OÜRANT. r ii9. Maandag 1869. 19 Juli. JS Middelburg 17 Juli. DE GEMEENTERAADS-VERKIEZINGEN. Dinsdag 20 Juni is weder een gewichtige dag. Of hij algejpeen als zoodanig beschouwd wordt, dan of hij door velen met onverschilligheid wordt voorbijgegaan is een quaestie die de belangrijkheid volstrekt niet ver meerdert of vermindert. De verkiezingen gaan hun gang, en of men er deel aan neemt of niet, men blijft, indien men kiezer is, zedelijk aansprakelijk voor de gevolgen. Door te stemmen heeft men deel aan den uitslag, door niet te stemmen insgelijks. Het verschil bestaat alleen hierin dat, men in het eerste geval medehelpt tot het verkrijgen van een keuze die men goed acht, terwijl men in het laatste geval, de beslissing aan het toeval of aan intrige overlaat en daardoor oorzaak kan zijn dat de verkiezing uitvalle in een zin dien men voor het algemeen belang niet dienstig acht. Een enkele stem kan soms beslissend zijn. Wie dus kiezer is en niet tot den uitslag medewerkt wij zeiden het reeds draagt de zedelijke verantwoor delijkheid, hij maakt zich schuldig aan plichtverzuim, en zyne medeburgers hebben het recht hem telkens het verwijt voor de voeten te werpen„gij zijt mede oorzaak dat het in onze gemeente niet beter gaat." Maar dat is nog niet alles. Met de zedelijke verant woordelijkheid op zij te zetfen, met zich of anderen wijs te makeu dat het toch niet helpt, daarmee is men nog niet van de zaak af. Men moge zich aan medewerking onttrekken, de gevolgen ontgaan, dat kan men niet. Wij zeggen de gevolgen, de persoonlijke gevolgen, want de gemeenteraden beschikken voor een groot deel over onze vrijheid, over onze gezondheid, over onze veiligheid en over onze beurs. Dat zijn toch immers zaken die iedereen liefheeftAan de gemeenteraden behoort de bevoegd heid om verordeningen te maken, en of deze werkelijk, gelijk de wet voorschrijft, overeenkomstig de eischen van openbare orde, zedelijkheid en gezondheid wezen zullen, dan of zij door kleingeestigheid, bekrompenheid of des- potieken zin zullen worden in de pen gegevenof zij een milden geest zullen ademen, dan wel onnoodig belem meren en knellen, zie, dat ligt, kiezers, geheel in uwe hand. Gij kunt uw vrijheid beperkt of verruimd krijgen, naar ge dat zelf verlangt. Eveneens als met de vrijheid is het met den gezondheidstoestand. Of slechtonderhouden grachten en ondoelmatige riolen al dan niet hunnen ver pestenden adem door de gemeente zullen verspreiden, of op die eetwaren, waarop dat gemakkelijk geschieden kau, brood, melk, vleesch een behoorlijk toezicht zal worden gehouden, ook dit hangt af van het doorzicht en den goeden wil der*raadsleden. Op onze veiligheid alleen is mogelijk de invloed van den gemeenteraad minder direct. De raad kan, om slechts een voorbeeld te noemen, niet gelasten bij samenscholing of andere stoornis der openbare orde, „de hulp der schut terij en van het in de gemeente aanwezige of naastbij zijnde krijgsvolk te vorderen", dit is de taak die bij art. 184 der gemeentewet aan den burgemeester is opge dragen, maar toch zal zeker door niemand worden be weerd dat ook ten opzichte van zulke gevallen de gezind heid van den raad niet van groote beteekenis kan wezen. Daarentegen is het financieel beheer in zijn geheelen omvang aan den gemeenteraad toevertrouwd. De gemeen teraad bepaalt welke uitgaven ten behoeve der gemeente moeten gedaan worden; hij schrijft de wijze voor waarop de gelden die daarvoor noodig zijn door,de ingezetenen moeten worden opgebrachthij regelt het bedrag, dat ieder daaraan bijdraagt. Of in de uitgaven voorzien wordt door belasting op de onmisbaarste voedingsmiddelen dan door bijdragen die evenredig zijn aan ieders vermogen, ook dit en in gemeenten waar thans nog de brood belasting wordt geheven mag dit vooral wel in aanmer king worden genomen beslist de gemeenteraad. Deze herinnering zal mogelijk voldoende zijn om dezen en genen op te wekken, tot vervulling van de eerste en voornaamste zijner burgerplichten. Moge dit vooral het geval zijn in die gemeenten waar nieu we toestan den n i eu we beh oe f ten z n 11 en doen on ts taan! Het voordeel dat de groote openbare werken wij denken hier in het bijzonder aan eenige gemeenten op Walche ren zullen aanbrengen, kan voor een groot deel afhan gen van de maatregelen die door het gemeentebestuur zullen genomen worden, om die werken voor de ingeze tenen vruchtbaar te maken. Hierdoor zullen nieuwe financieele quaestiën worden geboren. Practischemannen met helder verstand, die de zaken met wat ruimen blik overzien, zullen daar vooral in den raad noodig zijn. Zij die kennis van handel hebben, die in hunne eigene zaken toonen dat zij vooruit komen, zullen zeker ook het best kunnen medewerken om de gezamenlijke zaken te behar tigen. Zij die den moed hebben voor zicbzelven het een en ander te ondernemen, zullen ook als leden van den raad energie hebben om door te tasten waar dit noo dig is. Die met handel eu nijverheid wij spreken natuurlijk niet van diletanttisme bekend zijn, zullen ook bet best de middelen weten op te sporen om hunne gemeente voor die bronnen van volkswelvaart toegan kelijk f6 maken. Waar men buitendien nog voorde onopgeloste quaestie van het belastingstelsel staat, zullen mannen die met het lot der minder ruim bedeelde volksklasse eenigszins van nabij bekend zijn, inlichtingen kunnen verstrekken die een eenzijdige richting temperen. Zoo heeft menige gemeente hare eigenaardige be hoeften, en het is zeer wenschelijk dat de kiezers vooral daarop letten. „Maar, wij kunnen den toestand toch niet veranderen" hoort men wel eens beweren. Och, dat kunt ge wel. Kiezers, indien gij het niet kunt, wie zou het dan kunnen? Uit Goes schrijft men ons dd. 16 Juli: „In de vergadering van liet Góesclie departement tot nut van het algemeen zijn gisteren twee afgevaardigden benoemd voor de aanstaande algemeene vergadering der maatschappij. Er is besloten om op die vergadering voor te stellen, dat de maatschappij bij de regeering zou aan dringen op het in het leven roepen van wettelijke bepa lingen, die het bestaan der co-operatieve vereeuigingen in ons vaderland mogelijk maken. „De candidaten voor het lidmaatschap van onzen ge meenteraad zijn u waarschijnlijk bekend. De liberale kiesvereeniging „Voor allen recht" heeft gesteld de heeren m>'. M. P. Blaaubeen, inr. W. G. de Knokke van der Meulen (beiden aftredende leden), jh>'. J. L. H. Pompe van Meerdervoort en mr. J. G. de Witt Hamer. „De anti-revolutionaire kiesvereeniging „Steunende op den bijbel, verdedigen wij de vrijheid" heeft voor de vier openvallende plaatsen slechts twee candidaten ge steld, met name de heeren B. van Asperen Vervenne en jhr. mr. J. J. Pompe van Meerdervoort. Deze laatste heeft alzoo, door de candidatuur van deze kiesvereeniging aan te nemen, thans openlijk van zijne anti-revolutionaire gevoelens blijk gegeven. „Het aftredend lid, de heer C. Pilaar, wenscht niet meer in aanmerking te komen, terwijl het aftredend lid dr. C. A. van Renterghem door geene der kiesvereeni- giDgen candidaat is gesteld." Uit den Haag schrijft men ons „De parlementaire campagne is dus afgeloopen. Ook de eerste kamer heeft de millioenen toegestaan voor le eouronnement de F edifice" dat den naam draagt van spoorwegnet; de Zaanstreek beeft er haar dank voor betuigd; minstens half Amsterdam is tevreden; Rotter dam zal zich in de haar opgedrongen weldaad weten te schikken (en, a coup surer van weten te profitee- ren); onze „pairs" hebben grootmoediglijk beslist dat wij in 't belang der eer eu der onafhankelijkheid des vaderlands, meer behoefte hebben aan wetenschappelijk gevormde mannen dan aan sabreurs van den ouden, verouderden stempel; de grijze generaal van Muikeu heeft de kroon gezet op een leven niet slechts van eer volle militaire plichtsbetrachting, maar van burgerdeugd en verlichten staatsmansgeest; in éen woord: de laatste weken van de bedoelde campagne zijn niet de minst merkwaardige en vruchtbare geweest. „Over 't geheel genomen, heeft de regeering en hebben de vrijzinnigen in den lande, de woelzieke minderheid gelijk sommigen zeggen reden om met eenige zelfvoldoe ning op het afgeloopen zittingsjaar terug te zien. Moge het volgende niet minder vruchtbaar zijn! Het zal, vooral ten aanzien van onze koloniën zeer vermoedelijk van beslissende en zeer ver reikende beteekenis zijn. Het valt niet te ontkennen dat in de reeds door den heer de Waal ingediende wetsontwerpen elementen van strijd liggen verborgen, niet slechts tusschen den vooruitgang en het behoud quand méme op koloniaal gebied, maar ook tusschen de verschillende fracliën der liberale partij. Bij de behandeling der agrarische wet zullen zich de beginselen dessineeren; bij die der regeling van de gou- vernements-suikercultuur zullen zij wellicht in botsing komen. Vurig hoop ik, in het belang des lieven vader lands, dat hier vooral uit den choc des opinions de waar- beid te voorschijn zal komen. „De kalmte, ik zou haast zeggen de koelheid van den heer de Waal, de zelfstandigheid, ik zou haast zeggen de hardnekkigheid waarmede hij „met den hem eigen stap" op den zelf gekozen weg blijft voortgaan, is ongetwijfeld een niet te minachten waarborg tegen onvoorzichtigheden of overijlingen, waartoe een minder zelfstandig minister zich door eene, naar ik vertrouw, welmeénende, maar ongeduldige fractie .con kunnen laten voortdrijven. Maar aan de andere zijde zou ik hem wel willen bezweren om de behoeften en toestanden op Java niet uitsluitend, ja. zelfs niet voornamelijk te beschouwen en te beoordeelen van het bureaucratische standpunt, waarop h\j zijn leven lang gestaan heeft. De kolonie zoowel als het moederland heeft behoefte aan een politiek, die de eischcn en de eigenaardigheden der practijk en der werkelijkheid al thans geen minder recht doet weervaren dan die der theorie en der beginselen. „Bovenal: mocht men toch van alle zijden leeren in zien hoe oneindig veel wenschelijker het is Indië in Indië zelve te doen besturen door een voldoend aantal van eerlijke eu kundige, maar dan ook niet aan handen en voeten gebonden hoogere en agere ambtenaren, dan van het plein of het binnenhof in den Haag alles te willen regelen en contróleeren. Van ambtenaren die geen ma chines zijn, geen eigen voordeel zoeken, geen ijdele eer najagen, maar met kennis, geduld en trouw de ont wikkeling en hervorming van het schoone Insulinde beoogen en bevorderen, verwacht ik minstens even heil zame vruchten als van goede wetten en billijke regelingen. „De heer van Reenen heeft in de laatste zitting der tweede kamer verklaard dat hij een van de veldheers- posten op parlementair gebied vrijwillig gaat verlaten. Hier en daar hoor ik zeggen dat hij voornemens zou zijn zelfs voor het lidmaatschap der kamer te bedanken. Ik kau niet ontkennen dat ik, vooral in 't belang der bekorting van de openbare discussiën, de vervanging van den heer van Reenen door een ietwat krachtiger en voortvarender president met genoegen zal begroeten. „En hiermede kan ik, in de eerste maanden althans, het Binnenhof het Binnenhof laten en elders rondzien naar hetgeen er in den Haag voorvalt dat de moeite waard is om te melden. Toch kan ik er niet van scheiden zon der mijn blijde verrassing te hebben betuigd over het goede nieuws, door den heer Loudon, commissaris des konings in Zuid-Holland, dezer dagen openlijk medege deeld: dat er bij de regeering plan bestaat om tot de trapsgewijze restauratie van die historische keru van des Graven Haghe over te gaan. „Hoe dat te rijmen is met de wet, die (maar trouwens niet gebiedend ter plaatse van het oude Binnenhof) de oprichting van een stateupaleis voorschrijft, begrijp ik nog wel niet, maar ik wil hopen dat de heer Fock een middel zal hebben gevonden om aan die wet uitvoering te geven, zonder dat daarvoor het zoo bij uitstek eigen aardige karakter van bet Binnenhof spoorloos verloren ga. „Zooals te verwachten was, heeft de conservatieve kiesvereeniging al de aftredende leden van den gemeen teraad candidaat gesteld, en voor de heeren "Waldeck en

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1