte van artikel 11 wordt bij het rapport ge
concludeerd tot bijvoeging van deze bepaling: „De con-
stitutioneele betrekkingen tusschen de staatsmachten
onderling worden geregeld bij senaatsbesluit", terwijl
in de hieraan voorafgaande bepaling van het ontwerp
de woorden „de betrekkingen" worden veranderd in de
„reglementaire betrekkingen." Slechts deze laatste zou
den volgens de conclusie der commissie van rapporteurs
bij keizerlijk decreet behooren te worden geregeld, het
geen in strijd is met de gevoelens van de regeering.
Voorts wordt in het rapport gezegd dat de commissie''
het amendement, strekkende om aa,n het gouvernement
de bevoegdheid te ontnemen tot het benoemen van bur
gemeesters buiten den gemeenteraad, niet heeft overge
nomen. Als resultaten der wetgeving van 1852 worden
overigens opgegevende algemeene rust, de verbetering
van het onderwijs, de vermindering van den nationalen
rijkdom, de handhaving van den vrede, de eerbiediging
van Frankrijk in Europa, terwijl het een leger bezit van
een millioen vier honderd duizend soldaten, gereed om
naar de grenzen op te rukken, en eindelijk de gedeelte
lijke overgang van eene dictatuur tot de meest uitge
breide constitutioneele vrijheid. De senaatsdebatten
zullen heden over acht dagen aanvangen.
Do uitzetting te Frankfort der in Zwitserland genatu
raliseerde personen blijft stoffe leveren voor eene pole
miek tusschen de Pruisische eu Zwitsersche dagbladen.
Eerstgenoemde erkennen dat deze „pseudo-zwitsers" de
letter der wet in hun voordeel zien spreken, doch wijzen
op de misleiding, welke bij deze naturalisatie-aanvragen
heeft plaats gehad. De Norddeutsche Zeitung neemt tot
staving dezer bewering de circulaire van een „agent
voor naturalisatie" over, waarbij brieven van naturali
satie in een der Zwitsersche cautons worden aangeboden j
voor twee honderd en vijftig gulden. Genoemd dagblad,
een der officieuse organen van het gouvernement te
Berlijn, betoogt overigens dat de Zwitsersche bondsraad
zich niet met deze zaak heeft bezig te houden, zijnde
zij voor Pruisen „van binnenlandschen aard." Deze
curieuse bewering pleit weder voor de zonderlinge ge
voelens op het gebied van internationaal recht in de
ministerieele bureaux te Berlijn. Zij is trouwens daarvan
niet het eerste blijk en zal ook wel niet het laatste
wezen
Na den met gunstig resultaat gevoerden strijd tegen
het voortbestaan der staatskerk in Ierland heeft zich in
Engeland eene vereeniging gevormd, welke een niet
minder belangrijk doel beoogt, en waartoe mannen behoo
ren als John Stuart Mill, de bekende staathuishoudkun
dige, en de heer Edmond Beales, de vroegere voorzitter
der Reform-league. Deze vereeniging, The Land Tenure
Reform Association, wenscht de oplossing der landeigen-
doms-quaestie in liberalen zin te bevorderen en voorts
ook, op uitgebreider gebied werkzaam, een veldtocht te
openen tegen het Eugelsch aristocratisch landeigendoms-
rechl. Zij wil „de vrije eigendomsoverdracht van lande
rijen bevorderen en een bill zoeken te erlangen, waarbij
de successie vau den grondeigendom dergenen, die over
lijden zonder testament gemaakt te hebben, wordt ge
bracht onder het gemeene rechtom voorts ook maat-
regelen voor te stellen en te ondersteunen teneinde,
zonder inbreuk te maken op bijzondere rechten, voor
werklieden en landbouwers de verkrijging van deel aan
landeigendom te vergemakkelijken."
Het Engelsch marine-departement zal eerlang ver
schillende zeer ingrijpende bezuinigingsmaatregelen
invoeren. Zoo zal het getal „admiraals der vloot" van
drie op éen gebracht worden, het aantal admiraals van
twintig op tien, dat der vice admiraals van vier en twin
tig op veertien en dat der schouten bij nacht van acht
en veertig op twintig. Terecht wordt'te dien opzichte
de opmerking gemaakt dat deze maatregel van moed
getuigt bij den minister Childers, want dat hij daardoor
zeer vele invloedrijke personen tegep zich in het harnas
zal jagen.
Wij hebben reeds medegedeeld dat de bekende Rogeard
de amnestie van keizer Napoleon heeft geweigerd. De
redenen daarvoor ontwikkelt hij in den volgenden brief.
„Stuttgart, 16 Augustus 1869.
„Ik ben het slachtoffer geworden eener zonderlinge
mystificatie: een individu aan wien ik geenerlei ver
plichting heb en die op mij geenerlei rechten bezit, aan
wien ik door geenerlei overeenkomst verbonden ben en
die ik slechts bij zijne niet zeer goede reputatie ken,
deelt mij heden morgen mede dat hij mij wel het recht
wil geven om naar Frankrijk terug te keeren, meenende
zeker dat ik dat recht verloren had en het van hem af
hangt om dit recht in het leven te roepen ofte vernieti
gen, en meenende overigens dat de Franschen, niet als
burgers doch als onderdanen, maar steeds met vreugde
zouden moeten weten te gehoorzamen en, in elk opzicht
de uitspraak van het bonplaisir zegenende, zoowel de °ra-
tiebrief als de lettre de cachet met welgevallen aannemen.
„Daar deze verwonderlijke aanmatiging ten doel heeft
en ten gevolge kan hebbende agitatie der gemoederen,
de misleiding der volksovertuigingen, de verzwakking
van moedige volharding, de verontschuldiging van te
plegen zwakheden, de ontwapening der gerechtigheid
en het inslaapwiegen des volks; daar deze aanmatiging
overigens omgeven is met een schijn van verhevenheid,
waarvan niet ieder dadelijk het grotesque zal opmerken,
terwijl voorts te werk wordt gegaan met eene Cesari-
aansche welwillendheid en met eene cipiers-sentimen-
taliteit, welke bij goedige menschen zekere illusie
zou kunnen brengen, en eindelijk een prestige van
kracht en autoriteit wordt toegeëigend, welke steeds
op zwakke gemoederen invloed uitoefent; daar bet
alzoo noodzakelijk is elke afleiding der Fransche natie
van de op haar rustende taak tegen te gaan, waardoor
de volksovertuiging van den ingeslagen weg verwijderd
en het terugeischen der vrijheid vertraagd zou kunnen
worden; daar het de plicht is van eiken burger om op
den thans ingeslagen weg der vrijheid elke misleiding,
elke hinderlaag, elk gevaar aan te wijzen, zoo geloof ik
te moeten protesteeren tegen deze onbeschaamde amnes
tie, als een laatsten aanslag tegen de waardigheid van den
vrijen burger, als eene laatste beleediging van het ster vend
geweld tegenover het ontwakend rechtsgevoel.
„En wat den man betreft die op zoo vermetele wijze
de rol van den genadige speelt, hem verzoek ik om zich
wat minder met onze zaken bezig te houden en wat
meer met de zijne, welke niet goed gaan; laat hij zich
haasten om zijne rekeningen op te maken, voor zijne
verdediging te zorgen, en zonder zich met iets anders te
bemoeien gebruik te maken van den voor hem zeer kost
baren tijd; ik onthef bem van de moeite om voor mij de
grenzen open te stellenik zal terugkeeren niet als hij
bet verlangt, maar als ik daartoe het oogenblik gekomen
acht, om dan mijn plicht te vervullen en niet om eenige
gratie van hem te ontvangen; mijn recht om in Frank
rijk terug te keeren was Zaterdag-avond nog onbeperkt,
en ik geloof dus niet dat men het Zondag-morgen nog
heeft kunnen uitbreiden."
„Zijn sedert dien dag de wegen wat zekerder en het
platte land wat minder onveilig, des te beterWij zul
len dan sneller reizen en vroeger aankomen. Maar wij
zullen daarom het doel dat wij beoogen niet uit het oog
verliezen. Elk burger, hij zij geamnestieerd of niet, heeft
heden dezelfde rechten welke hij gisteren bezat; hij heeft
ook daarbij dezelfde plichten. Een keizerlijk decreet ver
andert de natuur der dingen niet; kwaad blijft toch, niet
tegenstaande zulk een stuk, altijd kwaad; demisdaad
kan maar niet bon prince worden en aan de eerlijke lie
den voorstellen om te zamen in vrede te leven: de zede
lijke wereld wordt door iets dergelijks niet ondersteboven
gekeerd, maar de eerlijke lieden blijven onverzoenlijk.
„Het personeel gouvernement speelt de rol van den
grootmoedige en vergeeft aan zijne slachtoffers om zijne
rechters te vermurwen: dit is een der laatste behendig,
heden van zijn repertoire.
„Waarvoor houdt men ons, als men spreekt van verge
ten? Zouden wij dupes zijn van de amnestie, dupes der
keizerlijke boodschap aau het wetgevend lichaam Meent
ge dat men ons nog lang om den tuin zal kunnen leiden
met senaatsbesluiten? Gelooft gij dat het u voldoende
zal zijn om van tijd tot tijd de vormen der slavernij wat
te veranderen? Welzeker, gij wilt wel verlof geven om
het kwaad, dat gij gedaan hebt en dat gij nog wilt doen,
te vergeten; het is echter onze plicht ons dit te herinne
ren. Ons herinneringsvermogen is niet van zulk een aard,
dat het langzamerhand verdwijnt; wij zijn verontwaar
digde staatsburgers, maar geen rebellenonze veront
waardiging heeft tot oorzaak de rampen des vaderlands,
doch geen persoonlijke beleediging, en zoolang deze ram
pen duren, zoolang zal ook onze verontwaardiging duren.
Onze grieven hebben volstrekt geen personeel karakter;
zij zijn die der natie.
„De rampen waaronder wij lijden zijn die waaronder
ons vaderland lijdt; wij bloeden uit zijne wonden; wij
rouwen met zijne rouw; wij zijn vernederd in zijne
vernedering. De ons vaderland aangedane vernederingen
en zijn toorn daarover dragen wij in ons hart: wij heb
ben het recht niet om te vergeten en zullen dit dan ook
niet doen. Eene amnestie van u aan ons, welk eene on
zinnigheid! Welzeker, gij spreekt van „amnestie". Gij
wordt dus wel bevreesd! Welnu, op uw „amnestie" ant
woord ik „strijd", want bij verdrukten is strijd plicht en
is haat deugd. Wees dus vrij genadig om den schijn van
macht aan te nemen; geef ons vrij amnestie om ons gra
tie te vragen; wij antwoorden u: strijd! Strijd tot het
uiterste, strijd zonder ophouden en zonder genade, tot
aan de teruggave van alle geüsurpeerde rechten, tot aan
het herstel der orde, tot aan de bevrijding des vaderlands.
„Rogeard".
De bekende schrijver Ulbach, die zich thans bezig
houdt met persoonsbeschrijvingen te leveren dor cele
briteiten op staatkundig gebied in Frankrijk, schilderde
dezer dagen het portret van den vroegeren minister, thans
president van den senaat, Rouher. Wij ontleenen daar
aan het volgende:
„De heer Rouher, zegt de heer Ulbacb, heeft niets ge
zien, nooit iets bestudeerd behalve processtukken. Kunst