OURANT. N°- 117. Vrijdag 1869. 16 Juli. Middelburg 15 Juli. De eerste kamer heeft in hare zitting van heden het "wetsontwerp tot regeling van het onderwijs op de mili taire academie met 22 tegen 2 stemmen (van de heeren Schimmelpenninck van der Oye en Messchert van Vollen hoven) aangenomen. Daarna is de kamer op reces ge scheiden. De officier van justitie, m'. H. C. A. Thieme, deelde hij de heden middag plaats gehad hebbende installatie van mr. P. Roetert Tak Ez. als substituut-griffier bij de arrondissements-rechtbank alhier mede, dat het waar schijnlijk de laatste maal was dat hij van de door hem ingenomen plaats bij eene zoodanige plechtigheid het woord zou voeren, en thans vermoedelijk een zijner laatste ambtsverrichtingen vervulde. Zijne verplaatsing naar Groningen is hiervan de oorzaak. Van deze onge zochte gelegenheid maakte hij dus gebruik om een woord van afscheid te spreken. Hij herinnerde daarbij dat hij slechts anderhalfjaar hier is werkzaam geweest; dat hij hier onbekend is aangekomen, vreemd aan de rechtbank, vreemd aan de bevolking van het arrondis sement, eene bevolking zoo eigenaardig wegens haren landaard, gewoonten en zeden, welker volledige kennis voor het hoofd van het parket van groot belang is. Aan de rechtbank en andere boven hem geplaatste autori teiten heeft hij het, volgens zijne verzekering, te danken, dat zijne taak veel is vergemakkelijkt: hij is daar dank baar voor. Nimmer is hem voorlichting geweigerd: hij heelt dit steeds zeer gewaardeerd. Bij het verlaten van deze plaats neemt hij een aangename herinnering aan Middelburg, aan het college der rechtbank en aan zijn werkkring mede. Genoemd college betuigt hij zijn dank voor hem betoond vertrouwen en humaniteit. Het bestaan eener goede verstandhouding heeft hij steeds op prijs gesteld, tot welker bevordering hij zooveel mogelijk het zijne heeft bijgedragen. Verschil van gevoelen heeft natuurlijk bestaan en zal wel altijd blijven bestaan, maar het is op nieuw gebleken dat daaruit geen ver wijdering behoeft geboren te worden. Voorts verklaarde hij dat hij noode zijn werkkring hier verlaat. Hij had zijn werk lief. Met lust en op gewektheid heeft hij gearbeid, te meer daar hij be merkte dat de steun van weidenkenden hem niet ont houden werd. Hij vroeg verschooning voor het ge brekkige in zijn werk, maar knoopte daaraan de verze kering vast dat hij, zoo dikwijls hij gewezen heeft op de gebreken van anderen, dit niet deed uit ingenomenheid met eigen handelingen, maar steeds als een gevolg van zijn plicht, volgens welken men bij de beoordeeling van zaken niet of niet altijd personen op den voorgrond mag stellen. Den griffier betuigde hij zijn dank voor zijne hulp cn medewerking tot bevordering eener goede ver standhouding tusschen griffie en balie. Evenzeer richtte hij eene dankbetuiging tot zijn ambtgenoot, den substi tuut-officier van justitie, voor zijne medewerking. Het Was hem aangenaam dat zij beiden steeds in denzelfden geest werkzaam mochten zijn bij hunne niet altijd ge makkelijke taak. Hij beval hem de voortzetting van het aangevangen werk aan, met den raad tevens om zich niet te bekommeren om beoordeeling. Het zelfbewustzijn toch van naar plicht en geweten gehandeld te hebben is het alleen noodige om tegemoet te komen aan moeilijk heden waartegen men soms als tegen een berg opziet. Ook tot de leden der balie en de procureurs richtte hij het woord. Mocht hij slechts kort hier werkzaam zijn, dit was toch lang genoeg, naar hij vertrouwt, om elkan der wederkeerig niet te vergeten. Hij eindigde met de verzekering dat hij met de zijnen hier vele blijken van vriendschap heelt ondervonden. Openlijk betuigde hij daarvoor zijn dank, in de hoop dat het allen moge wel gaan, dat allen mogen gezegend worden in hunne per sonen, in hunne huisgezinnen, in hunnen werkkring. Vervolgens herinnerde hij aan het doel der tegenwoor dige plechtige terechtzitting, namelijk de installatie van mr. P. Roetert lak Ez., bij koninklijk besluit van 30 Juni jl. benoemd en heden morgen beëedigd als substituut-griffier bij deze rechtbank, in de plaats van den als substituut-officier van justitie naar Winschoten ver trokken mr. E. Z. L. van der Kemp. Laatstgenoemde was slechts korten tijd hier werkzaam, maarzegt spreker hebben wij en zijne vele vrienden hier zich met en om hem verheugd dat hij zijn wensch door de benoeming tot zijne nieuwe betrekking vervuld zag, noode zagen wij den hu- manen, vriendelijken, voorkomenden man vertrekken, en gaarne hadden wij hem, die zich als bekwaam rechtsge leerde en ijverig ambtenaar kennen deed, hier gehouden. Dat mr. Tak uit velen tot zijn opvolger is uitverkoren legt dezen dan ook eene groote verplichting op. Zijne ante cedenten waarborgen echter eeue goede vervulling van dien plicht, en moge hij onbekend zijn met de zaken der griffie, aan het hoofd daarvan vindt hij een man die daarentegen volkomen met haar is vertrouwd. Hij ein digde met den wensch dat de nieuw benoemde veel genoegen moge beleven van den werkkring dien hij zoozeer heeft gewenscht, waarna hij de voorlezing requireerde van het^koninklijk besluit van benoeming en der akte van eedsaflegging, alsmede akte van dit zijn genomen requisitoir. Nadat aan een en ander was voldaan nam de president mr. J. H. de Stoppelaar het woord, om over te gaan tot de, volgens zijne verzekering, aangename taak der in stallatie. Het koninklijk besluit der benoeming was hem en der rechtbank dubbel welkom, vooreerst omdat daar door werd voorzien in eene reeds' sinds 21 April jl. be staande vacature, maar ten anderen ook wegens de gedane keuze. Verschillende omstandigheden hebben in den laatsten tijd de werkzaamheden ter griffie zeer ver meerderd, maar door vereenigden ijver is alle stremming van zaken voorkomen. Nu evenwel een rustiger tijd zal aanbreken als een gevolg der vacantie op welker be houd zoowel het college der rechtbank als ongetwijfeld de balie hoogen prijs stelt zal den nieuwen substituut griffier gelegenheid worden gegeven om zich naar be- hooren met een en ander vertrouwd te maken. Gaarne stelt het college zijn voorganger m>". van der Kemp hem ten voorbeeld wat rechtkennis betreft, maar tevens verliest het in dien heer iemand, op wiens heuschheiden aangena- men omgang het prijs heeft gesteld. Er bestaat echter geen twijfel of die hoedanigheden'zullen in mt Tak worden teruggevonden, te meer daar hij beter nog dan zijn voor ganger met plaatselijke toestanden bekend is. Na herin nering dat de nieuw benoemde, na volbrachte studiën aan de Utrechtsche academie, door een driejarige praktijk als advocaat, niet zonder vrucht eene eerste schrede op zijn rechterlijke loopbaan heeft gedaan, wenschte de voor zitter hem ten slotte met zijne benoeming geluk en bood hij hem de verzekering van de achting der rechtbank aan. Nadat mr. Tak alzoo was geïnstalleerd, betuigde deze in de eerste plaats zijn warmen dank aan den voorzitter en den officier van justitie voor het ten zijnen aanzien gesprokene. Voortsgaf hij als zijne overtuiging te kennen, dat het niemand verwonderen zal dat hij met een onver mengd gevoel van vreugde het bericht zijner benoeming vernomen heeft. Niet alleen toch dat hij daardoor zijn wensch zag vervuld om als rechterlijk ambtenaar op te treden, maar dubbel aangenaam was het hem dat hij werd benoemd te Middelburg, de plaats zijner geboorte, bij deze rechtbank, wier leden hij steeds hooge achting heeft toegedragen. Voor de aanvankelijk reeds gunstige ontvangst is hij zeer erkentelijk. Met het oog op zijn voorganger is wei de gedachte bij hem opgekomen aan het moeilijke zijner nieuwe betrekking, doch hij geeft de verzekering dat hij alle krachten zal inspannen om het tusschen hen beiden bestaande verschil zoo gering mogelijk te maken. Hij rekent daarbij op aller onder steuning en beveelt zich ten zeerste aan. Den grif- tier dankte hij in 't bijzonder voor de nu reeds onder vonden welwillendheid, onder verzekering dat hij er prijs op stelt naast en met hem te arbeiden, wiens groote bekwaamheden bekend zijn en van wien hij vertrouwt dat hij hem pok voortaan zijne hulp niet weigeren zal. Tot de balie het woord richtende, herinnerde hij hoe hij als advocaat door allen als om strijd vriendelijk werd tegemoetgetreden, met verzekering dat hij nooit te ver geefs tot hen is gekomen. Onoprecht zou het zijn als hij thans zeide dat hij met smart de balie verliet; maar het is hem een groot genoegen dat er ook tusschen griffie en balie vele punten van aanrakingbestaan. Hij gafde verze kering dat de balie in hem geen ondankbare vinden zal, en eindigde met de beste wenschen voor eerstgenoemde, in de hoop dat de bestaande vriendschap zal blijven voortduren. Mp W. C. Borsius voerde, bij verhindering van den deken der orde van advocaten en bij afwezigheid van den oudste der leden van de balie, het woord. In de eerste plaats dankte hij namens de balie en de procureurs den officier van justitie voor zijne wel willende en hartelijke woorden, onder verzekering dat ook zij, waar verschil van opinie bestond, nooit anders hebben gedacht dan dat plichtbesef zijnerzijds daaraan ten grondslag lag. Verder deed hij uitkomen dat de verplaatsing van mr. Thieme geen promotie was, maar toch de vervulling van een door dezen gekoes- terden wensch, gerechtvaardigd door teedere familiebe trekkingen in zijne nieuwe standplaats. Met de vervul ling van dien wensch wenschte hij hem geluk, hoezeer balie en procureurs hem met leedwezen zien vertrekken. Hij bood hem tevens de verzekering hunner beste wen schen, in de hoop dat het hem moge gegeven zijn zich lang in het bezit dier betrekkingen, alsmede in zijn maatschappelijken werkkring te verheugen. Tot mr. Tak het woord richtende, die thans de rijen der balie verliet, wenschte hij ook hem geluk, daarbij te kennen gevende dat zijne straks' gegeven verzekering ten aanzien der balie en procureurs onnnoodig was. Namens deze laatsten uitte hij den wensch, dat de nieuwe substituut-griffier met lust en genoegen in zijne nieuwe betrekking werkzaam moge zijn, en alzoo deze eerste sport op de ladder der magistratuur, in navolging van anderen, weldra door hoogere moge worden gevolgd. Hierna werd de terechtzitting gesloten. Wij ontvangen van een belangstellende in de Neder - landsche nijverheid een brief met eenige opmerkingen, naar aanleiding van het door de provinciale staten van Zeeland toegekende subsidie, om werklieden naar de internationale tentoonstelling te Amsterdam te zenden, Hoewel de wenschen van den schrijver mogelijk niet meer van directen invloed kunnen zijn wat de aanstaande tentoonstelling betreft, zoo achten wij zijn volkomen juiste opmerkingen te belangrijk om ze stilzwijgend ter zijde te leggen. De schrijver schijnt, niettegenstaande de verkeerde richting die er aan gegeven wordt, bij al het misbruik dat er in den regel bij plaats heeft, toch nog prijs te stellen op het houden van tentoonstellingen in elk geval, en dit is te waardeeren, wijst hij op midde len om er wat uit te trekken. De tentoonstellingen mogen dan in vele opzichten een misbruik zijn, iets dat in oor sprong goed, door gebrek aan voldoende kennis dikwijls bedorven wordt, laat dit ons niet afschrikken om, waar ze bestaan, er zoo goed mogelijk partij van te trekken. „Die werklieden, zegt hij, zullen gekozen moeten wor den onder de bekwaamsten in hun vak, onder diegenen, welke het meeste onderwijs genoten hebben om met de meeste vrucht de vorderingen te kunnen beoordeelen, welke elders in hun bedrijf gemaakt zijn; en die bedrijven moeten het nauwst verwant zijn met de voornaamste indus- triën dezer provincie, waaronder de landbouw eene eerste plaats neemt. Het zullen dus moeten zijn in de eerste plaats vervaardigers van werktuigen om den grond te bewerken en den oogst te behandelen enz. enz. „Elk dier werklieden moet m. i. een geschreven verslag zijner bevinding met betrekking tot zijn eigen hand werk aan de provinciale commissie inleveren; om die verslagen zoo volledig mogelijk te maken moeten zij in de gelegenheid gesteld worden de voornaamste fabrieken in de hoofdstad te bezoeken, want alleen door de open baarmaking hunner verslagen kan de bedoeling der provinciale commissie bereikt en daarmede de nijverheid gebaat worden. „Tijdens de laatst gehouden tentoonstelling te Parijs, werd door de Maatschappij van kunsten en wetenschap pen te Londen, een aantal werklieden naar die tentoon-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1