OURANT.
N° 120.
Dinsdag
öirtrtfnlcmt».
1869.
20 Juli.
Bij deze courant behoort een bijvoegsel, bevattende:
Middelburg 19 Juli.
Gemengde berichten; burgerlijke stand; staten-gene-
raal, en gemeenteraad Zierikzee.
KESnVISGEVIKCi.
OPENING DEK JAGT OP WATERWILD.
De Commissaris des Konings in de provincie Zeeland.
Gezien het besluit van heeren gedeputeerde staten
van den 16 Julij 1869, n». 82;
Gelet op art. 11 der wet van den 13 Junij 1857 (Staats
blad n°. 87)
maakt bekend, dat de opening der jagt op waterwild,
bedoeld in artikel 17, laatste lid der voornoemde wet, in
deze provincie door gedeputeerde staten is bepaald op
Woensdag den 28 Julij aanstaande.
Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad ge
plaatst, en zullen afdrukken in plano aan de gemeente
besturen ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, den 17 Julij 1869.
De Commissaris des Konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
Wij herinneren dat de inlevering der stembriefjes voor
de verkiezing van vijf leden voor den gemeenteraad
alhier moet plaats hebben op morgen (Dinsdag) tusschen
des voormiddags negen en des namiddags vijf uren.
De opening der biljetten geschiedt Woensdag morgen
te negen uren.
In de Staatscourant van Zaterdag 17 Juli is opgeno
men het verslag van commissarissen der Nederlandsch-
Indische spoorwegmaatschappij aan de algemeene verga
dering van aandeelhouders, volgens art. 41 der statuten,
uitgebracht den 24" Juni jl.
Zooals wij in een vorig nommer meldden bevat de
Staats-courant van Woensdag 14 Juli het verslag betref
fende de exploitatie van staatsspoorwegen gedurende
bet jaar 1867 door den minister van binnenlandsche
zaken aan Z. M. den koning aangeboden. Wij ontlcenen
daaraan het volgende.
De lengte der op het einde van 1867 in exploitatie
zijnde staatsspoorwegen bedroeg 509,185 kilometer,
Waarvan in dat jaar aan het in exploitatie zijnde net
twee lijnen ter gezamenlijke lengte van 43,517 kilometer
Waren toegevoegd. De opbrengst van de lijnen welke
door de Maatschappij tot exploitatie van staatsspoorwe
gen geëxploiteerd werden bedroeg in 1867 /T,678,107.85 j,
d. i. gemiddeld per kilometer 3,920.65, of per dag kilo
meter 10.74. In vergelijking met het vorig jaar, toen
gemiddeld 314,432 kilometer geëxploiteerd werden, too-
ueu de 427,690 kilometer, welke gemiddeld in 1867 in
gebruik waren, genomen per jaar en per kilometer, eene
vermeerdering in opbrengst van 52.81 aan, en dat niet
tegenstaande de in dit jaar genomen maatregelen tegen
de verspreiding der veeziekte een stremmenden invloed
°p het vervoer van dat handelsartikel uitoefenden. De
opbrengsten bedroegen op de Noorderlij n f 351,959,82 of
gemiddeld f 4,385.87 per kilometer of per dag kilometer
12.01; Oosterlijn f 653,177.97j of gemiddeld 4,804.37'
per kilometer of per dag kilometer 13.16; Zuiderlijnen
f671,683.48 of gemiddeld 3,178.77 per kilometer of per
dag kilometer ƒ8.71. Voor de Noorderlij n worden die
uitkomsten bevredigend geacht, hetgeen minder het ge
val is op de Oosterlijn, daar deze in vergelijking met 1866
eene vermindering van 1,059.20 per kilometer onder
ging, hetgeen, ofschoon eene vergelijking tusschen beide
lijnen moeilijk te maken is, vooral te wijten is aan het
mindere vervoer van grind op die lijn. De opbrengst op
de gezamenlijke Zuiderlijnen toonde in vergelijking met
1866 eene vermeerdering aan van 779.84 per kilometer
welke grootendeels kan worden toegeschreven aan dé
aansluiting welke in 1866 tusschen de twee vroeger afge
zonderde gedeelten van deze lijn tot stand is gekomen.
De financieele toestand der Maatschappij werd weinig
bevredigend genoemd. Op ultimo December 1867 werden
op alle lijnen der Maatschappij, ter lengte van 622,466
kilometers, 85 locomotieven en 1911 rijtuigen en wagens
gebezigd, zoodat, daar de Maatschappij gedurende 1867
gemiddeld 601,863 kilometers exploiteerde, op iedere
7,080 kilometer éen locomotief aanwezig was. Verder
bevat het verslag een overzicht van het vervoer op de
lijnen, waaruit blijkt dat het aantal reizigers, die in 1867
op de staatsspoorwegen werden vervoerd, 1,689,789 be
droeg. Zij brachten f 1,022,303 op, of 60.967 pet. van de
algemeene ontvangsten. Het getal der vervoerde reizi
gers overtrof dat van het vorige jaar met 403,889. Dit
gedeelte van het verkeer leverde ƒ300,754.18 meer dan
ten vorige jare op. Door eiken reiziger werd gemiddeld
ƒ0.60,1 opgebracht. Het vervoer van 3,618,566 kilogram
men bagage en 23,692 collis tegen het minimum van
vrachtprijs bracht 42,958.89 op of 100.44 per kilometer,
dat is 2.56 pet. van de algemeene ontvangsten. Het ge-
heele goederenvervoer bracht ƒ491,103.39 of ƒ1,148.27
(in 1866 ƒ1,083.26) per kilometer en 29.288 pet. van
de algemeene ontvangsten op. Voor het vervoer van
geld en geldswaarde werd 845.611 ontvangen, zijnde
0.050 pet. der algemeene opbrengst. Het vervoer van
paarden en vee leverde ƒ57,456.701 of 134.34 per kilo
meter en 3.427 pet. der ontvangsten op, waarvan ruim
de helft op de Noorderlijn werd verkregen. Voor de ver
zending van telegrammen werd in het geheel ƒ9,275.561
of 0.553 pet. van de totale ontvangsten ontvangen. Ten
slotte geeft de minister een overzicht van de totale
opbrengsten over de jaren 1863 tot 1867, waaruit het
volgende blijkt: 1863: gemiddeld aantal kilometers in
exploitatie 43,162 (gedurende 88 dagen in exploitatie),
opbrengst per kilometer met bij berekening der vergoe
ding voor het gebruik van gemeenschappelijke stations
nihilidem zonder nihil; 1864: kilometers 61,316, per
kilometer ƒ143.14 en ƒ143.14; 1865: kilometers 123,523,
per kilometer 491.99 en ƒ491.99; 1866: kilom. 356,987,
per kilometer ƒ184.06 en /T67.25; 1867: kilom. 483,331,
per kilom. 440.83 en 422.21.
Betrekkelijk het gebeurde met Lamb, die door de
onwettige handelwijze op Nederlandsch grondgebied
eenige vermaardheid heeft bekomen, schrijft men ons uit
Rotterdam dd. 18 dezer het volgende
„De persoon, die uit Engeland was overgekomen om den
Engelschman Lamb te arresteeren en dezen ook werkelijk
gearresteerd heeft, bevindt zich heden nog hier ter stede.
Men verzekert dat onze hoofdcommissaris van politie,
daarvan onderricht, machtiging gevraagd heeft om dien
persoon (geëmploieerde aan het Nederlandsch consulaat-
generaal te Londen) in hechtenis te nemen wegens het
onwettige der door hem bewerkstelligde arrestatie. Die
machtiging schijnt echter niet ontvangen te zijnalthans
heden avond bevond de bedoelde persoon zich nog op
vrije voeten, terwijl het bij de politie bekend is, dat hij
morgen ochtend naar Londen terugkeert. Deze zaak
maakt hier groote sensatie en algemeen laakt men het
gedrag der rijks-politie, die de onwettige arrestatie en
wegvoering van den Engelschman, naar het schijnt, oog
luikend heeft toegelaten. De zaak zal tot diplomatieke
onderhandelingen aanleiding geven; men verzekert zelfs
dat de uitlevering van Lamb reeds van het Engelsche
gouvernement geëischt is. Het gezin van den gearres
teerde bevindt zich nog hier."
Voorts nemen wij de volgende berichten uit een Rot-
terdamsch blad over:
Als inleiding tot de mededeelingen die wij laten volgen
betreffende den Engelschman Lamb, die Dinsdag 11. door
geweld aan boord van de Waterloo werd gebracht
nemen wij een stukje over dat in de Bristolsche bladen
van den 29™ Juni 11. verscheen onder den titel van: „Een
weggeloopen bankroetier." Wij lezen daar: „Bij het
gerechtshof werd gisteren namens zijn crediteuren een
verzoekschrift tot failliet-verklaring ingediend tegen
William James Lambjr., lid der firma Morris-Lamb,
groothandelaren in thee te Bristol. Den vorigen dag had
men ontdekt dat hij was ontvlucht met een som van
15000 pond sterling, die hij door het disconteeren van
wissels en het sluiten van beleeningen op thee weder
rechtelijk had weten meester te worden. Men vreest dat
hij naar het buitenland is ontvlucht. Het gerechtshof
heeft aan dit verzoek voldaan en tevens een bevel tot
zijn inhechtenisneming uitgevaardigd Men gevoelt alge
meen het grootste medelijden met den heer Morris, het
oudste lid der firma en tevens de eigenaar van het kapi
taal waarmede de zaken gedreven werden, voor de
schandelijke wijze waarop zijn vertrouwen in Lamb is
beschaamd geworden."
Uit een schrijven uit Londen van den 15™ dezer ont-
leenen wij het navolgende: Gisteren, Woensdag, werd
W. J. Lamb j>-, lid der firma Morris Lamb, theehande
laars te Bristol, aldaar gevankelijk teruggebracht, onder
geleide van mr. J. W. Thorne, als zoodanig werkzaam
voor m'. Inskips van het Court of Bankruptcy te Bristol,
en een inspecteur van politie aldaar. Men had het spdor
van den gefailleerde gevolgd van Weston-super-Mare
tot Paddington, van daar tot Dover en Ostende, en hem
eindelijk te Vlissingen gearresteerd en dadelijk naar
Rotterdam gebracht. De autoriteiten aldaar weigerden
echter tusschenbeide te komen, de gevangene werd los
gelaten en de ambtenaars keerden naar Engeland terug.
Onderwijl deed de heer Lamb voorstellen aan de agenten
der belanghebbenden, die achtergebleven waren, doch
zonder tot eenig resultaat te leiden. M"1. Thorne ontving
daarop Zondag een telegram en vertrok naar Holland
waar hij Dinsdag morgen aankwam. Daar vond hij den
man in quaestie aan boord van een stoomboot, die naar
Londen vertrekken zou, en waar men zegt dat hij niet
vrijwillig gekomen is. Uit kracht van een bevel tot
inhechtenisneming van het Bankruptcy Court te Bristol
nam hij hem dadelijk gevangen. De boot kwam gisteren
even voor 11 uur te Londen aan en de gevangene werd
onmiddellijk per spoor naar Bristol vervoerd. Hij werd
dadelijk op het politie-bureau gebracht, en daar verzocht
hij, bij monde van den commissaris van politie Iland-
cock, eenig uitstel totdat hij een advocaat zou geraad
pleegd hebben; dit werd toegstaan en heden om 1 uur
zal zijn zaak in behandeling komen.
Uit Bristol schrijft men ons van den 16™ Juli:
„Gisteren, Donderdag, werd Lamb voor het gerechtshof
gebracht, beschuldigd van het verduisteren van meer dan
900 pond sterling en andere sommen, het eigendom van
John Leaker Morris en William James Lamb. Deze zaak
veroorzaakte hier de grootste sensatie, en niet alleen de
gerechtszaal maar zelfs de gangen en portalen van het
gebouw waren met menschen opgevuld, waaronder de
voornaamste autoriteiten en kooplieden der stad werden
opgemerkt.
„De heer Norris, de advocaat voor de crediteuren enz.,
deelt mede dat de vervolging berust op een wet (act of
Parliament) welke eerst onlangs in werking gekomen is,
en waarbij bepaald werd dat: .indien iemand als deel
genoot in een zaak, of behoorende tot twee of meer per
sonen die gezamenlijk de bezitters zijn van gelden of
goederen, zich daarvan iets op onrechtmatige wijze zal
toeëigenen, zulks zal worden beschouwd als aan derden
ontvreemd."
„De eerste getuige die in deze zaak werd gehoord was
mr. John Bond, kantoorbediende der firma Morris en
Lamb, die verklaarde dat de beschuldigde hem op den
26™ Juni 11. gelast heeft twee wissels te trekken, een van
945.19 p. st. en een van 95 p. st., dat die wissels waren
betaald en dat de gelden aan Lamb waren overhandigd.
Nog eenige andere getuigen werden gehoord om dit en
andere feiten te staven.
„Mr. Morris verklaart dat er een contract van vennoot
schap bestaat tusschen hem en den beschuldigde,maar deze
daarbij geen recht heeft gelden buiten zijn weten te innen.
„Hierop wordt de zaak acht dagen uitgesteld."
The times van gisteren, Vrijdag, bevat met betrekking
tot deze zaak, o. a. het volgende uit Bristol:
„Het is zeer waarschijnlijk dat de gevangenneming