Öuitmlcmïr.
Algemeen overzicht.
Frankrijk.
Duitschland.
Zaterdag avond treedt een heer het telegraaf kantoor
te Meaux binnen in zeer gejaagden toestand en vraagt
papier en inkt om een telegram te schrijven. Dit wordt
hem gegeven, waarop hij met zenuwachtige haast
onder het adres: den heer X, Parijs enz. het volgende
neerschrijft: „Spoedig, de keizer enz. moet weg en de
keizerlijke prins in zijn plaats."Men meende op het tele-
graafkantoor in dit telegram van dezen heer, in zoo zenuw
achtige spanning, het spoor eener verschrikkelijke samen
zwering te hebben ontdekt en eerst na een aantal inlich
tingen te hebben ontvangen bleek: dat men den bericht
gever van een Parijsch dagblad voor zich zag, die een
vooraf gemaakt artikel omtrent de reis des keizers van
St. Cloud naar het kamp van Chalons aan dit dagblad
had verzonden, waarin ook van den keizer werd gespro
ken, dieniet naar het kamp vertrokken was tot groote
teleurstelling van den berichtgever.
Deze teleurstelling is ook gedeeld geworden door
allen, die eene politieke toespraak van Napoleon III in het
kamp hadden verwacht, alsmede door de aldaar vereenigde
troepen, welke liever den keizer hadden gezien dan het
knaapje waarvoor zij thans moesten defileren. De ont
vangst van den prins in het kamp schijnt dan ook vrij
koel te zijn geweest. De ziektetoestand van den keizer
is overigens, ofschoon niet van onrustbarenden aard,
toch zoodanig dat hij waarschijnlijk niet meer in den
loop dezer maand het kamp zal bezoeken. Aan het hoofd
van zijn état major voor het front der troepen zon hij
dan ook met zijn rheumatisme en podagra geen goed
figuur maken.
Terwijl de liberale Parijsche dagbladpers hare goed
keuring schenkt aan de door keizer Napoleon bij decreet
uitgevaardigde amnestie, trekken de ultra conservatieve
organen daartegen te velde en verklaart le Pays, het
orgaan van de behoudsmannen uit de club der rue de
1'Arcade, dat de amnestie een blijk is van een gevoel van
zwakheid bij het gouvernement. Deze en dergelijke uitin
gen geven eenigszins den maatstaf aan der heftigheid,
waarmede een deel der vroegere meerderheid aanvanke
lijk in het vervolg als oppositie in de thans verwachte,
meer liberale phase van het keizerrijk zal optreden.
Een der organen van de partij der onverzoenlijken te
Parijs, le Soir, uit zich omtrent de verleende amnestie
wat drukpersdelicten betreft aldus: „Wat de amnestie
voor begane drukpers-misdrijven betreft, wij wenschen
deze minstens met onverschilligheid te mogen bejegenen,
daar wij steeds onverschillig zijn gebleven bij onze ver
oordeelingen. Wij hebben ons daarover nooit zeer be
droefd en hebben dus het recht om ons thans over de
amnestie niet al te zeer te verheugen."
Omtrent het thans opgetreden ministerie in Portugal,
hetwelk door de vertegenwoordiging gunstig is ontvan
gen, wordt medegedeeld dat, als hoofdpersonen daarin,
behalve de met de koninklijke familie verwante hertog
de Loulé minister-president, de heeren Mendes Leal en
Luciano Castro worden beschouwd, twee bekende jour
nalisten te Lissabon. De minister van marine Bebello
da Silva is een in Portugal zeer bekend geschiedkundige,
die onder meer eene geschiedenis van zijn vaderland
heeft geschreven.
De telegraaf bracht dezer dagen het bericht over van
een mislukten moordaanslag op den emir van Afghanistan.
Nadere mededeelingen daaromtrent doen zien dat dit feit
in verband staat met den politieken strijd tusschen Rus
land en Engeland in die streken. Eenige weken geleden
hebben wij, naar aanleiding van een paar artikelen in
the Times, den toestand aldaar besproken en bijzonder
heden gemeld omtrent de staatkunde van Engeland ten
opzichte van Afghanistan, strekkende om dat rijk als
scheidsmuur te, handhaven tusschen de door Rusland
veroverde bezittingen en de Engelsche koloniën. Steeds
heeft de Engelsche regeering dan ook hare vriendschaps
betrekkingen met den emir van Afghanistan zoeken te
vermeerderen en nog onlangs heeft eene samenkomst
plaats gehad, gelijk men zich herinneren zal,tusschen den
Engelschen gouverneur-generaal en den emir Sheri-ali.
Aan het hof van Afghanistan woelt echter ook
natuurlijk eene Russische partij, aan wier hoofd de neef
van den emir, Ismaël Khan, zich heeft geplaatst. Deze
schijnt deel te hebben uitgemaakt van demisluktesamen
zwering tegen het leven van den regeerenden emir,
waarschijnlijk met het doel om zich zelf met behulp van
Rusland op den troon te plaatsen. Na het mislukken
van den moordaanslag heeft hij zich door de vlucht
gered en het gevolg dezer gebeurtenissen zal wel wezen
dat de Engelsche invloed zich in het vervolg in Afgha
nistan krachtiger dan ooit tegenover Rusland zal kunnen
doen gelden.
Laatste berichten.
Het bekende uit Roulers in West-Vlaanderen afge
vaardigde blinde lid der Belgische kamer van afgevaar
digden Rodenbach, die tot de clericale partij behoorde,
is in den afgeloopen nacht overleden.
Keizer Napoleon is in zooverre van zijn rheumatisme
hersteld dat hij weder een kabinetsraad heeft kunnen
presideeren.
Uit Constantinopel wordt gemeld dat de sultan een
voldoend antwoord heeft ontvangen op zijn eisch om
inlichting tot de Egyptische regeering gericht omtrent
het bezoek van den onderkoning, zijn vasal, aan ver
schillende Europeesche hoven, zoodat de verwikkelingen
tusschen Constantinopel en Caïro voor het oogenblik als
geëindigd kunnen beschouwd worden.
In de omstreken van Valentia heeft weder een ge
vecht tusschen eene afdeeling Carlisten en de troepen
plaats gehad, waarin de eerstgenoemden werden uiteen
gejaagd en eenige hunner gevangen genomen. Onder
deze gevangenen, gisteren te Valentia aangekomen, be
vinden zich weder twee geestelijken.
Le Figaro bevat het volgende omtrent eene gratis
voorstelling in de Parijsche opera op Napoleonsdag:
Nauwelijks twee minuten na het ontsluiten der deuren
was de zaal van beneden tot boven vol. Ik telde tot veertig
toeschouwers in eene loge van zes plaatsen. Als haringen
gepakt bevinden zich daar mannen, vrouwen, kinderen,
alles onder elkaar. Toch hoort men geen woord van twist.
Waarlijk die menigte levert interessante gezichtspunten
op. Zie die twee mannen in kielen daar in loge-fau-
teuils gezetenzij hebben elf uren lang op de trottoir
gestaan om een goede plaats machtig te worden. In
hunne nabijheid is echter eene vrouw met haar kind, die
een zeer slechte plaats hebben. Met een edelmoedigheid
welke in deze omstandigheden heldenmoed mag genoemd
worden, geven zij hunne fauteuils aan die vrouw met
haar kind. Zij zijn wel van den vorigen avond reeds op
de been, maar kunnen nog wel staan. Een hunner gaat
wat later op den rand der loge zitten en laat zijne voeten
hangen boven het aristocratisch amphitheater.
Drie slagen en het scherm wordt opgehaald. Het sou-
vereine volk ziet verbaasd naar die twee rijen hugenooten
op het tooneel, die de roem van Napoleon zullen gaan
bezingen. Op den voorgrond van het tooneel staat eene
j actrice in het wit gekleed en een heer in rok met witte
handschoenen. Op den achtergrond ziet men twee helle
baardiers van koningin Margaretha, die een driekleurige
vlag in de hand hebben. Het publiek schijnt zich af te
vragen welk verband er bestaat tusschen Yalentine en
Napoleon, doch... de heer in den zwarten rok begint:
Un enfant vient de naitre enz.
En het koor herhaalt dit refrein. Dit kind is natuurlijk
Napoleon. De heer in den zwarten rok is een onbekend
personage en de actrice naast hem is de beschermgodin
van Frankrijk, die hem nu en dan op zijne ontboezemin
gen antwoordt. Zij vertellen elkander het een en ander
totdat het koor, ten slotte i n geestdrift uitbarstende, zingt
Des échos de la terre
I.e nom de ce he'ros, jusqu' atix astres porté,
Retentira comme un coup de tonnerre,
Par tons les sièeles répeté
Gloire a Napoleon dans cent ans le'gendaire
Gloire! Immortalité!
Hiermede eindigt de feest-cantate van den heer Albéric
Second met de niet zeer opwekkende muziek van den heer
Nibelle. Hiermede eindigt ook het officieel gedeelte van
de voorstelling en gaat men over tot de Hugenooten.
De menigte bleek zeer goed in staat te wezen om de
goed uitgevoerde gedeelten te waardeeren, en de fijn ge
nuanceerde duo's van Yalentine en Raseel brachten dit
publiek, waaraan men zoo dikwijls gebrek aan smaak
verwijt, in geestdrift. Waarlijk, nadat ik deze voorstelling
heb bijgewoond zijn mijne gevoelens omtrent hetgeen
men het volk noemt geheel gewijzigd. Als ik het de
meest dwaze voorstellingen op de boulevard zag toe
juichen dan beschouwde ik het als onvatbaar voor het
begrijpen van grootsche uitingen van den menschelijken
geest, maar ik ben thans tot de voortaan onwrikbare
overtuiging gekomen dat waarlijk verheffende muziek
den weg tot het menschelijk hart wel weet te vinden
ook als dit klopt onder de blauwe kiel.
Het amendement van den heer Michel Chevalier is
door de commissie van rapporteurs omtrent het ontwerp-
senaatsbesluit verworpen.
Eene zinsnede in de dagorder van den generaal
Bourbaki in het kamp van Chalons, waarbij werd gezegd
dat de keizerlijke prins zeer tevreden is geweest over j
de troepen, heeft een ongunstigen indruk gemaakt. Het i
gezond verstand van het publiek in Frankrijk begint
zich te verzetten tegen dergelijke phrases uit een vroe
ger tijdvak.
Te Parijs is het gerucht in omloop dat de minister
van binnenlandsche zaken, Forcade, dezer dagen blijken
heeft gegeven van verstandsverbijstering, waardoor hij
zijn ontslag zal moeten nemen.
Onder de groote menigte benoemingen tot ridder,
officier, grootkruis of kommandeur van het legioen van
eer vinden wij den heer Victorien Sardou, schrijver van
Patrie, tot officier, en Meilhac, Lemoine en Gondinet, schrij -
vers van dramatische stukken, tot ridders. Ook onder de
leden van den tiers parti in het wetgevend lichaam zijn
eenige decoratiën uitgedeeld.
Gisteren heeft de plechtige ter aarde bestelling van
maarschalk Niël's lijk op staatskosten plaats gehad. De
keizer werd daarbij vertegenwoordigd door den generaal
Fleury en twee aidcs de camp. Het lijk is van het minis
terie van oorlog met de noodige militaire plechtigheden
naar de gare d'Orleans gevoerd om te Muret in het de
partement de la Haute-Garonne in het familie-graf te
worden bijgezet.
Omtrent den opvolger van den overleden maar
schalk Niel als minister van oorlog zijn te Parijs ver
schillende geruchten in omloop. Men noemt voor die
betrekking de maarschalken Mac Mahon en Bazaine, en
de generaals Cousin-Montauban, Leboeuf, Fleury, Frois-
sard, Castelnau en Trochu.
De Pruisische regeering heeft dezer dagen ten opzichte
der door haar met geweld ingelijfde republiek Frankfort
een maatregel genomen, welke onder de Frankfortsche
bevolking groote ontevredenheid heeft opgewekt. Een
aantal ingezetenen had hunne zonen doen naturali-
seeren in Zwitserland of in Frankrijk om hen alzoo te
onttrekken aan den bezwareuden krijgsdienst in Pruisen.
Het Pruisisch gouvernement heeft thans bevolen om al
deze Zwitsersche en Fransche burgers over de grenzen
te brengen, indien zij weigeren om aan hunne verplich
tingen betrekkelijk den militairen dienst te voldoen.
De liberale organen te Berlijn dringen echter aan bij de
regeeringen te Parijs en te Bern om ten gunste dezer
jongelieden de noodige stappen te doen.
Men weet dat er in den laatsten tijd door den Noord-
duitschen bond met de Zuid-Duitsche staten onderhan
delingen zijn gevoerd omtrent de houding door de ver
schillende Duitsche rij ken tegenover eventueele besluiten
van het concilie aan te nemen. De minister \an wien deze
onderhandelingen uitgingen was de Beijersche minister
von Hohenlohe, tegen wien, naar aanleiding hiervan,
door de te Rome verschijnende regeeringsorganen hevig
te velde werd getrokken. Een Pruisisch officieus dagblad
bevat thans, als antwoord op deze uitvallen, de verkla
ring dat de staten van Noord- en Zuid-Duitschland over
eengekomen zijn om gezamenlijk op te treden tegen de
besluiten van het concilie, welke inbreuk mochten maken
op de bestaande verhouding tusschen de wereldlijke
autoriteit en het geestelijk gezag.
De door ons medegedeelde depêche van den heer von
Thile, waarnemend minister van buitenlandsche zaken
te Berlijn, aan den Pruisischen ambassadeur te Weenen,
heeft de Oostenrijksche dagbladpers ten zeerste in het
harnas gejaagd. De ironische zinsneden vooral, waarmede
dit stuk eindigt, worden door de Weener oiganen, schier
van elke politieke kleur, hevig gegispt en als eenigin de
annalen der diplomatie voorgesteld. De polemiek, welke
men geëindigd meende, zal door dit stuk alzoo weder
verlevendigen en de verbittering tusschen Berlijn en
Weenen niet weinig vermeerderen.
Enkele geestelijken in Oostenrijk blijven steeds wei
geren om de huwelijksregisters aan de burgerlijke autori
teiten over te geven. Dezer dagen heeft alzoo de
regeering te dier zake eene strafvervolging doen instellen
tegen den bisschop van Brixen, tengevolge waarvan hij
werd veroordeeld tot eene boete van duizend florijnen.
De boete is door hem betaald geworden, maar tevens zijn
de bedoelde registers door hem vernietigd.
Een deel der hooge geestelijkheid in Oostenrijk heeft
gemeend omtrent hare houding tegenover de nieuwe
onderwijswet instructiën te moeten vragen aan den paus,
om in verband hiermede aan de lagere geestelijken de
noodige bevelen te kunnen doen toekomen. In het uit
Rome ontvangen antwoord wordt eene vrij conciliante
gedragslijn voorgeschreven en verlof gegeven aan de
geestelijken om deel te nemen aan de raden van school
toezicht, gelijk zij volgens de nieuwe wet zijn samenge
steld en waarbij daaraan hun vroeger uitsluitend geeste
lijk karakter is ontnomen.