öuitmlanö. Algemeen overzicht. Frankrijk. toe te staan op denzelfden voet en onder dezelfde voor waarden, alleen uitgezonderd dat haar gezamenlijk be drag zal worden verminderd met de helft van hetgeen de onzuivere opbrengst meer dan f 18,000 (in plaats van f 22,500) zal bedragen. De heer van IJsselsteijn betuigt gedeputeerde staten dank voor de gisteren gedane toezegging van een onder zoek naar de kosten vaneen steiger aan bet Katsche veer. Hij voegt hierbij thans den wensch dat gedeputeerde staten hun rapport van dat onderzoek zoo mogelijk in de najaarsvergadering uitbrengen en,desgeraden oordee- lende, voorstellen daaromtrent doen. De heer Buteux zegt namens gedeputeerde staten een spoedig onderzoek en zoo mogelijk een rapport in de najaarsvergadering toe. De heer Verhagen stelt als amendement op het voor stel van gedeputeerde staten voor: „het verzoek der adressanten toe te staan voor een tijdvak van driejaren." Na ondersteuning ter toelichting van zijn amendement toegelaten, zegt de heer Verhagen dat hij, hoezeer in het algemeen verslag der afdeelingen reeds de gronden voor zijn amendement zijn uiteengezet, hij toch nogeene kleine toelichting geven wil. Adressanten verzoeken ook voor 1871 en 1872 eenige zekerheid dezerzijds tot het verkrijgeu van subsidie, en zij stellen daarop zooveel prijs dat zij dan geen bezwaar hebben zich voor de laatste twee jaren (1871 en '72) zich met een minder cijfer por reis te vergenoegen. Hij onderstelt dat do pro vincie bij die toezegging van subsidie voor drie jaren dus voordeel heeft, temeer daar hij vast overtuigd is dat in het volgende jaar toch weder subsidie zal toegestaan Worden. In de afdeelingen is door sommigen het bezwaar gedeeld, hetwelk door gedeputeerde staten is aange voerd, die het niet raadzaam oordeelden de provincie lot eene driejarige bijdrage te verbinden, daar het, kij de voortgaande ontwikkeling der middelen van gemeenschap, zich niet vooruit laat zien of berekenen, wat gedurende de naaste toekomst, veelmin gedurende een tijdvak van drie jaren, zal worden ondernomen, ook in verband met den staatsspoorweg, en nu reeds door de ondernemers van den stoombootdienst tusschen Goes en Botterdam vergunning is gevraagd en verkre gen om Zierikzee aan te doen. Die redenen kwamen evenwel der meerderheid zijner afdeeling niet afdoende voor. Maar toen wees een lid van gedeputeerde staten op de mogelijkheid dat een ander zich tnsschentijdsvoordeed, die genegen was zonder of met minder subsidie den dienst waar te nemen. Dit argument was der overweging waard, en men meende dan ook dat bij het verleenen van subsidie eene bepaling zou bekooren gemaakt te worden, waardoor alle bezwaar te dien aanzien worde weggenomen. Spreker gelooft echter niet dat, vooral met het oog op de korte trajecten en het wel drukke maar toch niet zeer drukke vervoer, ooit iemand zonder subsidie den dienst zal willen vervullen. -- Daar hij van eene driejarige subsidie voor de provincie alzoo voordeel verwacht, beveelt hij ten slotte zijn amendement in de ondersteu ning der leden aan. De heer Buteux zegt dat gedeputeerde staten hebben gemeend dat het niet raadzaam was, het verzoek om eene driejarige subsidie in te willigen. Zij achtten het voor de Provinciale kas te bezwarend zich voor langeren tijd dan Voor een jaar te verbinden, waartegen de staten zich meermalen hebben verklaard, en zij hebben het voorstel tot het verleenen van subsidie voor éen jaar gedaan na dat de Spoorbootmaatschappij zich bereid heeft verklaard 'n dit geval den dienst ook weder voor een jaar te willen Voortzetten. De beraadslaging gesloten zijnde, wordt het amende ment van den heer "V erhagen in stemming gebracht en verworpen met 23 tegen 14- stemmen. Vöor stemden de heereu Hammaeher, Hoogenboom, Verhagen, Kake- beeke, Fransen van de Putte, van der Vliet, Bybau, Kroon, Pierssens, van IJsselsteijn, Mathon, Benteijn, jmouck Hurgronje en de Visser. De heer Snijder was bij deze stemming afwezig. Over het voorstel van gedeputeerde staten, tot het verleenen der subsidie voor éen jaar, wordt geen hoofde lijke stemming verlangd en dit als aangenomen be schouwd. (Vervolg in ons volgend nommer De oplossing van de crisis te Parijs schijnt met rassche schreden te naderen en nog VÓOr het afdrukken van dit nommer hopen wij per telegraaf daaromtrent eenige nadere Berichten te ontvangen. Blijkens den inhoud der heden ontvangen dagbladen wacht het publiek in de uiterste spanning de eindbeslissing uit Saint Cloud af, terwijl de politieke atmosfeer in de Fransche hoofdstad zeer drukkend begint te worden. Als blijk der schromelijke verwarring, welke overigens in deParijscheregeeringskringenheerscht waarvan de in lateren tijd te schrijven geschiedenis waarschijnlijk allermerkwaardigst zal wezen en zal doen denken aan een tooneel uit het hofleven van den sultan te Constan- tinopel zij gewezen op een paar tegenstrijdige uitin gen, met slechts vijf dagen tusschenruimte, van den keizer en vice-keizer afkomstig. De heer Kouher zeide, gelijk wij mededeelden, in het wetgevend lichaam: „het zijn de dijken, welke de overstroomingen veroorzaken." De eerste zeide in een uit het kabinet des keizers afkomstig artikel in le Peuple „dat men een dijk moest opwerpen tegen de revolutie." Dit karakter van tegenstrijdigheid, dubbelzinnigheid en weifeling bezit trouwens de ge- heele toestand des tweeden keizerrijks op dit oogenblik in hooge mate. Van tijd tot tijd geven de Duitsche vorsten, die in den laatsten oorlog door Pruisen zoo gewelddadig uit hunne staten werden verjaagd, eenige teekenen van leven door protesten tegen de hun aangedane onrechtvaardige behandeling. Zoo heeft thans de keurvorst van Hessen weder dergelijk stuk publiek gemaakt. Daarin verklaart hij te herhalen dat hij door zijne onderdanen te ont heffen van den aan hem afgelegden eed van getrouwheid, volstrekt geen afstand heeft willen doen van zijne rechten, maar alleen de Hessische bevolking in staat heeft willen stellen om rustig onder de Pruisische bajon- netten te leven, in afwachting van het oogenblik waarop deze weder uit het land zullen kunnen verdreven worden. Volgens verschillende berichten uit geloofwaardige bron hebben de Duitsche regeeringen thans meer bepaald eene diplomatieke gedachtenwisseling met de Beiersche regeering aangeknoopt omtrent gezamenlijke stappen ten aanzien van het aanstaand concilie te Rome. Ook Italië, Oostenrijk en Frankrijk schijnen omtrent dit punt onderhandelingen te voeren. I.aafsfe berfclitcn. Een heden avond uit Parijs ontvangen telegram meldt dat de crisis nog voortduurt. Van regeeringswege wor den krachtige pogingen in het werk gesteld om eene scheuring tusschen den tiers-parti en de linkerzijde in het leven te roepen. Het officieus regeeringsorgaan le Constitutionnel ver zekert dat de geruchten, als zou het ministerie zijn ontslag hebben ingediend, onjuist zijn. De keizer beraadslaagt steeds met de ministers over de vraag, welke houding de regeering tegenover de interpellatie moet aannemen en of zij dadelijk naar aanleiding hiervan met een nieuw politiek programma behoort op tè treden. Le Public verzekerde gisteren avond dat de regee ring heden belangrijke mededeelingen in het wetgevend lichaam zou doen. Er was, behalve de reeds in ons vorig nommer medegedeelde geruchten, ook een gerucht te Parijs in omloop, volgens hetwelk het ministerie, na den 's morgens gehouden ministerraad, zijn ontslag zou hebben ingediend. Het officieus orgaan la Patrie acht het waar schijnlijk dat de senaat spoedig zal worden bijeenge roepen tot de behandeling van een ontvverp-senaatsbesluit, waarbij de ministerieele verantwoordelijkheid zou worden ingevoerd. In de gisteren gehouden zitting van het wetgevend lichaam heeft de president Schneider gezegd dat hij heden zou voorstellen aan de vergadering om Maandag tot de keuze harer secretarissen over te gaan. Bij de voorts gehouden beraadslagingen over de toelating van eenige nieuwe leden is de heer Pelletan tot de orde ge roepen, omdat hij den coup d'état van 2 December een misdaad noemde. Uit het Loire-mijndistrict wordt gemeld dat de toe stand aldaar steeds dezelfde blijft. De werkstaking duurt voort, en overal worden de in den laatstent tijd genomen militaire maatregelen gehandhaafd. Aan eene beschouwing van Thomas Grimm in le Petit Journal, getiteld la Chasse a 1'or, ontleenen wij het volgende. Het goud, die vader van goed en kwaad, dat wonderen verwezenlijkt en ondeugden het aanzijn geeft, is reeds sedert de hoogste oudheid bekend. Ook sedert de hoogste oudheid hebben de menschen reeds getracht dat kostbare metaal op kunstmatige wijze te verkrijgen. Vooral in de middeleeuwen steeg dit zoeken tot een aanstekelijke bedrijvigheid en werd eeniger- mate de dwaasheid a la mode. Men noemde het toen liet zoeken naar den steen der wijzen. Sommigen beweerden het goud in de distillatie van den dauw te vinden, anderen in de ontleding van het kwik of van de zwavel. Sommigen zochten het zelfs in de menschelijke uitwerp selen, en, zonderling iets, aan een der laatsten, zekeren koopman Brandt te Homburg, is de phosphorus te danken dien hij in 1669 bij toeval vond. Sedert langen tijd echter heeft men van dergelijke, meestal met treu- rigen afloop gepaard gaande onderzoekingen afgezien, en hoewel de dagbladen onlangs meldden dateenchemist, Freteau genaamd, door zilver goud kon verkrijgen, is het niet waarschijnlijk dat deze navolgers zal vinden op dezen weg, waarvan het einde toch steeds zelfbedrog is. Daarentegen zal de zucht van den mensch naar goud eene nieuwe crisis van emigratie veroorzaken naar de- onlangs nieuw ontdekte gondvlakten in Australië. Het is echter van belang om hen, die lust zouden hebben om aldaar de fortuin te beproeven, vooruit te waarschuwen voor het lijden, de vermoeienissen, de ellende die hen bij dat mijnwerkers-leven wachten. Zij die in een dag blad het eenvoudige bericht lezen: „men meldt dat in Australië sporen der aanwezigheid van zeer veel goud ontdekt zijn", denken dat men daar, zooals men zegt, slechts moet bukken om het te bezitten. Wreede dwaling: de werkelijkheid heeft niets gemeen met die romaneske ideën. Het is echter waar dat men in het begin van dergelijke ontdekkingen enkele voorbeel den van - geluk kan aanhalen. In Australië, onder ande- ren, gaat een Londensch werkman, Thompson genaamd, teMelbourne ontscheept, op goed geluk de zijde op naar de vlakten, alwaar men gezegd had dat goud aanwezig was. Werktuigelijk ziet hij rond, bemerkt een blok van een vreem uiterlijk, en raapt het op. Het was een klomp van achthonderd duizend franken waarde. Den volgenden dag keert hij met de eerste pakketboot naar Londen terug, en verleden jaar stierf hij te Liverpool als een schatrijk rentenier. In Californië raapt een reizend komediant, met een Duitsch gezelschap aangekomen, een klomp goud op van twee en dertig kilo. Een andere klomp, te Quito in Mexico gevonden woog vijftig pond. Die uitzonderingen bevestigen echter slechts den alge- meenen regel dat lijden en ellende den ongelukkigen verlaten mensch ten deel vallen. Dikwijls komt de goud zoeker, die zijn land op een of ander leugenachtig bericht verlaten heeft, terecht in de onderaardsche gangen eener mijn-exploitatie want de mijnen moeten thans bewerkt worden, somtijds zelfs met machines van vijftig duizend franken en werkt daar voor een ellendig loon op plaatsen waar hij zelfs het zonlicht niet te zien krijgt, terwijl hij bij zijn vertrek het goud bij den weg liggende meende te zullen vinden. Heeft de mijnwerker het einde lij k nog door sparen, door ontberingen, door jarenlang slechts water en brood te eten, zoover gebracht dat hij een sommetje bespaard heeft, nauwelijks voldoende om naar het vaderland terug te kunnen keeren, dan wacht hem nog een nieuw gevaar. Hier en daar staat een enkele herberg waaraan niet oneigenaardig de naam van ratten vallen gegeven is. Na den eersten dag van zijn tocht naar huis, stapt de vermoeide mijnwerker de herberg in. Jarenlang heeft de ongelukkige slechts water gedronken, daarom stijgt reeds het eerste glas bier of wijn dat hij gebruikt hem naar het hoofd, doch niet spoedig genoeg naar den zin van den herbergier, wien hij zijne spaar penningen toevertrouwd heeft, daar deze „er anders niet voor instaat." De herbergier draagt zorg steeds twee of drie helpers tegenwoordig te hebben die den onervaren mijnwerker tot drinken of spelen verleiden. Geeft hij toe, dan is hij verloren! Dan zal de dronkenschap, zorg vuldig onderhouden, hem geen minuut loslaten. Orgiën volgen op orgiën. Nog eens en nog eens, totdat op een dag de herbergier onverwachts komt, hem een nota voor houdende waaruit hij ziet dat hij in éen week zijn gan- schen rijkdom doorgebracht heeft. Dan gepft de ellende ling hem twee shillings in de hand, en zegt dat hij zich nog gelukkig mag achten dat hij hem iets geeft om naar de mijnen terug te kunnen keeren. Er zijn eigenaars van „rattenvallen" die zoo in tweejaar rijk geworden zijn. Ook moordaanslagen zijn in die landstreken gausch niet vreemd. Een klomp later gebleken geen goud te be vatten is vijf malen van eigenaar veranderd tenge volge van moord. Geloof mij, zegt ten slote de heer Grimm, gij die dit leest, gaat niet op gouddelving uit: noch op de wijze der alchimisten, noch als goudzoekers; men verkrijgt er, met verachting van den rijkdom, slechts de ver achting van zichzclven door. Wanneer men hersenen heeft om te denken of een arm om te arbeiden, is de ware goudvlakte: de huiselijke haard, waar wij aan onze kinderen leeren, hetgeen onze ouders ons geleerd hebbende toepassing van deze oude bekende versregels van Lafontaine Travaillez, prenez de la peine, C'est le fonds qui manque le moins.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 3