Gemengde Berichten. Th ermometerstand. Staten-generaal. woning, zijne moeder in eigendom toebehoorende en door deze voor f 1 's weeks verhuurd aan Cornelis van Boxtel en Janna Kloet. Een en ander had plaata tegen den zin der huurders, en buiten hunne toestemming. Zelfs werd den beklaagde ten laatste de toegang tot den zolder door van Boxtel geweigerd, daar hij wel voorgaf het dak te zullen repareeren, maar in stede daarvan openmaakte ook datgene wat van Boxtel zelf reeds had dichtgemaakt, teneinde van den last van een openlig genden zolder althans zooveel mogelijk bevrijd te zijn. De beklaagde overwon het bezwaar dier weigering echter hierdoor, dat hij tegen den gevel der woning een ladder plaatste en daarlangs zich naar het dak begaf, om het van zijne pannen te ontdoen. Het doel dat de beklaagde met deze handelwijze beoogde was, volgens zijne eigene verklaring, dit: dat hij op die wijze de huur ders, die in gebreke bleven ten aanzien van de betaling der huur, wilde noodzaken de woning te verlaten. De rechtbank heeft den beklaagde, terzake van voornoemde feiten, strafbaar gesteld bij art. 437 van het wetboek van strafrecht, verwezen naar den procureur-generaal bij het provinciaal gerechtshof in Zeeland. Januis Mabelis, oud 25 jaren, arbeider te Nieuw- vliet beklaagd dat hij in den laten avond van den 8™ Mei jl. op de openbare straat luidruchtig' gezongen en geschreeuwd, en twee veldwachters beleedigend toe gevoegd heeft: „we zullen je wel eens krijgen" is schuldig verklaard aan het maken van nachtelijk buren gerucht tot verstoring van de rust der inwoners, alsmede aan beleediging met woorden jegens een bedienend be ambte in de waarneming zijner bediening, en veroordeeld in twee geldboeten: eene van f 5.50 en eene van ƒ8, alsmede in de kosten. Maria Theresia Versick, oud 16 jaren, wonende te Sluis beklaagd dat zij den 4"" Mei jl. is gekropen door een haag, dienende tot afsluiting der burgerlijke begraafplaats te Sluis, na daarin vooraf opzettelijk een gat gemaakt te hebben, alsmede van het afbreken en zich arglistig toeëigenen van eenig hout -- is bij verstek niet-schuldig verklaard aan het maken van het gat iri de haag, als zijnde dit niet wettig en overtuigend bewezen, doch schuldig aan eenvoudigen diefstal, gepleegd onder verzachtende omstandigheden, en ter dier zake veroor deeld tot drie dagen gevangenisstraf en in de kosten. Pieternella Huijssoon, vrouw van L. Suermondt, oud 32 jaren, landbouwster te Oost- en West-Souburg beklaagd dat zij den 23en April jl. in den winkel en tot de vrouw van G. L. Bosschaart beleedigende uitdrukkingen heeft gebezigd ten aanzien van Willemina Wouterse, huisvrouw van Polderman is schuldig verklaard aan het uiten van smaad- en scheldwoorden, en veroordeeld tot eene geldboete van f 8 benevens in de kosten. Jacobus Johannes Jacques, wagenmaker te Heille beklaagd dat hij op den 27«n April jl. in eene herberg aldaar Leviuus de Bruijne moedwillig slagen en stooten heeft toegebracht is schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van slagen en stooten, waardoor geenerlei ziekte of beletsel om te werken is veroorzaakt, en, onder aanneming van verzachtende omstandigheden, veroor deeld tot eene geldboete van f 8, alsmede in de kosten. Pieter de Langhe, oud 22 jaren, paardenknecht te .Heille beklaagd dat hij den 27en April jl. op de straat te Sluis P. de Clercq moedwillig op den grond geworpen en geslagen heeft is mede schuldig verklaard aan het moedwillig toebrengen van slagen en stooten, en tot drie dagen gevangenisstraf en in de kosten veroordeeld. Gerrit Klomp, oud 22 jaren, werkman te Aarden burg beklaagd dat hij den 24<"> April jl. een „afmaak'' ten nadeele van den landbouwer P. B. de Backere moed willig verbroken en medegenomen heeft is aan het hem ten laste gelegde feit schuldig verklaard en veroor deeld tot eene gevangenisstraf van eene maand en eene geldboete van 25, alsmede in de kosten. De Goessche courant verneemt dat het bestuur der Vereeniging voor volksvermaken te Goes besloten heeft, binnen kort eene harddraverij voor de leden te doen plaats hebben, waaraan ook paarden „van zessen klaar" zullen deelnemen. Men verneemt dat aan den beeldhouwer Jos. Graven, te 's-Bosch is opgedragen het vervaardigen van het standbeeld in steen van Piet Hein, ter nagedachtenis van den grooten zeeheld te Delfshaven op te richten. Tot de Koninklijke Nederlandsche vereeniging voor zeewezen en scheepvaart, onder beschermheerschap van Z. M. den koning wier statuten thans zijn open baar gemaakt zijn bij de oprichting toegetreden de Koninklijke Nederlandsche yacht-club te Rotterdam, de Koninklijke Nederlandsche zeil- en roeivereeniging te Amsterdam, de Amsterdamsche roei- en zeilvereeniging „de Hoop," de zeilvereeniging Oostergoo te Leeuwarden, de zeilvereeniging te Sneek, de zeilvereeniging te Wor- kum, de roeiclub Gloantus te Amsterdam, en de zeil- en roeivereeniging te Harlingen. Andere roei- en zeil- vereenigingen, hetzij bestaande of later op te richten, kunnen worden opgenomen, mits hare aanneming ge schiede door het bestuur. Het hoofdbestuur is gevestigd te 's-Gravenhage, onder het voorzitterschap van Z. K. H. prins Hendrik der Nederlanden. Het doel der vereeni ging bestaat hoofdzakelijk in: 1». opwekking en verbe tering van den zeemansstand, en 2». wetenschappelijke en practische bevordering en ontwikkeling zoo van de groote- als binnenlandsche vaart, van visscherijen, van scheepsuitrustingen, van meteorologie enz. Jl. Dinsdag avond werd in eene algemeene verga dering van aandeelhouders in de Nieuwe Rotterdamscbe courant het 25jarig bestaan dier courant herdacht. Bij deze gelegenheid werd den heeren H. Nijgh, als oprichter en directeur-uitgever, en m'. u. h. Tels, als hoofdredac teur, door de aandeelhouders een aandenken vereerd, bestaande in een sierlijk bewerkte zilveren bokaal met deksel. De voor den heer Nijgh bestemde bokaal prijkt met het beeld der Rotterdamsche stedemaagd, houdende een eikenkrans in de rechterhand, waarmede zij rust op eene drukpers. In de linkerhand heeft zij eenige nieuws bladen ter verspreiding gereed. Aan hare voeten stroomt het water der Rotte uit eene urn. De vaas, voorzien van rijk drijfwerk, is georneerd met toepasselijke attributen, jaarcijfers enz., waaronder een geslingerd lint met op schrift: „Aandeelhouders der Nieuwe Rotterdamsche cou rant aan den oprichter, directeur II. Nijgh." De andere bokaal, bestemd voor den heer Tels, vertoont het beeld der journalistiek, zwevende boven een wereldbol en triomfantelijk een eikenkrans naar boven heffende. De bol vertoont op de voorzijde het vijfentwintigjarig tijdperk, omgeven van een stralenkrans; aan de andere zijde het monogram van den heer Tels. De bol zweeft tusschen lauwer- en eikenloof, terwijl tusschen de takken, die uit het voetstuk verrijzen, eene schrijfpen is aange bracht, in het midden van een vlammend zwaard, met leeuwenkop op het gevest, en een brandende fakkel. Op het voetstuk prijken de Nederlandsche en Rotter damsche wapens, met attributen van handel en scheep vaart, terwijl eene jarretïere tot opschrift draagt: „Aandeelhonders der Nieuwe Rotterdamsche courant aan den hoofd-redacteur mi". H. II. Tels." Tevens werd uitvoering gegeven aan een buiten het commissariaat om opgevat plan der aandeelhouders, om mede een dergelijk bewijs van erkentelijkheid aan te bieden aan den heer A. A. Nieuwkamp, als president van commissarissen. Hem werd mede een zilveren bokaal vereerd. Deze prijkt op het deksel met een genius, het wapenschild van den heer Nieuwkamp omkransende, benevens het opschrift: „Aandeelhouders der Nieuwe Rotterdamsche courant aan den president-commissaris A. A. Nieuwkamp." Tusschen lauwer- en olijftakken zijn op het corps der bokaal medaillons aangebracht, met attributen der presidiale waardigheid en der comptabi liteit, benevens schrijfgereedschap, verschillende cou ranten en de jaarcijfers 1844 -1869 Op het voetstuk voeren twee dolfijnen op den kop de namen van Maas en Rotte, waartusschen een Mercuriusstaf en een anker. De heer Nijgh was wegens ongesteldheid verhinderd tegenwoordig te zijn, doch werd in den kring der aan deelhouders, op dezer uitnoodiging, vertegenwoordigd door zijn zoon, den heer J. C. Nijgh. Laatstgenoemde deed mededeeling van een door zijn vader voor dezen avond bestemde „korte herinnering" met betrekking tot de geschiedenis der Nieuwe Rotterdamsche courant. Gisteren avond is de onderkoning van Egypte te Brussel aangekomen en ontvangen door den luitenant- generaal Chazal. Morgen wordt ter zijner eere een groot diner door den minister van buitenlandsche zaken gegeven, en zal voorts een gala-voorstelling in het Theatre royal de la Monnaie plaats hebben. Een telegram uit Brest van gisteren middag 12 uren meldt dat de telegraphische communicatie met den Great-Eastern nog niet hersteld is. Te Harlingen zal den 7«> Juli a. een zeil- en roei- wedstrijd worden gehouden, waarbij vijf verschillende soorten van oorlogschepen tegenwoordig zullen zijn, namelijk: de monitor de Tijger, het ramtorenschip de Buffel, de korvet 2« klasse Urania, de scboonerbrik Ternate en de kanonneerboot Pro-Patria. De heer Paul de Cassagnac heeft, volgens den Figaro, aan den heer Henri Rochefort eene uitdaging gezonden wegens eene beleedigende passage in een der laatste nommers van la Lanterne. Het dagblad le Peuplo Beige dringt er op aan dat Rochefort de uitdaging niet aan- neme. 1 Juli 'sav. 11 u. 57 gr. 2 'smorg.7u.58gr.'smidcLlu.64gr. TWEEDE KAMEK, Zitting van Donderdag 1 Juli. Algemeene beraadsla gingen ontwerp regeling onderwijs militaire academie. De algemeene beraadslagingen over het wetsontweqp tot regeling van het onderwijs bfj de koninklijke mili taire academie bepaalden zich meer tot enkele losse beschouwingen, dan tot een grondig debat over het hoofdpunt, waarop de geheelo regeling berust: aanslui ting van het academisch onderwijs aan het onderwijs van de hoogere burgerscholen en, in verband hiermede, slechts tweejarigen cursus aan de academie. Volgens het ontwerp is het diploma van het examen der hoogere burgerscholen voldoende om tot de academie te worden toegelaten, maar wordt dit niet volstrekt vereischt en kan men ook volstaan met het afleggen van een examen in al die vakken welke op de hoogere burgerscholen worden onderwezen. Deze quaestie zal bij de behande ling van art. 4 moeten worden beslist. De redevoeringen der verschillende sprekers kwamen hoofdzakelijk hierop neder. De heer de Casembroot keurde in de eerste plaats de inrichting af der speciale cursussen te Maastricht en te 's Bosch voor de opleiding van onderofficieren uit de korpsen tot officieren, als zijnde onbillijk en onrecht vaardig vooral jegens mindervermogenden. Ten tweede noemde hij het een gewaagd stuk de geheele militaire opleiding afhankelijk te stellen van het onderwijs op de hoogere burgerscholen, vooral omdat het middelbaar onderwijs nog slechts kort werkt. Ten derde wenschte hij de vereeniging van de officieren voor de genie, de artillerie en de marine, in éene algemeene academie. De heer de Roo van Alderwerelt keurde mede af het door den heer de Casembroot in de eerste plaats bespro ken punt en wenschte ook daarvoor wettelijke regeling. Wordt het wetsontwerp in zijn zin geamendeerd, dan zal hij er voor stemmen. De heer de Bieberstein, die zoowel het nut eener wetenschappelijke als eener militaire opleiding trachtte te bewijzen, verwachtte van de werking dezer wet vele goede vruchten. De heer van Sypesteijn wenschte ook wettelijke regeling van de opgerichte cursussen te Maastricht en te 's Bosch. De heer Gratama was van oordeel dat de militaire omleiding niet genoog in dit ontwerp op den voorgrond is gesteld en wees op het vreemde verschijnsel, dat de minister van marine zich verzet tegen wettelijke rege lingvan het onderwijsaan deaanstaande marine-officieren. Tegen het beginsel der wet: aansluitingaan hetonderwijs van de hoogere burgerscholen had hij geen bezwaar, maar wel daartegen dat dit beginsel niet consequent was toegepast. De heer Sloet van de Beele verlangde dat ook het diploma van het eindexamen, afgelegd aan het gymnasium te Batavia, voldoende zou ziju om tot de academie te - worden toegelaten. De heer Nierstrasz bestreed op verschillende gronden het boven omschreven hoofdbeginsel der wet en meende dat het voor den aanstaanden officier volstrekt noodig was dat hij reeds op zeer jeugdigen leeftijd een militaire opvoeding verkreeg. Hij bestreed het denkbeeld der vereeniging van de officieren der land- en zeemacht op éene academie. De heer van Naamen verklaarde zich daarentegen voor het hoofdbeginsel der wet, doch verlangde dat al het militair onderwijs wettelijk wierd geregeld. De heer J. K. van Goltstein keurde het goed dat in deze wet niet alle bijzonderheden waren geregeld, doch kon zich daarom toch nog niet vereenigen met het hoofd beginsel waarop de wet steunt: 1». omdat het onver schillig moet zijn waar men de vereischte kundigheden heeft opgedaan; en 2». omdat de militaire opleiding daardoor te veel wordt achtergesteld. De minister van oorlog verklaarde zich bereid om later, wanneer de uitkomsten van hot onderwijs op de cursussen te Maastricht en te 's Bosch gunstig waren, ook deze zaak wettelijk te regelen. Zonder zich nu in te laten met de verdediging van het hoofdbeginsel der wet, trachtte hij toch nu reeds de aansluiting aan het onder wijs op de hoogere burgerscholen te verdedigen, vooral ook om da: rdoor te komen tot de ontwikkeling van zijn gevoelen, dat, in dat geval, een tweejarige cursus aan de academie voldoende is ook voorde militaireopleiding. In antwoord op de vraag van den heer Sloet, gaf de minister van koloniën te kennen, dat, vermits het onder wijs op het gymnasium te Batavia niet bij de wet was geregeld, men het diploma van die school niet gelijk kon stellen met dat van de hoogere burgerscholen. De minister van marine verklaarde nog niet overtuigd te zijn van de wenschelijkheid om ook het onderwijs voor de.officieren der zeemacht bij de wet te regelen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2