MIDDELBURGSCHE COURANT. N' 129. Zaterdag 1869. 31 Juli. Middelburg 30 Juli. DE HERSTEMMING TE MIDDELBURG. De kiezers van leden voor den gemeenteraad van Middelburg hebben hun taak nog niet ten eimje^^pfljff' Zij zijn dezer dagen andermaal opgeroc^^^onr, Dinsdag 3 Augustus, hunne stem uit tebrengen. Het geldt thans de keuze van twee raadsleden uit een viertal. De Middelburgsche courant is niet gewoon bij verkie zingen van gemeenteraadsleden bepaalde personen aan te bevelen; slechts de beginselen waarop, naar hare ineening, in elk speciaal geval behoort te worden gelet, pleegt zij in het licht te stellen. Alleen bij verkiezingen voor de tweede kamer, wanneer de candidaten die in aanmerking komen politieke antecedenten hebbeh, Wanneer hunne richting naar openbare handelingei^en geschriften kan beoordeeld worden, kan zij de keuze van den een met klem aanbevelen, die van den anderen nadrukkelijk bestrijden, en omtrent beide met dezellde vrijmoedigheid te werk gaan. Moet dit door haar aangenomen richtsnoer haar ook thans nopen om van do aanstaande herstemming geheel te zwijgen? Zij zou het wenachen; want te licht wordt een aanbeveling van personen beschouwd als een partij kiezen uit persoonlijke consideratiën. Het gevaar van zich aan verkeerde oordeelvellingen bloot te geven ligt te zeer voor de hand, dan dat de redactie niet zou ver langen zich geheel buiten den strijd te houden. De beslissing die weldra vallen zal is echter van te veel gewicht dan dat zij niet haar schroom in deze zou over winnen en aan de verkiezing nogmaals een kort maar ernstig woord wijden. Zonder zich te veel of te weinig invloed toe te kennen meent zij toch te kunnen aannemen, dat het aanvoeren van enkele gronden eenig gewicht zou kunnen in de schaal leggen, en indien nu de her stemming mocht uitvallen in een geest dien zij niet wen- schelijk acht, zou zij het zeltverwijt van gezwegen te hebben toen er tot spreken nog tijd was, niet kunnen ontgaan. Waarom de beslissing ditmaal van bijzonder gewicht is zal nu wel niet op nieuw behoeven te worden uit eengezet. Eenige dagen geleden spraken wij meer uit- Oitvoerig over sommige aangelegenheden waarmede de gemeenteraad zich weldra zal hebben bezig te houden. Wij stelden de vraag of ook nu weer maar alles bij het oude moest blijven, en wezen er bij de beantwoording op, hoe de aanstaande bevrijding uit den staat van isolement vordert dat ook met verouderde toestanden gebroken Wordt en eenige plaatselijke eigenaardigheden, die op de ontwikkeling van Middelburg zeer belemmerend zouden kunnen werken, ter zijde gezet worden. De opname van Middelburg in het net van Europeesch handelsver keer stelt een doel voor oogen dat langs den platge treden weg niet te bereiken is. Dit gold voor den 20stcn Juli en gedeeltelijk geldt het ook voor den 3d™ Au gustus. Vandaar dat de voorkeur voor twee candidaten boven de twee andere geenszins uit persoonlijke consi deratie behoeft voort te spruiten. In de lijst der vier candidaten spiegelen zich immers twee richtingen of beginselen duidelijk af. De kiezers hebben dus blijkbaar de quaestie van beginsel vrij juist gesteld en zullen die ook bij de herstemming zeker niet Uit het oog verliezen. Bovendien levert de lijst van per sonen waaruit men thans te kiezen heeft, nog dit merk waardige op, dat weder twee der candidaten behooren tot de rechterlijke macht; jonkkr. mr. A. W. Snouck Hurgronje is raadsheer in het provinciaal gerechtshof, jonkhr. m1-. A. van Reigersberg Versluijs is rechter in de arrondissements-reehtbank. Volgens de wet is zeker het bekleeden dier betrekkin gen niet onvereenigbaar met het lidmaatschap van den gemeenteraad, maar men weet toch hoe de bezwaren,dat techterlijke ambtenaren tevens leden van gemeenteraden zijn, soms zeer breed werden uitgemeten. Er zijn er zelfs uiet weinigen die meenen dat het bekleeden eener rechter lijke betrekking in elk geval een hinderpaal moet zijn °m iemand voor den gemeenteraad te verkiezen. Deze gaan. echter naar onze meening veel te ver. Men moet dat beginsel niet zoo absoluut stellen; ook al ismen van oordeel dat rechterlijke ambtenaren in den regel niet de geschiktste personen zullen zijn voor leden van den ge meenteraad. Maar van de andere zijde zal men toch moeten toestemmen, al wil men in deze de meeste ruimte laten, dat er eindelijk toch een grens is. En wanneer men nu ziet dat (behalve de twee rechterlijke ambtenaren die op de herstemmingslijst voorkomen) toch reeds een lid van het provinciaal gerechtshof, de procureur-generaal, een rechter-plaatsvervanger, tevens auditeur-militair, en de griffier van het kantongerecht in den gemeenteraad zitting hebben, dan kan men wel aannemen dat het rech terlijk element in dat college reeds zoo sterk is ver tegenwoordigd dat het volstrekt niet wen^ihelijk kan geacht worden daaraan nog een lid van het provinciaal gerechtshof en een lid der arrondissements-reehtbank toe te voegen. Buiten de opgenoemde leden die rechter lijke betrekkingen bekleeden hebben in den gemeente raad nog vier in de rechten gepromoveerden zitting. Hoe sterk men nu ook moge hechten aan het denkbeeld dat rechtskennis bij het maken van verordeningen een zeer nuttig element is, zoo zal men toch gereedelijk toestem men dat het in onzen gemeenteraad reeds zeer overvloe dig is vertegenwoordigd. Bij nog grootere uitbreiding van dat element zou men van den raad eene zeer. groote eenzijdigheid te duchten hebben. Men zou gevaar loopen dat menig belang, waar voor de leden van de rechterlijke macht, uit den aard hunner betrekking, of door de eigenaardigheid van het terrein hunner dagelijksche bemoeiingen, niet zoo zeer eeh geopend oog hebben als zij die in andere richtingen van het maatschappelijk leven zich bewegen, werd voorbij gezien, of met minder voorliefde dan noodig is ter harte genomen. Op het mogelijk gevaar voor eenzij digheid van een college als de gemeenteraad mag men wel in het bijzonder in den tegenwoordigen tijd bedacht zijn. Daarom stelden wij dan ook voor de eerste stem ming reeds de vraag, of het niet wenschelijk zou zijn een zoekenden blik naar andere kringen te richten. En nu de eerste stemming het resultaat heeft opgeleverd dat, nevens de genoemde leden van de rechterlijke macht, twee personen op de eandidatenlijst voorkomen die zich in den kring waarin zij zich bewegen steeds gunstig heb ben onderscheiden en van wie men verwachten mag dat zij omtrent de behoeften onzer gemeente hunne denkbeel den zullen trachten ingang te doen vinden, durven wij de verkiezing van de heeren E. H. F. W. Mathon en J. H. Snijders met vertrouwen aanbevelen. Nadat mr. Johannes Rudolph Arnoldus Engelenberg heden morgen in eene buitengewone openbare terecht zitting voor burgerlijke zaken van het provinciaal ge rechtshof ih Zeeland de voorgeschreven eeden had afge legd, werd hij later in eene openbare terechtzitting der arrondissements-reehtbank alhier geïnstalleerd als officier van justitie bij die rechtbank. Mr. van der Lek de Clercq, die als substituut-officier van justitie in de eerste plaats het woord voerde, bracht in herinnering hoe ongeveer anderhalf jaar geleden mr. Thieme, de voorganger van dezen installanduszich aan zijn werkkring alhier verbond; met hoeveel inge nomenheid hij toen verklaarde zijne betrekking te gaan bekleeden en met hoeveel welgevallen hij bij zijn af scheidswoord daarop terugzag. Met leedwezen heeft ook hij mr. Thieme zien vertrekken, dien men had leeren waardeeren wegens zijn helder oordeel, zijne bekwaam heden, zijne bekendheid met de zaken van het parket, zijn practischen blik, zijn tact van handelen, zijne zelf- beheersching. Aan een en ander paarde zich eene innige liefde voor zijne betrekking en een veelvuldig partij trekken van zijne gaven, blijkbaar in zijn denken, spre ken en handelen, zonder zich door vrees voor beoordee ling te laten terughouden. Hij zal daarom eene aange name herinnering achterlaten. Vervolgens tot mr. Engelenberg het woord richtende, gaf spreker als zijne meening te kennen, dat die heer hem niet ten kwade zal duiden: de verzekering dat hij zijn voorganger met leedwezen zag vertrekken, daar hij aan den anderen kant hem met ingenomenheid als plaatsvervanger van den vertrokkene begroet. In de erkende bekwaamheden van den nieuwen officier van justitie ziet hij toch een waarborg dat de belangen der justitie weder aan goede handen zijn toevertrouwd. Hij NV,, chte hem een zoodanige ambtsvervulling dat, wan neer ook hij weder naar elders zal worden geroepen, hij evenals zijn voorganger met zelfvoldoening daarop zal mogen terugzien. Ten slotte gewaagde mr. van der Lek de Clercq van de door hem van mr. Thieme persoonlijk ondervonden welwillendheid en van de mededeelzaamheid waarmede laatstgenoeVfcte hem van zijne meerdere kennis en erva- ring gebruiHjittSr maken. Hij hoopte dat dit ook met het nieuwe hoofd van het parket-het geval zal mogen zijn, en beval zich tot welwillende samenwerking bij hem aan. Nadat vervolgens was voldaan aan het genomen requi sitoir tot voorlezing van het koninklijk besluit van be noeming en der akte van eedsaflegging, nam de voorzitter der rechtbank mr. J. H. de Stoppelaar het woord. Hij herinnerde hoe vóór veertien dagen, bij de installatie van mr. Tak als substituut-griffier, de voorganger van den nieuw benoemden officier van justitie ongezocht aanleiding vond om in het openbaar een woord van afscheid te spreken, en wel op eene wijze waarvoor men niet anders dan erkentelijk kan zijn. Openlijk legde de voorzitter thans de verklaring af dat de rechtbank, zoo wel als hij, zich mr. Thieme met dezelfde gevoelens van hoogachting en vriendschap zal blijven herinneren. Hoe kort diens verblijf hier moge geweest zijn, dit was toch lang genoeg om zijne rechtschapenheid en bekwaam heden te leeren kennen, en tevens te leeren waardeeren de voorliefde voor zijne betrekking, zijne rechtskennis, zijn onbesproken levenswandel en goede zeden. Wat de rechtbank alzoo in den vertrokkene vond, hoopt zij in diens opvolger weder te vinden. Als substituut-officier van justitie eerst te Brielle en later te Utrecht, heeft deze gedurende een loffelijk vervuld zesjarig tijdvak gelegenheid gehad zich bekend te maken met den aard, het gewicht en den omvang van het ambt hem toever trouwd. Bij het bezit van de krachten en middelen om te voldoen aan de eischen der betrekking van hoofd van het parket, hem thans voor de, eerste maal opgedragen, zal het van mr. Engelenberg, volgens den voorzitter, zei ven afhangen of het in dit arrondissement ondervonden ver trouwen zal blijven voortduren. Waar de wil daartoe bestaat biedt 'de rechtbank ook hare medewerking aan. Ten slotte noodigde hij hem uit de bijzondere geluk- wenschen te willen aannemen, met de verzekering van hoogachting, betuiging van vriendschappelijke gezind heid tot verdere aankweeking van den bestaanden goe den geest, en den wensch dat hij, in het genot van ongestoorde gezondheid, zijne nieuwe betrekking met genoegen en voldoening zal mogen bekleeden. Mr. Engelenberg alzoo geïnstalleerd zijnde en de voor hem bestemde plaats ingenomen hebbende, wijdde ach tereenvolgens een woord van dank aan den koning voor de eer zijner benoeming, aan den minister van justitie voor diens welwillende medewerking, en aan het college der rechtbank voor de hem, bij monde van den voorzitter, bereide hartelijke ontvangst. Het vaderlandsche spreek woord: „Onbekend maakt onbemind" heeft hem in de laatste dagen en ook bij zijn opgaan naar deze plaats herhaaldelijk voor den geest gezweefd. De wijze echter waarop hem hier het welkom is toegeroepen is van dien aard, dat hij zijne zware taak reeds nu aanmerkelijk ver licht acht. De verzekering van de gezindheid van dit rechtscollege tot medewerking was hem goed en hij be val zich dan ook ten zeerste in de welwillendheid, mocht het zijn in de vriendschap, van dat college aan, ook dan zelfs als er tusschen hen verschil van meening mocht blijken te bestaan. Vervolgens zich wendende tot den substituut-officier van justitie, merkte hij op dat, zoo het noodig is dat er tusschen rechtbank en parket eene goede verhouding besta, dit te meer een vereischte is voor de ambtenaren

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1