Gemengde berichten. Yerkoopingen en aanbestedingen. Therinometerstand. Staten-generaal. heden, en veroordeeld tot eene maand gevangenisstraf benevens twee geldboeten een van 8 en een van ƒ25, alsmede in de kosten. Christoffel Meerman, oud 38 jaren, slagersknecht alhier beklaagd dat hij den 7™ Juni jl. aan Pieternella Scheffer op de openbare straat alhier, na eene vooraf gaande woordenwisseling, een slag heeft toegebracht is aan het hem ten laste gelegde feit schuldig verklaard en, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, veroordeeld tot eene geldboete van 8, alsmede in de kosten. Pieter Johannes Cauwels, oud 37 jaren, landmans- zoon te Oostburg beklaagd dat hij den 30n Mei jl. in een herberg aldaar aan A. de Smet, na het uitspreken der woorden: „zeg nog eens dat ik je paling gestolen heb", een stoot heeft toegebracht is schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van slagen enz gepleegd onder verzachtende omstandigheden, en veroordeeld tot eene geldboete van 3, benevens in de kosten. Meijer Salomon Mossel, oud 45 jaren, koopman alhier beklaagd dat hij den 31»n Mei jl. beleedigend aan Johanna Wilhelmina Putner heeft toegevoegd „je hebt het goed (waarvan bij eene woordenwisseling sprake was) van den zolder gestolen" is bij verstek schuldig verklaard aan laster en veroordeeld tot eene geldboete van 16 en in de kosten. Johanna van Zomeren, huishoudster alhier beklaagd dat zij op den lo> en 5™ Juni op het terrein der kanaalwerken herhaaldelijk aan verschillende personen smaad- en scheldwoorden en beleedigende uitdrukkin gen heeft toegevoegd is aan de haar ten laste gelegde feiten schuldig verklaard en veroordeeld tot twee geld boeten, elk van 8, benevens in de kosten. Wij vernemen dat eergisteren en gisteren bij herhaling vrij belangrijke afschuivingen hebben plaats gehad aan het gedeelte van het in aanleg zijnde kanaal tusschen Middelburg en den Grooten Abeele. De volgende missive is in dato 22 Juni jl. gericht tot den gemeenteraad van 's-Gravenhage „De Yereeniging tot onderzoek naar de middelen ter verbetering van den gezondheidstoestand in de gemeente 's-Gravenhage meent bij vernieuwing uwe aandacht te mogen vestigen op het gemis van een goed rioolstelsel en op de ondoelmatige wijze van verzameling en ver wijdering van faecalc stoffen en ander vuil in deze ge meente; zij acht zich verplicht wederom UEd. achtb. opmerkzaam te maken op de noodzakelijkheid tot het nemen van afdoende maatregelen tot verbetering van het een zoowel als van het ander. Dat toch de hier ge noemde gebreken in deze gemeente worden aangetroffen, zal, naar de Yereeniging meent te kunnen vooronder stellen, door UEd. achtb. erkend worden. „Op den 12en Maart 1867, dus vóór meer dan twee jaar, werd door burgemeester en wethouders ingediend een plan voor het daarstellen van een geregeld riolennet, ontworpen door den gemeente-architect. Toen op 2 Juni 1867 een voorstel, strekkende om dit plan te doen onder zoeken, in discussie kwam,- heeft onze vergadering zich daarmede niet vereenigd, maar eene commissie benoemd „tot onderzoek van den toestand der bestaande riolen en om den gemeenteraad van voorlichting te dienen of, en zoo ja op hoedanige wijze, die zouden kunnen worden uitgebreid en in een doeltreffenden toestand gebracht." „Nadat aan haar later ook de vraag was voorgelegd, in hoeverre het nemen van een proef met het Liernursche stelsel van verzameling van faecale stoffen haar raadzaam voorkwam, heeft deze commissie, zonder in beantwoor ding te treden van de eerste vraag, gemeend de tweede toestemmend te moeten beantwoorden. In de zitting van 25 Augustus 1868 heeft uwe vergadering geoordeeld dat advies niet te moeten opvolgen. Later is in den gemeenteraad meermalen gesproken over de Loiseausche methode van lediging van secreetputten, ook omtrent de Züremsehe desinfectie-methode, en dit moge wel is waar niet geheel onbelangrijk heeten, maar het had toch betrekking op iets dat van ondergeschikt belang was in vergelijking tot eene zoozeer noodzakelijke radicale ver betering. Over zoodanige verbetering is evenwel in de twee laatste jaren niet dan terloops in uwe vergadering gesproken, en inmiddels blijft het kwaad bestaan en neemt steeds in omvang toe. Dit nu wordt door de Vereeniging beschouwd als een bedroevend verschijnsel en, overwegende dat elk uitstel in eene zoo belangrijke zaak noodlottige gevolgen moet hebben, verzoekt zij met bescheidenheid, maar met aandrang, dat UEd. achtb. de zaak der verbetering van het rioolstelsel alsmede die der verwijdering van allerlei onreine stoffen niet langer mocht laten rusten, maar bij vernieuwing in overweging nemenwordt zoodanige verbetering steeds uitgesteld, de onvermijdelijke gevolgen zullen zijn dat de gezond heidstoestand allengs ongunstiger wordt en dat het ziekte- en sterftecijfer steeds klimt. „Mocht uwe vergadering die zaak wederom aan het oordeel van deskundigen onderwerpen, dan hoopt de Vereeniging dat deze spoedig een volledig antwoord zullen geven op de door u te stellen vragen. Dat ein delijk de voor elke verbetering noodzakelijke uitgaven UEd. achtb. daarvan niet terughouden, te minder daar die uitgaven steeds grooter zullen worden hoe langer het duurt voordat tot verbetering besloten wordt." Woensdag heeft te Briinn, in de Oostenrijksche pro vincie Moravië, eene botsing plaats gehad tusschen de arbeiders, welke het werk hadden gestaakt, en de gewa pende macht. De troepen werden met een hagelbui van steenen begroet, waarop zij vuur gaven Van de oproer lingen werden daardoor twee gedood en twaalf gekwetst. -Woensdag hebben in Ierland, en wel te Cork, weder hevige gevechten tusschen de protestanten en catholie- ken plaats gehad. De politie, die tusschenbeide kwam werd deerlijk gehavend en eenige catholieke scholen werden geheel of gedeeltelijk vernield. Zondag 11. hebben zich te Parijs aan een feestmaal vereenigd de hoofdredacteur Léon Eicher en de mede werkers van het onlangs aldaar opgerichte dagblad Droit des femmes en een aantal, waaronder natuurlijk vele vrouwelijke, genoodigden. Door de aanwezige dames (mevrouw Louise Bader, Breuil, Maria Deraismes e. a.) werden onderscheidene toasten uitgebracht en toespra ken gehouden, die vooral uitmuntten zegt do bericht gever in le Teraps door degelijkheid en bondigheid. De wenschen der vergadering zijn uitgedrukt in een programma, hetwelk eerlang het licht zal zien, dat hoofd zakelijk wijst op het wenschelijke, dat de vrouw in het bezit worde gesteld van al haar „burgerlijke rechten." Tot bereiking van dit doel zijn de gezamenlijke mede werkers van genoemd dagblad voornemens alle krachten in te spannen. Eene commissie is benoemd om advies te geven over de beste middelen, teneinde dit plan te vol voeren. Tot leden dier commissie zijn o. a. benoemd de heeren Guéroult, Léon Eicher, Legouvé, Lemonnier en de dames Maria Deraismes, Gagneur en Breuil. Gisteren zijn alhier te koop aangeboden: een huis en erf in de Nieuwstraat, wijk H n». 44, verkocht voor ƒ2300; een huis en erf in de Wagenaarstraat, wijk E n». 115, verkocht voor ƒ2774; en een pakhuis en erf op de Bree, wijk E n". 117/118, verkocht voor ƒ550. 15 Juli 's av. 11 u. 64 gr. 16 'smorg.7 u. 67 gr.'smidd. 1 u. 76gr. 'sav. 7 u.69 gr. EERSTE KAMER. Zitting van Woensdag 14 Juli. Aanneming van het wets ontwerp tot uitvoering van eenige bepalingen der herziene akte omtrent de lïijnvaart en der onteigeningswet voor de aansluiting van den Noord-Hollandschen staatsspoorweg te Amsterdam. Aan de orde was de beraadslaging over het wetsont werp tot uitvoering van de bepalingen der artt. 33, 36, 37 en 38 van de herziene akte omtrent de Eijnvaart. Op een bezwaar van den heer Hein antwoordde de minister van justitie, dat, al ware de termijn van 1 Juli niet in de wet opgenomen, het bestaan van de Eijnvaart- rechten toch met ultimo Juni zou hebben opgehouden, omdat het nieuwe tractaat met 1 Juli in werking trad. Het eenig denkbare gevolg is, dat van 1 Juli tot op den dag van de afkondiging der wet geene Eijnvaartzaken aanhangig kunnen worden gemaakt. Daarop werd het ontwerp met algemeene stemmen aangenomen. Vervolgens kwam in behandeling het wetsontwep tot onteigening voor den spoorweg ZaandamAmsterdam. De heer Eahusen bestreed deze wet in het breede. De oplossing van dit spoorweg-vraagstuk is voor Amsterdam van het grootste belang. Voor den bloei dier gemeente achtte hij noodig een groot goederen-station aan het IJ, met eene behoorlijke verbinding tusschen de spoorwegen onderling en met de waterwegen. Hij betoogde dat de verbinding, welke de regeering beoogt tusschen het centraal-personenstation en de passagiers-stoom booten, van betrekkelijk ondergeschikt belang moest worden geacht, terwijl hij voorts in vele technische bijzonder heden trachtte aan te toonen, dat de verbinding aan de zuidzijde der stad, van zijn beginsel uitgaande, de voor keur verdiende, èn uit het oogpunt van het spoorweg stelsel, èn uit dat der algemeene handels- en scheepvaart- belangen. Vooral met betrekking tot het laatste ontwik kelde hij groote bezwaren tegeu het regeeringsplan inzonderheid wegens de belemmering door de draai- bruggen voor de schutsluizen en door de plaatsing van het centraal-personenstation in het open havenfront. De ingenieurs, hoe kundig ook in hun vak, hebben bewezen niet in allen deele op de hoogte te zijn van de behoeften van handel en scheepvaart. Bij toenemend verkeer zouden al die bezwaren zich steeds meer doen gevoelen. Zij vloeien voort uit het stelsel der noordelijke verbinding en zouden door de zuidelijke grootendeels vermeden zijn. De heer Messchert van Vollenhoven meende dat de zaak van alle zijden grondig was bezien. De argumenten van den vorigen spreker waren reeds in de tweede kamer krachtig bestreden. Hij trad in eene verdediging der bestanddeelen van het plan en vooral van de noorde lijke verbinding, en wees op de bezwaren aan de zuide lijke richting verbonden, op de vele bruggen die ook daar noodig zijn, op den grooteren afstand die daardoor tusschen personen- en goederen-station zou ontstaan. Hij betoogde dat in elk geval de mogelijke bezwaren niet kunnen leiden tot het voorbijzien van zoovele groote voordeden, die door de aanneming van dit ontwerp zullen worden verkregen. Het algemeen belang eischt volstrekt centralisatie van het spoorweg- en scheepvaart verkeer. Hij dankte de opvolgende ministers, die zich door bezwaren, in adressen ontwikkeld en dikwijls uit particuliere belangen voortvloeiende, niet hadden laten afschrikken. De heer Michiels- van Kessenich ontwikkelde finan- ciëele bedenkingen tegen dit ontwerp. Hij meende dat eene ceintuur-verbinding goedkooper zou zijn geweest dan die aan de noordzijde. De heer Hartsen kwam op tegen de bewering van den heer Messchert van Vollenhoven, dat de bezwaren tegen dit ontwerp uit eigenbelang zouden voortvloeien. Hij ontwikkelde drie hoofdbezwaren: 1». meende hij dat de uit te voeren werken niet behoorlijk zijn gepreciseerd; 2°. dat de uitkomst der geprojecteerde werken zeer twijfelachtig is, zoodat het misschien later zal blijken dat de millioenen, welke men thans aanwendt, verspild zijn; 3». dat dit ontwerp nadeelig is voor Amsterdam's handel- en scheepvart. De noodzakelijkheid der aanslui ting van den Noord-Hollandschen spoorweg wordt niet betwist, maar het is de vraag of zij op deze wijze moet plaats hebben. Spreker bestreed uitvoerig het denkbeeld van een centraal spoorwegstation in het open havenfront, vooral in verband met de noodzakelijkheid, die zich na de doorgraving van Holland op zijn smalst zal doen ge voelen aan eene ruime aanlegplaats, aan eene breede delarcadère voor de schepen. De zuidelijke richting was ook in dit opzicht veel verkieselijker; voor die lijn kon men ook de te maken werken en de kosten, die zij zullen vcreiscken, behoorlijk preciseeren. Het tegenwoordig ont werp moge uitstekend zijn voor den transito-handel, maar voor het behoud van den eigen handel van Amster dam is noodig de vrije toegang tot het entrepot-dok en het Oosterdok, onontbeerlijk ook zoolang de rijks accijn- sen bestaan. De aansluiting te Amsterdam moet er komen, maar een weinig vertraging door verwerping dezer voordracht schaadt niet, omdat men toeli op de kanaalwerken moet wachten. De heer Duymaer van Twist ondersteunde het ont werp, waardoor ook het tegenwoordig monopolie der Bijn-spoorwegmaatschappij in de gevolgen zou worden gebroken. De wet van 1864 heeft uitgemaakt, dat de Noord-FIollandsche staatsspoorweg te Amsterdam zal komen over Zaandam, en men moet alzoo het IJ over, bewesten Amsterdamdit geeft bezwaar voor do scheep - vaart, maar 't is onvermijdelijk. Spreker betoogde, dat de keuze van het personen-station in het open havenfront de beste is, en bestreed het plan tot plaatsing van het personen-station in of bij het Westerdok, met eene cein tuurbaan aan de zuidzijde van Amsterdam. Hij telde de financieele bezwaren niet licht, maar ze zouden indirect vergoed worden, hoe meer het spoorwegverkeer wordt uitgebreid. Hierbij gaf hij de regeering echter ernstig in overweging om bij het aangaan eener spoorwegleening niet te veel lasten aan den staat op te leggen, maar zich te bepalen tot hetgeen nu reeds ondernomen is en er mede in direct verband staat, waaronder ook de haven van Harlingen en de aansluiting der Noorderspoorwegen. De heer Smit verdedigde de wet en toonde aan dat, bij de plaatsing van het personen-station in het open havenfront, de havenkom voor Amsterdam grooter zou worden. Ook zoii de concentratie van stoom- en scheep vaart met het spoorwegverkeer door dit plan zeer wor den bevorderd. Nadat ook de heer kransen van de Putte een en ander voor het regeerings-ontwerp had in het midden gebracht, werd de wet uitvoerig verdedigd door den minister van binnenlandsche zaken. De minister heeft voor dit plan sedert vier jaar krachtig geijverd, op voetspoor van zijn voorgangers, en daarover verschillende handelaars, ree- ders, kapiteins en andere deskundigen geraadpleegd.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2