in alle afdeelingen bijval vond, doch men te doene aan vragen wenscht af te wachten alvorens gedeputeerde staten voorstellen tot het vinden der vereischte fondsen zullen doen. De beslissing wordt mede tot de vol gende zitting aangehouden, terwijl de stukken voor de leden ter inzage worden gelegd. Op de vraag des voorzitters of, daar de voor deze zitting aan de orde zijnde onderwerpen zijn afgeloopen, een der leden alsnog eenig voorstel wenscht te doen of het woord verlangt te voeren, vraagt en verkrijgt de heer Verhagen het woord. Hij deelt mede dat bij de behandeling der provinciale begrooting in de afdeelingen tevens ter sprake is geko men de begrooting voor den stoombootdienst op de "Wester-Schelde, en dat in zijne afdeeling door eenige leden den wensch is te kennen gegeven om, instede van eene mededeeling te ontvangen van hetgeen men in 1869 voor den dienst noodig achtte en daarnaast te plaatsen wat men voor 1870 aanvroeg, de rekening te mogen hebben over 1868 en niet alleen die over 1867. net is intusschen bij die gelegenheid gebleken dat de rekening over 1868 nog niet geheel afgesloten en niet in zoodanigen staat van wijzen is, dat ze als bijlage ter voorlichting der leden dienen kan. Dit nam evenwel niet weg dat die leden behoefte gevoelden om in hét bezit te zijn van alle gegevens der rekening over 1868, op grond waarvan hij de vrijheid neemt gede puteerde staten speciaal te verzoeken, de beleefdheid te willen hebben al datgene wat strekken kan ter voor lichting der leden die zulks verlangen, ter griffie te doen nederleggen. De voorzitter antwoordt, namens gedeputeerde staten, dat aan het gedane verzoek zal worden voldaan. Ten slottg wordt besloten, de volgende openbare zitting te houden op morgen (Vrijdag), des voormiddags te 11 uren, en daarna de tegenwoordige gesloten. öuitmlanir. Algemeen overzicht. Reeds sedert geruimen tijd heeft de groote vriend schappelijkheid tusschen het Rnssische hof en de Ver- eenigde staten van Noord-Amerika zeer de aandacht getrokken. Men zocht lang te vergeefs naar het politiek belang, waaruit deze overeenstemming tusschen twee in zoovele opzichten tegenover elkander staande mogend heden te verklaren was. Eindelijk meende men dit gevon den te hebben in de Oostersche quaestie. Met deze oplossing van het raadsel kunnen velen zich echter nog niet vereenigen. Thans wordt tot staving dier oplossing gewezen op de benoeming van den heer Katakazi tot buitengewoon gezant en gevolmachtigd minister van Rusland bij de regeering te Y\ ashington. De heer Kata kazi was tot dusverre aan het ministerie van buiten- landsche zaken te St. Petersburg in het bijzonder belast met de afdeeling voor de Oostersche aangelegenheden, in welke betrekking hij in ruime mate bet vertrouwen genoot van den minister-staatskanselier Gortschakoff. Zelfs in de diplomatieke kringen der Russische hoofdstad wordt aan deze benoeming dan ook een buitengewoon gewicht gehecht en houdt men zich overtuigd dat deze in verband staat met de bekroning der vroegere ge- dacbtenwisselingen omtrent een geheime overeenkomst tusschen St.-Petersburg en Washington omtrent de Oostersche quaestie, ten einde de Russische regeering in staat te stellen om op eenig gegeven oogenblik krach tiger dan ooit in het Oosten tegenover de Westersche mogendheden op te treden. Aan den lieer Katakazi zou voorts een bekend Rus sisch publicist, een vriend van Herzen, worden toege voegd om door het houden van lezingen in verschillende Amerikaansche steden het Russische rijk aan de bevol king te leeren kennen en deze nog nader ten gunste eener toenadering van beide staten te stemmen. Eergisteren is het feest der onafhankelijkheid der Vereenigde staten van Noord-Amerika gevierd. Gelijk wel te voorzien was is daarbij de geestdrift in de Noor delijke staten groot geweest, terwijl in verschillende gedeelten van het Zuiden weinig opgewektheid tot feestvreugde bestond. Het Engelsch hoogerliuis heeft na al de amendementen, waardoor de bill op de Iersche staatskerk reeds zoo ge mutileerd werd, weder een amendement aangenomen met 160 tegen 90 stemmen, waardoor men thans over tuigd is geworden van de onmogelijkheid dat het lager huis het geamendeerd wetsontwerp zou goedkeuren. Dit amendement strekte om het gebruik der overschie tende gelden, welke de regeering ten behoeve dei- instellingen van weldadigheid wilde aanwenden, nader door het parlement te doen regelen. Te Lissabon is weder een nieuw conflict ontstaan tusschen dc regeering en de vertegenwoordiging, naar aanleiding van een wetsontwerp tot het aangaan eener leening. Men verwacht dan ook eene wijziging in het ministerie en de vervanging der ministers van financiën en van justitie. De openbare zittingen der commissie van enquête uit de Italiaansche kamer van afgevaardigden nopens omkoo- ping, waarvan sommige leden dier vergadering onlangs beschuldigd werden, hebben geleid tot de overtuiging dat eenige onbeteekenende stukken, door partij-harts tocht gelezen en geïnterpreteerd en later door sommige organen der dagbladpers geëxploiteerd, tot die beschul diging aanleiding hebben gegeven, doch dat daartoe geenerlei grond bestaat. Zoo althans blijkt uit de laatste mededeelingen omtrent den loop der gevoerde instructie uit Florence ontvangen. Frankrijk. Het dagblad Peuple franijais drukt zich in ziju bul letin op eene wijze uit, welke doet zien dat men zich in de regeeriugskringen omtrent, het ernstig karakter van den toestand geen illusies maakt. „Men weet, zeide dit blad, hoe gevaarlijk het is aan de dringende begeer ten van hen, die eene hervorming wenschen, een onvvrik- baren weerstand te bieden; de meest bestendige regee ringen zijn steeds die geweest welke zich het best wisten te schikken naar de noodzakelijk veranderlijke eischen der meening, of die in hunne getrouwste vrienden op rechte en, zoo noodig, stoutmoedige raadgevers bezitten." En verder „Wij kunnen te geruster zijn nu wij de par lementaire meerderheid meer geneigd zien om aan de minderheid nuttige en rechtvaardige concessiën te doen en terzclfdertijd de regeeriug meer geneigd vinden om naar de verlangens der minderheid, voor zoover zij billyk zijn, te luisteren en naar de raadgevingen der meerder heid te hooren dat is veel heter dan de minderheid in een engen en onwrikbaren kring te sluiten waardoor zij sterker wordt en tevens in verbittering toeneemt. Het zijn juist de dijken die de stroomen buiten hun oevers doen treden." Die beschouwingen zijn nu nog wel vrij algemeen en leeren ons niets omtrent de quaestie wat er van het verlangen naar eene ministerieele verantwoor delijkheid komen zal, doch met betoog op de bron waar uit het blad waaraan wij die ontleenen put (het kabinet des keizers), zijn zij niet zonder belang. Bij al de liberale ontboezemingen, door Napoleon III, vroeger geuit, zij ook herinnerd aan hetgeen hij, nu dertig jaar geleden, schreef, waaruit zou kunnen worden afge leid dat de verlangde hervormingen hem bijzonder zwaar vallen. Op genoemd tijdstip, October 1839, betaalde en bestuurde hij van uit Londen het dagblad le Capitole, dat te Parijs geredigeerd werd door Charles Durand. Eens toen hij naar prins Napoleon's oordeel te zeer in constitutioneele dwalingen was vervallen, ontving de gérant van dit blad een brief van den prins die Durand moest redden uit „den constitutioneelen afgrond." Die brief luidde letterlijk aldus: „Hoe kan le Capitole, dat zich tot orgaan maakt van het Napoleontisch en van het keizerlijk systeem, spreken zooals het doet: Hoe duldt het een artikel, hetwelk het spoor volgt dei- aanhangers van de Engelsche constitutie, wier hoofd beginsel is: le roi regne mais ne gouverne pas. Hoe kan alzoo een blad, dat zich Napoleontisch heet, zeggen dat het leger eer dient om het volk in tijd van vrede te verdrukken, dat in tijd van oorlog te verdedigen!" In een Dinsdag te Saint-Cloud gehouden kabinets raad, waarbij de hoeren Schneider en Jeröme David tegenwoordig waren, zou besloten zijn om de volgende concessiën te doen aan het wetgevend lichaamNiet het geheel bureau, maar de vice-presidenten zouden door de vergadering worden gekozen. De kroon zou den president blijven benoemen. De begrooting zou voortaan niet meer hoofdstuksgewijze, maar artikelsgewijze wor den behandeld. Dc staatsraad zou ten aanzien der door het wetgevend lichaam aangenomen amendementen niet meer zich hiermede bezighouden. Het recht van het richten van interpellatiën tot de regeering zou worden uitgebreid. Overigens zou de minister van staat op krachtiger wijze dan tot dusverre tegen de oppositie en den tiers-parti optreden bij de verdere beraadslagingen over het onderzoek der geloofsbrieven der leden van het wetgevend lichaam. Volgens la Patrie zal er, na de ratificatie der Belgisch-Fransche spoorwegovereenkomst, eene verga dering van gemachtigden worden gehouden der Fransche maatschappij de l'Est en der Nederlandsche en Belgische betrokken spoorwegmaatschappijen om nog eenige na dere bijzondere punten met elkander te regelen. Be arbeiders-quaestie. Bij de thans weder aangevangen zittingen der provin- ciale staten in België, worden door de gouverneurs der provinciën somtijds zeer belangrijke toespraken gehou den. Zoo heeft ditmaal de gouverneur van Brabant eene redevoering uitgesproken over het groote vraagstuk van den laatsten tijd, over de arbeiders-quaestie. Wij ont leenen daaraan het volgende, onder opmerking dat sommige beweringen misschien meer in het bijzonder of uitsluitend voor de Belgische politiek-sociale toe standen kunnen gelden. Van alle vraagstukken, welke de hedendaagsche maatschappij in beweging en onrust brengen, is die der verbetering van het lot der werklieden zeker wel een der gewichtigste en ingewikkeldste. Voor velen natuur lijk het onderwerp waarmede men zich bezig houdt, boezemt zij aan niet weinigen vrees voor de toekomst in. De reden hiervan is dat zich radicale en absolute tkeo- riën voordoen, welke het bestaande bedreigen en waarbij men openlijk „de economische en maatschappelijke revolutie" predikt. De werklieden, niemand ontkent dit, hebben het recht om te vergaderen, zich te ver eenigen, hunne belangen te hespreken en naar middelen te zoeken om op vredelievende wijze hun toestand te verbeteren: zij bezitten dat recht en liet is zelfs wensche- lijk dat zij van dit recht gebruik maken. Dergelijke samenspvekingen, binnen wettelijke grenzen beperkt maar overigens vrij, kunnen slechts nuttig zijn. Zij roepen strijd van meeningen in het leven, scheppen nuttige reac tion en ontnemen aan verschillende denkbeelden en systemen hun verleidelijk waas, terwijl zij de aanvan kelijk niet ondekte onmogelijkheid hunner verwezen- lijkingin een helder licht stellen. Door onverwezenlij kbare verwachtingen de volkshartstochten op te wekken, door heftige redeneringen straat-agitatiën in het leven te roepen, door bedreiging en geweld de vrijheid van den arbeid aan te randen, dit zijn strafbare buitensporig heden, welke de maatschappelijke orde verstoren, de algemecne rust in gevaar brengen, de nijverheid in hare bewegingen verlammen en vooral nadeelig zijn voor hen die men beweert te beschermen en wier belangen men zegt voor te staan. Te ontkennen, dat de toestand van den arbeidenden stand en ik bedien mij nog van deze gebruikelijke uitdrukking, hoewel er geen standen meer bestaan en wij allen arbeiders zijn te veel lijden en ellende oplevert, zelfs onverdiend, zou onbillijk en inhumaan wezen. Indien wij echter den blik wenden naar het ver leden en den toestand des werkmans van onze dagen vergelijken met dien van den werkman vijf en twintig jaren geleden, dan moet men toch erkennen dat eene ontzaggelijke ontwikkeling ten gunste der werklieden heeft plaats gehad. De maatschappij heeft vooral twee groote verplich tingen te vervullen jegens de arbeidende klassen: zij is haar onderwijs en vrijheid van den arbeid schuldig. Zonder onderwijs, geen werkelijke vrijheid voor de massa, geen mogelijkheid van vrijheid. Welke pogingen zijn dan ook niet reeds in het werk gesteld om het onderwijs te populariseeren, te ontwikkelen, te versprei den en het tot in de onderste maatschappelijke lagen te doen doordringen! Die zorg voor het onderwijs dei- massa is dan ook algemeen en openbaart zich in elk land. Er is heden ten dage niemand meer, die het zich niet verschaffen kan; het is onder het bereik van armen zoowel als rijken, liet zou echter niet genoeg zijn om de menigte door onderwijs te ontwikkelen, om haar als het ware het gereedschap in de hand te geven, indien zij terzelfder tijd niet in het bezit was van de vrijheid om daarvan gebruik te maken. Met de individueele capaci teit moet men hun ook dc maatschappelijke capaciteit schenken. Thans is het recht van vereeniging overal in meerdere of mindere mate erkend. Bij ons is het met het recht van vergadering, daarvan het hulpmiddel, onder de consti tutionele beginselen opgenomen. Ook de coalitie van arbeiders is geen wanbedrijf meer. De werklieden kunnen zich dus niet meer als onderworpen, als slachtoffers van anderen beschouwen. Terwijl zij individueel genomen zwak waren, zijn zij sterk geworden door vereeniging. Zij kunnen thans tot elkander komen, met elkaar samen- sprekingen houden, het werk stakenalleen geweld is hun verboden. Dit alles sluit dus de meest volledige vrijheid van den handenarbeid in zich. Toch is iedereen nog niet tevreden. Heftige en harts tochtelijke beschuldigingen worden geuit tegen onzen maatschappelijken toestand, welken men onderdrukkend cn tyrannieknoemt; bedriegelijke theorien wordenaan de arbeidersbevolkingen voorgepredikt, waardoor men haar zoekt te agiteeren en op te ruien. Ik wil thans niet treden in de groote quaestie der verhoudingen van ka-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 3