BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT.
Maandag 5 Juli 1869. No. 107.
Rechtzaken.
Gemengde Berichten.
Het provinciaal gerechtsof in Noord-Brabant heeft
Adriana Roelauds, oud 68 jaar, wed. van Cornelis Ro
vers, geboren en wonende te Rijsbergen, schuldig ver
klaard aan brandstichting, waardoor menschenlevens in
gevaar zijn gebracht en haar mitsdien veroordeeld tot
de straf des doods, uit te voeren binnen 's-Hertogcnbosch.
Na het reeds medegedeelde omtrent, de voor het pro
vinciaal gerechtshof in Zuid-Holland behandelde proce
dure tegen Jacob de Vletter, geven wij thans ook een
beknopt overzicht van het verhoor van den beschuldigde
zeiven in de zitting van jl. Donderdag. Wij ontleenen
dit aan het Dagblad van 's-Gravenhage.
De beschuldigde erkende de schrijver te zijn van de
brochure: openbare executie enz.; zoo dikwijls er ge
sproken is van scheldwoorden, die hij zou hebben
gebruikt, zijn er onwaarheden gezegd, want dit strijdt
en de getuigen hebben dit ook verklaard geheel met
zijne gewoonten. Heeft hij, altijd in gepaste bewoor
dingen, de politie dikwijls op onrechtmatige daden
opmerkzaam gemaakt, hij heeft en toont dit ook met
aanhaling van eenige voorbeelden aan meermalen ook
de partij voor de politie opgenomen, wanneer het volk
buiten haar rechten trad.
Wat de bad-quaestie betreft, daaromtrent gaf de
Vletter, weder met opgave van tal van voorbeelden, op,
dat hij nimmer buiten zijne bevoegdheid was gegaan. Er
bestond geen verordening de agenten verklaarden
het eenstemmig, dus hij zag iu dat baden niets.
bending der eerbaarheid kon het niet opleveren, want
bij ging, meer nog dan men dat op concerten en bals
doet, alle onzedelijkheid tegen. Andere verhalen, van
vijandigheden tegen de politie getuigende, trachtte hij
te weêrleggen. Maar het voornaamste der besclmldi-
ging het gebeurde op Vrijdag 30 en Zaterdag 31 Octo-
ber legde hij op deze wijze uit. Van vroegere volks-
°Ploopen had hij alleen uit de courant iets vernomen,
namelijk dat er jongens de stad doorkruisten. Alleen
was hem Donderdag avond bij zijne tehuiskomst verteld,
dat door een menigte jongens voor zijn huis een ovatie
gebracht was. Des Vrijdags avonds ging hij naar de
zangvereeniging; Besselaar, die hem dat nooit te voren
bad gevraagd, Besselaar had hem dien avond verzocht
bem tot dat einde te komen afhalen.
Op zijn weg naar Besselaar ontmoette hij een volks
menigte, die hij, door een anderen weg te kiezen, ontliep.
Met Besselaar naar de zangvereeniging gaande, zag hij
n" de menigte op de Hoogstraat en hij wilde dan toch
°°k eens zien wat er was. „Wat is er?" had hij herhaal
delijk gevraagd. „Ik weet het niet, de jongens komen
uit de school."
Baar het hem niet gunstig uitzag, ging hij dus niet
Verder in het gedrang, maar, zeer natuurlijk, de Valken-
steeg iD) ,je stilste wegen kiezende, de Oosterkade,
Oroote Draaisteeg, 't Oudekoofd, de Boompjes, en sprak
herhaaldelijk de menigte, die hem na herkenning ge
bigd was, toe. En wat die toespraken aangaat, lag daarin
techtstreeksche of middellijke opzetting?
Het meest laakbare wat hij gezegd zou hebben vol
gens de Bie en Manders, wier verklaringen de beschul
digde geheel nietswaardig achtte was: houdt jelui je
goed, wees sterk, in tijd van nood zal ik je helpen, toont
je kracht, juist houdt je goed. Weest sterk sterk
!n den goeden zin, in tijd van nood zal ik je helpen. Dus
uu niet nu is 't geen tijd van nood. Toont de zedelijke
bracht. Is dat opzetting tot wederspannigheid?
Maar dat volgen van de menigte verveelde hem en hoe
bon hij zich er van ontsiaan? Ha, daar valt hem iets in:
*lng als hij ter been is, evenals van gedachten, loopt hij,
boek rechts, hoek links, om het volk des te gemakkelijker
ontkomen, de Oranjestraat en het bureau van den
Waterschout binnen, laat de deur sluiten om niet opge
merkt te worden, maar wordt dadelijk door den commis
saris ontvangen met de woorden: „Zoo, smeerlap, ben
je daar?" Wat smeerlap, tegen hem, die niets op het. ge
weten droeg?
En nu antwoordt hijals ge dat nog eens zegt dan zal
ik u vernietigen. „Vernietigen!" 'tBeteekende waarlijk
niets. Vernietigen kou hij toch niet. Eenmaal wilde
men hem naar den hoofdcommissaris brengen. Naar
den hoofdcommissaris, hem? Waartoe? Hij had niets
misdaan, hij was tot persoonlijke beveiliging in het
bureau gekomen. Maar nu viel hem ook in, dat een jongen
hem gewaarschuwd had dat hij zou worden gearresteerd.
Hij ging daarom des te minder naar den hoofdcommis
saris; had men hem naar de Pauwensteeg willen brengen,
hij was misschien nog meegegaan. Maar naar den hoofd
commissaris Daar had hij niet meê op en riep dus
zeer eenvoudig tot de burgers, die inmiddels voor 't bu
reau genaderd waren: „ik wil er uit, ze willen me hier
houden", en als men wil „help mij Waarom niet? Men
arresteerde hem onrechtmatig, dus mocht hij gerust hulp
tegen deze onrechtmatige daad inroepen.
De waterschout laat hem los; hij gaat nu naar de zang
vereeniging. Doch het volk volgt hem. Kon hij nu zoo,
met dien troep achter zich, naar die zeer nette zangver
eeniging gaan Hij spreekt dus het volk aan en, in de
verontwaardiging, waarin hij verkeert, gewaagt hij van
het gebeurde met den waterschout en zegt dat hij dezen,
zoo hij hem niet had laten gaan, had willen verscheuren.
Ja, dat heeft hij gezegd, dat strookt geheel met zijn ka
rakter. Als 't recht aan zijn kant is, dan verzet hij zich
met kracht, al staat hij tegenover vijf menschen. Daar
komt de getuige Voorhoeve er bijdiezegtop zijn teenen
te worden getrapt. Beschuldigde werd zoo dikwijls op
de teenen getrapt, kan't anders in zulk een gedrang?
Maar er ontstaat een woordenwisseling. Ach, deukt hij,
hoe moet dat nu weêr eindigen? Wacht: „jongens, laten
we hem maar eens overschreeuwenZe schreeuwen en
zoo komt 't tot een einde. Is dat niet zeer goed uitge
dacht
Nu wordt de tocht weêr voortgezet nadat de beschul
digde zich bijna gearresteerd ziet. Hoe komt hij daaraf?
Hij zegt: „burgers, ze houden me vast,helpt me. Het volk
zal naar huis gaan, als de politie weggaat en mij los
laathet gebeurt zooals beloofd was en ze gaan nu, ja
zingende, maar toch tamelijk bedaard, voort. En wat
doet.nu de beschuldigde nadat hij 't was te laat voor
de zangvereeniging te huis is gekomen Hij houdt
eene toespraak die rust en kalmte ademde, ec-ne toe
spraak waarin hij aanmaant ordelijk en bedaard naar
huis te gaan. Hij verbiedt het afsteken van slangetjes
en het roepen van „weg met de politie!" Want hij
achtte en hier haalde de Vletter weder een aantal
voorbeelden van ondersteuning der politie aan de
politie in sommige gevallen te veel noodig. Hij dankte
voor „de eer hem bewezen door het volk, dat hem ovatiëu
bracht; natuurlijk, hij moest zich daarmeê vereerd be-
toonen, anders had hij nog een pak slagen kunnen krij
gen. Maar boven alles maande hij tot rust eu orde aan.
Omtrent het Zaterdag avond voorgevallene heeft hij
zich verantwoord op de voorgelezen advertentie in dezer
voege: Dankbetuiging en wat daarop volgtdat mocht
hij doen; hij bedankte voor hulp tegen eene handeling,
die de wet zelfs „aanranding" heet en 't was wederrech
telijk, dus ook „boosaardig;" en „ik zweer dat ik zal
voortgaan alle driest geweld kloek te bestrijden" mag
dat niet? Mag men geen driest geweld kloek bestrijden?
„Met vertrouwen op zekere overwinning onder den alver-
mogenden bijstand der welgezinde burgerij." Der „wel
gezinde burgerij," dus niet van die woeste volksmassa.
Na breede uitweiding over het algemeen karakter der
gebeurtenissen en der feiten, hem ten laste gelegd, liet
de Vletter zijne zaak aan 't oordeel van 't hof over.
Het Donderdag door den advocaat-generaal mi1. Terpstra
genomen requisitoir hebben wij reeds medegedeeld.
De conclusie van de zeer uitvoerige pleitrede van den
verdediger m'. J. J. Bergsma in de zitting van Vrijdag
strekte tot vrijspraak.
Heden is re- en dupliek gepleit.
Vrijdag morgen zoo wordt uit Brest gemeld
was de telegrafische gemeenschap met de Great Eastern
hersteld.
De uitgevers van het te Amsterdam verschijnende
Algemeen Nederlandsch Nieuws- en Advertentieblad
berichten aan het hoofd van het nommer van jl. Donder
dag aan de geaboneerden„dat, tengevolge der werk
staking, hunne drukkers de kopijen van een geheel
vel bijvoegsel met advertentiën, binnen- en buitenland-
sche politieke berichten, schepen in lading, een gedeelte
kunstverslagen enz., on afgezet moesten laten liggen."
Uit Ilarlingen schrijft men 30 J uni„De grene onder
onze houtvlotters schijnt wel een drama in twee bedrijven.
De eisch der werklieden, om verhooging van daghuur, is
toegewezen, maar nu volgt op de actie ook reactie. De
lieeren houtkoopers hadden voor de arbeiders een spaar
pot, geformeerd uit loon, dat hun boven de vaste ver
dienste werd toegerekend, doch dat, met eene belangrijke
verhooging uit een ander fonds, in de winterweken, als
er geen werk was, in de gedaante van wekelijksche
uitkeering werd toegelegd. De heeren houtkoopers
stemden wel toe in de verhooging van het dagloon, maar
verklaarden voortaan niet meer bedoelde verhooging te
zullen geven en administreeren. Thans verlangen de
balkvlotters maar weder te werken op den voet van
voorheen." {Arnh. cour.)
Te Lyon neemt het staken van den arbeid nog
steeds toe; de zij de werksters en de werklieden der
vermicellifabrieken hebben ook den arbeid gestaakt; de
parapluiewerksters hebben aan de patroons voorwaarden
gesteld en zullen, indien zij niet worden aangenomen
insgelijks den arbeid staken dit voorbeeld zal door de
werklieden der koper- en ijzerfabrieken worden gevolgd.
Sedert eenigen tijd hebben vele sigarenmakers te
Leipzig den arbeid gestaakt, omdat niet voldaan werd
aan hunne Juni-eischen naar hooger loon. In den voor
middag van den 2i™ Juni hebben ongeveer 100 hunner,
door den afgevaardigde naar den rijksdag, sigarenmaker
Fritzsche, en door een groot aantal betrekkingen en
vrienden uitgeleid, de stad Leipzig in vreedzamen
optocht verlaten. Indien niet vroeger werk gevonden
werd, zou de reis naar Hamburg worden voortgezet.
Reeds in het in de onmiddellijke nabijheid van Leipzig
gelegen dorp Eutritzsch was echter aan het vreedzame
karakter van den tocht een einde gekomen, en waren
vechtpartijen tusschen de sigarenmakers en de dorpe
lingen ontstaan, die tengevolge hadden gehad, dat de
eerstgenoemden over de Pruisische grenzen een goed
heenkomen hadden gezocht, en de stad Delitzsch hadden
bereikt, alwaar zij pogingen hadden aangewend om de
fabriekarbeiders tot het vorderen van hooger loon en tot
het staken van den arbeid over te halen. Ongeregeld
heden en talrijke inhechtenisnemingen waren daarvan
het gevolg geweest.
Blijkens eene mededeeling, voorkomende in het
officieele dagblad der Wurtembergsche regeering, zullen
in het vervolg eenige van de bekwaamste leerlingen van
de kweekschool voor onderwijzers, in de hoofdstad
gevestigd, naar Frankrijk gezonden worden ten einde
aan dergelijke school te Cluny gedurende den noodigen
tijd zich in de Fransche taal te oefenen. Wederkeerig
zal men uit Frankrijk een zeker getal leerlingen dei-
school te Cluny naar Stuttgart zenden, om de Duitsche
taal te beoefenen. Men stelt zich voor, dat deze maatre
gel zeer gunstig op het onderwijs zal werken.
Het successierecht voor de in den derden graad
geërfde roerende en onroerende goederen der nalaten-