die bijeenkomst heeft zich een niet onaardig verschijnsel voorgedaan. Het eerste lid dat tegen de bijdrage sprak, was niet alleen lid dezer vergadering, maar tevens voor zitter eener commissie, belast met de zorg voor bet bij eenbrengen van gelden ten behoeve der tentoonstelling. Dat lid heeft gezegd: dat hij zelf tegen de tentoonstel ling was en ook bij de ingezetenen zeer weinig medewer king vond. Een ander lid uit het voormalig 5e district, thans hier niet aanwezig was het met den vorigen spreker volkomen eens. En nu,noemt de heer de Jonge van Ellemeet het wel aardig, dat de provincie zelve gelden bijeen zal brengen voor eene zaak, welke geble ken is uit de verklaringen van vertegenwoordigers van twee districten geen belangstelling te ondervinden. Wat spreker's persoonlijk gevoelen betreft, is hij tegen het toestaan der f 1000, vooreerst met het oog op den finan- cieelen toestand, en ten anderen omdat het eene tentoon stelling geldt. Hij heeft gezegd dat men leeft in een tijd van tentoonstellingen, dat er bijna niets is waarvan geen ten toonstelling gehouden wordt. Hij heeft gevraagd, waarom men juist voor deze tentoonstelling gelden uit de pro vinciale kas voteeren wil. Waren gelden aangevraagd b. v. voor de tentoonstelling betreffende de visscherij, onlangs in Frankrijk gehouden, dit zou hij hebben kun nen begrijpen. Hij heeft gevraagdheeft men het gedaan omdat het is voor hetvolk? Er wordt veel gesproken van het volk. Maar wat is het volk? Er is een soort van volk, een deel van het volk, dat niet altijd vatbaar is voor rede: aan dat volk wil hij wel geven wat het toekomt, maar niet meer. Er wordt ook gezegd: het geldt de arbeidende klasse; dat is wat anders, maar ook deze is slechts ten deele het volk. Hoe dit echter zij, spreker is tegen het verkenen van gelden voor het ver langde doel, om dat men wel weet waar men begint, maar niet waar men eindigt. Hij is het eens met het lid uit Zuid-Beveland. Bij tentoonstellingen is zeer veel schijnze ziju als het ware sporten van den maatscliap- pelijken ladder; voor wie ze regelen zijn zij een middel om eenigen naam te maken, men wordt genoemd in tijd schriften enz.; ze bieden gelegenheid aan tot afleiding en om zich te verlustigen. Met het oog op den aard der tentoonstelling is hij ook nu tegen het voorstel. De heer Verhagen wenscht den vorigen spreker, die, waar hij sprak van het lid uit Zuid-Beveland, blijkbaar op hem het oog had, een paar opmerkingen te maken. Vooreerst zag die spreker in hem den voorzitter eener commissie, terwijl hij slechts secretaris is; en ten anderen wil hij rectificeeren de meening van dat lid, alsof hij spreker, in beginsel tegen de tentoonstelling ware. Het geen hij heeft aangevoerd gold de uitgaaf van f 1000 ten behoeve der tentoonstelling. Zijne gronden daaromtrent zal hij thans niet herhalen, want hij zou ongaarne zien dat door zijne argumenten deze of gene zich aan de zijde der minderheid scharen zou. In strijd dus met zijne ge woonte zal hij thans de redenen niet ontvouwen waarom hij tegen de uitgaaf is. De heer Snouck Hurgronje verklaart dat hij den loop dien de discussie genomen heeft zeer betreurt. Hij had zich gevleid dat het voorstel en de conclusie zouden aangenomen worden. Nu is dit niet geschied en is het voorstel gedaan om een artikel op de hegrooting te brengen. Men moet echter niet vergeten dat over den besproken post reeds beschikt is. Ter voorkoming dus van inoeie- lijkheden, welke uit eene stemming zouden kunnen voortvloeien, raadt hij de vergadering aan terug te keeren op haren weg en te doen wat de heeren Verhagen en de Jonge van Ellemeet in den aanvang der discussie hebben gewild. De heer Fransen van de Putte zegt, dat hij door al het aangevoerde nog niet is overtuigd, en hij zijn voorstel handhaaft. Hij acht het in strijd met de waardigheid dezer vergadering de zaak zoo onduidelijk te bespreken als de heeren de Jonge van Ellemeet en Verhagen dit heb ben gedaan. De heer de Jonge van Ellemeet moge meenen dat tentoonstellingen weinig waarde hebben, hij wil dat gevoelen eerbiedigen, maar meent te mogen opmerken dat dat gevoelen bij alle tentoonstellingen toch nog al weersproken wordt. Overigens wijst hij op het hoofd argument voor het voorstelhet in de gelegenheid stel len van handwerkslieden, kleine neringdoenden enz vooral in verband met den geïsoleerden toestand van deze provincie, om aan de tentoonstelling deel te nemen. De heer Vis zegt, dat eene publieke zaak publiek moet behandeld worden. Voor het overige zou hij de discussie wel willen zien sluiten. Het door de heeren de Jonge van Ellemeet en Verhagen gesprokene heeft hem zeer bevreemd, want wat in eene vergadering of besogne of pourparler,zöo&is de heer de Jonge van Ellemeet het heeft genoemd, gesproken is behoort niet in het openbaar ver meld te worden. De beraadslaging wordt alsnu gesloten en het voorstel van den heer Fransen van de Putte, om den post van f 1000 aan de commissie voor de tentoonstelling op de begrooting te brengen (onder art. 19 van hoofdst. VIII), in stemming gebracht en aangenomen met 32 tegen 6 stemmen, waardoor de uitgaaf zelve tevens is goedge keurd. Tegen stemden de heeren Verhagen, Pierssens, Mathon, de Jonge van Ellemeet, J. L. de Jonge en Hombach. Op voorstel van den heer van der Bilt zijn de hiervoren genoemde vier regels aan dea voet van het voorstel onder hoofdstuk IX in verband met het zoo even genomen be sluit gewijzigd, door verandering van het cijfer van f 3500 in /"3200 en door weglating der woorden „te ver- hoogen het cijfer van f 500 tot f 1500/' De wijziging der inkomsten wordt zonder beden king goedgekeurd, waarna het geheele voorstel tot wij ziging van de provinciale begrooting voor 1869 in stemming gebracht en aange nomen wordt met alge- meene stemmen op éen na, zijnde die van den heer J. L. de Jonge. Bij deze stemming waren afwezig de heeren Snijder, van der Vliet, Pierssens, Hombach, van IJssel- stein, Risseeuw en de Smidt. II. Het gewijzigd voorstel van gedeputeerde staten op het verzoek van P. F. W. Engelse, provinciaal opzichter van den waterstaat, om verhoogiug zijner jaarwedde, welk voorstel strekt om de beslissing op het verzoek tot de najaarsvergadering aan te houden en gedeputeerde staten uit te noodigen daarvan aan den adressant kennis te geven. Zonder beraadslaging met algemeene stem men aangenomen. Afwezig waren de heeren Snijder (bij deze en de volgende stemmingen), Pierssens, Bybau en Cau. III. Het voorstel van den heer Hammacher tot het vinden van middelen, door gedeputeerde staten in de najaarsvergadering voor te stellen, om te kunnen voor zien in de behoeften tot wegsverbetering die in het vervolg zullen blijken te bestaan. De voorzitter deelt mede, dat de heer Hammacher eene wijziging in zijn voorstel heeft gebracht, naar aanleiding van het in de afdeelingen te kennen gegeven gevoelen, en alsnu voorsteltdat aan gedeputeerde staten worde opgedragen om, zoodra voor inwilliging vatbare aan vragen om voorschotten tot wegsverbetering zullen zijn ingekomen, zoo spoedig mogelijk aan de provinciale staten voorstellen tot het vinden der middelen daartoe te doen. Nadat de heer Hammacher deze wijziging in overeen stemming met het verslag der afdeelingen, met een enkel woord heeft toegelicht, wordt zijn aldus gewijzigd voor stel zonder beraadslaging met algemeene stemmen aan genomen. Afwezig waren de heeren Blaaubeen, de Casembroot, Kakebeeke en de Visser. Alsnu worden de algemeene verslagen der afdeelingen uitgebracht over A. Het voorstel van gedeputeerde staten van een ontwerp-reglement op het vervoer van vrachten op de kunstwegen in de provincie Zeeland en zulks in verband met de breedte en samenstelling van de velgen van wie len van voertuigen, benevens de daartoe betrekkelijke adressen van de kamer van koophandel en fabrieken te Zierikzee en van landbouwers in het eiland Schouwen. Het algemeen verslag wordt door den heer Hoogen- boom uitgebracht, waaruit blijkt dat zoowel over de algemeene strekking als over de verschillende artikelen een aantal op- en aanmerkingen zijn gemaakt. De voor zitter deelt dan ook mede dat, aangezien het college van gedeputeerde staten geen gelegenheid gehad heeft tot eene behoorlijke overweging van dit verslag, hetin de volgende najaarsvergadering daaromtrent nader zijn gevoelen zal mededeelen. B. Het voorstel van gedeputeerde staten van een ontwerp-reglement ter instandhouding der kunstwegen in de provincie Zeeland. Ook hieromtrent zijn in de onderscheidene afdeelingen, blijkens het door den heer Winkelman uitgebracht algemeen verslag, verschillende zienswijzen geuit. Gedeputeerde staten zullen eveneens in de najaarsvergadering nader hun gevoelen omtrent de gemaakte bedenkingen kenbaar maken. C. Het voorstel van gedeputeerde staten tot aanvulling van het besluit der staten van den 8<» November 1866, no. 8, voor zooveel betreft den verkoop van boomen aan de provinciale wegen. De heer Kroon rapporteert, dat in de afdeelingen met dit voorstel algemeen genoegen is genomen. In dadelijke behandeling genomen, wordt het zonder beraadslaging en zonder hoofdelijke stemming goedgekeurd. D. Het voorstel van gedeputeerde staten ten aanzien van het adres der Spoorbootmaatschappij van Middelburg om voortdurend subsidie. Het verslag hieromtrent, door den heer Wagtho uitge bracht, komt in hoofdzaak hierop neer. In twee afdee lingen heeft men zich met het voorstel vereenigd. In een dezer afdeelingen en in eene derde afdeeling is de wensch geuit dat gedeputeerde staten een onderzoek instelden naar de kosten van het maken van een steiger aan het Katsche veer. De minderheid zag echter de nood zakelijkheid eener zoo aanzienlijke uitgaaf niet in. In eene afdeeling werd bedoeld onderzoek verlangd in ver band met het personenverkeer. Ook werd de wensch te kennen gegeven dat bij het niet in de vaart zijn der spoorboot door eene andere boot in den dienst worde voorzien. In eene andere afdeeling vereenigde men zich niet met het voorstel van gedeputeerde staten, maar wilde men de subsidie voor drie jaren toestaan gelijk dit door het bestuur der Spoorbootmaatschappij is gevraagd De noodzakelijkheid van het in de vaart brengen eener tweede boot werd echter vooralsnog niet ingezien. De voorzitter deelt mede dat gedeputeerde staten zich bereid verklaren tot het in het verslag verlangde onder zoek naar de kosten van een steiger aan het Katsche veer en het personenverkeer. Wordt besloten de behandeling van het voorstel tot de volgende zitting aan te houden. E. De verantwoording van gedeputeerde staten nopens de enkel provinciale en huishoudelijke inkomsten en uitgaven over 1867. De heer Kroon brengt hierover verslag uit, waaruit blijkt dat in geen der afdeelingen tegen die verant woording bedenking is gemaakt. Tot dadelijke be handeling besloten zijnde, wordt zij zonder beraadslaging aangenomen met algemeene stemmeu (met uitzon dering van de leden van gedeputeerde staten, die zich van de stemming onthielden). F. De begrooting der kosten van het provinciaal bestuur, voor zooveel het rijks-bestuur is, voor 1870. Ook hierover brengt de heer Kroon het algemeen ver slag uit, hetwelk doet zien, dat men zich algemeen met die begrooting heeft vereenigd, terwijl in twee afdee: lingen de leden verklaard hebben, dat zij met welgevallen hebben gezien dat er thans uitzicht bestaat op verbete ring der jaarwedden van de ambtenaren ter provinciale griffie. Op voorstel des voorzitters wordt besloten de behandeling tot de volgende zitting aan te houden. G. De begrooting der enkel provinciale en huishoude lijke inkomsten en uitgaven voor 1870, met een voorstel van gedeputeerde staten betreffende de te heffen opcen ten op de grond- en pcrsoneele belasting ten behoeve der provincie. De heer Hennequin brengt hieromtrent het algemeen verslag uit, waarin onderscheidene op- en aanmerkingen en voorstellen voorkomen. [Daar de voorzitter heeft medegedeeld dat gedeputeerde staten bij de behandeling der verschillende artikelen daaromtrent nader hunne zienswijze zullen te kennen gevenlaten wij kortheids halve tot zoolang de beschouwingen uit het verslag achterwege.] Op voorstel des voorzitters is besloten de behandeling te doen plaats hebben in de volgende zitting, welke nadat de voorzitter de verschillende rapporteurs voor het uitbrengen hunner rapporten en verslagen heeft bedankt wordt bepaald op Zaterdag morgen te 10 uren, waarna de tegenwoordige zitting gesloten wordt. SNELPERSDRUKKERE! VAN DE GEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 6