MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N0, 140.
Vrijdag
13 Augustus.
1869.
Middelburg 12 Augustus.
UITSLAG DER STEMMINGEN
voor Leden der Gemeenteraden.
Vervolg
Biervliet. Ingeleverd 42 biljetten. Gekozen het
aftredend lid J Leenhouts Jz. met 29 stemmen. De~heer
V. Bnyck bekwam 13 stemmen.
Eerste stemming: Leenhouts 17, Bnyck 12 stemmen.
P h i 1 ip pi n e. Doordat de hij eerste stemning geko
zen heer Gh. Wijne de volgens art. 13 der gemeentewet
vereischte kennisgeving aan burgemeester en wethou
ders niet ingezonden had, heeft in deze gemeente een
nieuwe verkiezing plaats gehad waarvan de uitslag was
als volgt: Ingeleverd 14 biljetten. Gekozen de heer
Ch. Draeck met 8 stemmen. De heer Oli. Wijne verkreeg
6 stemmen.
Bij eerste stemming verkreeg de heer Wijne 8wferam.
Stoppeldijk. Ingeleverd 32 stemmen. Gekozen de
heer A. Adriaansen, aftredend lid, met 23 stemmen. Op
den heer C. A. vanGampen waren 9 stemmen uitgebracht.
Vrouwepolder. Uitgebracht 33 stemmen. Herko
zen de aftrdende ledenJ. de Kroo met 30, A. de Nood Jz.
met 24 en C. Langebeeke met 22 stemmen.
Gisteren zijn de werkzaamheden van de 84e algemeen e
vergadering der Maatschappij tot nut van't algemeen,
in het kerkgebouw der Doopsgezinde gemeente te
Amsterdam gehouden, voortgezet.
Aan de orde was het voorstel van het departement
Dordrecht, luidende: „Naar aanleiding van het besluit
der algemeene vergadering 1862, heeft het departement
de gewensclite maatregelen ter zake der verplaatsing
van werklieden beproefd. Bij die gelegenheid zijn finan-
cieele bezwaren aan het licht gekomen, door een depar
tement alleen niet altijd te overwinnen. Gelijke ervaring
is misschien elders verkregen of nog te wachten. Daarom
stelt Dordrecht voor: 1". „De jaarlijksche begrooting,
tot wederintrekking van dit besluit, te belasten met
eene som van ƒ500. 2° Deze som uit te keeren aan de
vijf eerst zich aanmeldende departementen, nadat zij aan
het hoofdbestuur hebben doen blijken van hunne be
hoefte aan deze ondersteuning en van hun voornemen,
om zelve uit eigen middelen het twee derde der onver
mijdelijke uitgaven te dekken."
Op dit voorstel werd door het departement Rotterdam
als amendement voorgesteld: jaarlijks op de begrooting
f 1000 te brengen in plaats van fSOO, teneinde aan het
voorstel-Dordreclit uitvoering te geven. Dit amende
ment is met 325 tegen 312 stemmen en het alzoo geamen
deerde voorstel bij acclamatie aangenomen.
Vervolgens kwam in behandeling het volgende voor
stel van het departement Middelburg: „Het departement,
niet wenschelijk en onbillijk oordeelende dat achterblij
vende, hulpbehoevende betrekkingen van zeelieden
(loodsen daaronder begrepen), die uit zelfopoffering of
hoogst nauwgezette plichtsbetrachting, hun leven ver
liezen bij het aanwenden van pogingen om schipbreuke
lingen te redden, ten allen tijde worden overgelaten aan
de publieke liefdadigheid, acht het eene nuttige zaak, zoo
niet eene dringende behoefte, dat hetzij door de Maat
schappij tot nut van't algemeen zelve, hetzij door hare
krachtige medewerking en ondersteuning, een fonds
worde gesticht, waarvan de revenuen bestemd zijn om
aan zoodanige betrekkingen dadelijke, voldoende en zoo
mogëlijk blijvende hulp te verleenen, en stelt daarom
voor, dat de algemeene vergadering besluite: 1». Dat
door of vanwege de Maatschappij een fonds worde ge
sticht ter voorziening in den nood der behoeftige betrek
kingen van verongelukte zeelieden. 2". Dat als eerste
grondslag daartoe eene som van minstens f 3000 uit de
algemeene kas worde disponibel gesteld. 3». Dat zij zich
in betrekking stelle met het gouvernement, om zich van
zijne krachtige medewerking en ondersteuning zooveel
mogelijk te verzekeren. 4». Dat tot voortdurende ver
grooting van het kapitaal de medewerking worde ge
vraagd van alle reederijen, en bij de zeevaart en den
handel belanghebbenden."
Definancieelecominissieishiertegen, op grond dat in vele
zeeplaatsen particuliere fondsen bestaan die zich hetgeen
Middelburg wenscht tot taak stellen. Het hoofdbestuur,
ofschoon de strekking van het voorstel waardeerende, is
er tegen, op grond dat de zaak niet op den weg der Maat
schappij ligt; het meent, dat men haar aan particuliere
maatschappijen kan overlaten. Ook uit het financieel
oogpunt heeft het hoofdbestuur b zwaar tegen het voor
stel Middelburg. Middelburg adstrueert en verdedigt
zijn voorstel, maar verklaart zich gemachtigd om het
voorstel in te trekken, wanneer, gelijk het geval blijkt
te zijn, het hoofdbestuur ernstig bezwaar heeft.
Het voorstel van het departement Rotterdam „om de
algemeene vergadering van 1870 te Rotterdam te houden,
en in dat geval aan genoemd departement een crediet
van hoogstens 1300 te openen" is na daartegen inge
brachte bezwaren ingetrokken.
Door het departement Klaaswaal is voorgesteld art. 36
der algemeene wet in dier voege te wijzigen, dat stem
ming slechts kan worden geëischt door een-tiende deel
der vertegenwoordigde departementen, zoodat dit artikel
alsdan luiden zou: „Wanneer het gevoelen der vergade
ring zich reeds dermate voor of tegen eenig voorstel
heeft verklaard, dat de uitslag der stemming niet twijfel
achtig is, staat het den voorzitter vrij, het besluit bij
acclamatie op te maken, tenzij door een-tiende deel
der vertegenwoordigde departementen stemming ver
langd worde." Ter bepaling van het tiende deel worden
de onderdeelen daarvan niet medegerekend.
Bij de beraadslaging werd door het departement Mid
delburg als amendement voorgesteld, om in plaats van
„door een-tiende deel der vertegenwoordigde departe
menten," te lezen „door tien departementen" Dit amen
dement werd door het departement Klaaswaal overge
nomen, waarna het geamendeerde voorstel met 535 tegen
98 stemmen is aangenomen.
Voorts werd in behandeling genomen het voorstel van
het departement Leeuwarden, naar aanleiding van het
in de vorige algemeene vergadering, op een staande de
vergadering gedaan voorstel, genomen besluit om de
jaarwedde van den algemeenen secretaris te verhoogen
met f 1000, en alzoo te bremzen op f 3000, en zulks zon
der dat vooraf is medegedeeld het praeadvies van het
hoofdbestuur evenmin als het verslag der in art. 40
bedoelde commissie, welke met het voorstel niet in
kennis is gesteld, zoodat de algemeene vergadering
schijnt ondersteld te hebben dat art. 37 der wet niet
toepasselijk is op voorstellen, welke krachtens art. 44
dierzelfde wetvanspoedvorderenden aard zijn verklaard,
eene onderstelling welke, naar het oordeel van het depar-
temant, in strijd is met den geest der wet en de be
doeling des wetgevers. Ter voorkoming dat eene
herhaalde toepassing dier onderstelling er toe zou
kunnen leiden dat de financiën der Maatschappij op
schromelijke wijze in de waagschaal worden gesteld,
stelt het departement Leeuwarden mitsdien voor: aan
art. 44 der wet, tusschen de 3« en 4« alinea van dat
artikel zooals het thans luidt, toe te voegen eene
nieuwe alinea van dezen inhoud: „Indien de aanne
ming van het voorstel tot uitgaven uit de gemeen
schappelijke kas of tot kapitaalsverbrnik van het vaste
fonds der Maatschappij aanleiding zou geven, blijft
art. 37 der wet van toepassing."
Een motie van het departement Zwolle, om de behan
deling van dit voorstel te verdagen en het denkbeeld
van Leeuwarden in overweging te geven aan de com
missie van wetsherziening in 1874, is met 412 tegen
109 stemmen aangenomen. Dientengevolge is het voor
stel Leeuwarden naar het hoofdbestuur verzonden.
Na de pauze werd behandeld het voorstel van het
departement Almelo, hetwelk overtuigd dat de nijver
heid behoefte heeft aan algemeene volksontwikkeling;
dat het onderwijs der jeugd hoofdzaak is; dat zulks voor
kinderen op de fabrieken onvoldoende is; dat die kin
deren bovendien, tot schade van hunne physieke en
moreele ontwikkeling, reeds op den leeftijd van 8 of 9
jaren, zoo niet vroeger, niet zelden voor een werktijd
van twaalf uren per dag en meer, tot den arbeid op de
fabrieken worden toegelaten verlangt „dat de alge
meene vergadering het hoofdbestuur machtige, om bij
de regeering aan te dringen op wettelijke bepaling van
den leeltijd der kinderen ter toelating op de fabrieken
en het aantal werkuren." Na korte discussie is dit
voorstel bij acclamatie aangenomen.
Het voorstel van het departement Rotterdam tot het
uitschrijven der volgende prijsvraag: „Men verlangt een
populair geschrift, waarin op eene duidelijke en bevatte
lijke wijze, met het oog op de behoefte van het huisgezin,
wordt aangetoond langs welken weg, in overeenstemming
met den ontwikkelingsgang van het kind, het best de
godsdienstige opleiding derjengd kan en behoort te ge
schieden," met bepaling dat aan het beste antwoord, niet
uitgebreider dan 10 vel druks, eene gouden medaille en
ƒ250 zal worden toegekend, wordende de kosten bij eene
oplaag van 14,000 exemp aren op 3500 berekend, is
met 428'tegen 191 stemmen verworpen.
Met 335 tegen 281 stemmen is voorts aangenomen het
voorstel van het departement Leiden tot aanbesteding
van het drukwerk der Maatschappij, door aan art. 57 der
algemeene wet, laatste alinea, toe te voegen de woorden
„na voorafgaande aanbesteding van het drukwerk in
verschillende perceelen en bij combinatie
Vervolgens was aan de orde het volgende voorstel van
het departement Middelburg: „Het departement, over
wogen hebbende de vraag of het wenschelijk is, dat in
den tegenwoordigen toestand der Maatschappij, de zoo
genaamde Zondagswet (wet van 1 Maart 1815, Staats
blad n». 21) behouden blijve, is van oordeel dat zij be
hoort te worden afgeschaft: 1°. Omdat zij in strijd is met
de grondwet van 1848, met de individueele vrijheid en
met het stelsel van scheiding van kerk en staat. 2°. Om
dat zij in den tegenwoordige^ tijd onuitvoerbaar is,
zooals o. a. blijkt uit het groot getal personen, dat iederen
zon- en feestdag openbaren arbeid verricht, zonder
dat do bevoegde autoriteiten zich daaraan in het aller
minst laten gelegen liggen. 3». Omdat de wet geworden
is een wapen in de handen der burgemeesters, om daar
mede te treffen wien en wanneer zij goedvinden, waar
door de gelijkheid van alle burgers van den staat tegen
over de wet feitelijk wordt vernietigd. 4°. Omdat deze
wet de plichtmatige Zondagsviering belemmert in plaats
van die te bevorderen, daar zij onschuldige verma
ken verbiedt en juist daardoor ongeoorloofde uitspan
ningen bevordert. Daar nu de Zondagswet diep ingrijpt
in het volksleven en de veredeling en verbetering daar
van in den weg staat, terwijl hare verdere bepalingen
kracht- en doelloos zijn geworden, en aangezien het op
den weg ligt van de Maatschappij tot nut van 't alge
meen, om alles wat de volksopvoeding zou kunnen belem
meren te doen verdwijnen, zoo stelt het departement
voorDat vanwege de maatschappij een eerbiedig adres
uitga aan de regeering, met verzoek, dat zij een voorstel
doe aan de wetgevende macht ter intrekking der Zon
dagswet (wet van 1 Maart 1815, Staatsbl. n°. 21).
Het hooldbestuur ontraadt de discussie over dit voor
stel, in afwachting van het resultaat der aangenomen
conclusie van het rapport betrekkelijk „de kermisver
maken" (zie ons vorig nommer). Dientengevolge trekt
Middelburg het voorstel in.
Het departement Groningen heeft evenzeer ingetrok
ken zijn voorstel, om uit de kas der Maatschappij in eens
eene subsidie van ƒ4000 toe te kennen ter dekking van
de kosten verbonden aan de opgerichte leerschool ter
opleiding van kweekelingen tot onderwijzers, welke
„Brugsma'sstichting" zal genoemd worden, welke kosten
zijn geraamd op minstens 700 a ƒ800 'sjaars, en waar
toe het departement uit eigen foudsen 300 jaarlijks
verstrekt.
Ten slotte werd behandeld het voorstel van het depar
tement Harderwijk, strekkende om, ter bevordering van
het onderwijs in de kennis der natuur, vooral op het
platteland en in de kleine steden, aan het hoofdbestuur
op te dragen om een stel werktuigen tot het doen van