fcHritnUartft, HET ACHTSTE ZEEUWSCH MUZIEKFEEST Burgerlijke stand. Middelburg. Eerste huwelijks-afkondiging van den 30" Mei: A. W. Houpt, jm. 25 j. met C. J. Duijvewaard, jd. 34 j. A. van der Linden, jm. 26 j. met E. van Sorge, jd. 31 j. (Van 22 tot 29 Mei.) Vlissingen. Gehuwd: J. Hamelink, jm. 24 j. met A. G. la Port, jd. 22 j. W. Meerman, jm. 24 j. met J. C. Daams, jd. 18 j. Bevallen: J. C. Krul, geb. Jonker, d. A. de Vries, geb. Ernst, d. D. de Smidt, geb. Bruins, z. T. Poppe, geb. Kastelijn, z. (doodgeb.) Overleden: J. Kuipers, man van S. J. Schnabel, 67 j. A. C. Bevel, d. 5 j. W. Huibregtse, wed», van A. Pouzet, 78 j. T. Kastelijn, vrouw van A. Poppe, 36 j. Goes. Bevallen: W.A.Kosten, geb.Verburg,d. J.Vis ser, geb. Harthoorn, d. P. C. Theuns, geb. Gellink, z. E. C. Bliek, geb. Mol, d. G. van Immerzeel, geb. Booke- laar, d. F. van Hese, geb. Kloosterman, z J. Molhoek, geb. Donga, d. (levenl.) Overleden D. van Hiele, man van 8.1. de Wee, 70 j, H. M. C. van Deinse, jd. 27 j. B. J. Geijp, vrouw van A. W. Rijnberg, 52 j. H. Toolnaar, jd. 22 j. Zierikzee. Gehuwd: J. Stork, jm. 26 j. met C. T. Buijze, jd. 30 j. A. van Beveren, jm. 22 j. met M. Kramer, jd. 23 j. J. den Boer, jm. 34 j. met A. C. llombouts, jd. 28 j! Bevallen: P. J. Nevelle, geb. Schouten, d. E. Verkaartj geb. de Crolij, d. M. C. E. Specht, geb. Willems, z. N. van den Berge, geb. de Braai, d. J. Slootmaker, geb. Ture- lure, z. M. G. Bossaert, geb. van der Loo, d. J. Lemson, geb. Hanse, z. (levenl.) Overleden: C. Leydekkers, man van C. Schoenmakers, 73 j. C. Specht, z. Ij. J. P. Bokstal, jm. 26 j. J. C. Put, z. 3 j. J. Blok, weduwn. 77 j. Verkoopingen en aanbestedingen. Gisteren heeft te 's Hage, ten behoeve der staatsspoor wegen, de aanbesteding plaats gehad van het doorgraven van den zeedijk vóór de uitwateringsluis bewesten Vlis singen, het uitbrengen van nollen en de verdediging daarvan, het bouwen van een sluiswachterswoning met plateau en het maken van twee bazaltvleugels. Daarvoor waren ingekomen 7 biljetten, van de heeren H. Hagen, te Bruinisse, 195,0005 J. Filis, te Vlissingen 129,000 A. Serretje., te Sliedrecht, 128,600; J. van Haaiten, te Sliedrecht, f 119,000; G. F. Katnpschreur, te Vlissingen, ƒ96,400; J. van der Velden, te Sliedrecht, /87,800; en C. Wisse, te Zaamslag, ƒ86,000. De laagste inschrijving is alzoo van den heer C. Wisse, voor ƒ86,000. Tlicrmoiiictcrstand 2 Juni 's av. 11 u. 53 gr. 3 'smorgVu.ödgr.'smidd.ln.bggr.'sav.llu.öögr. 4 'smorg.7 u. 58gr.'smidd. 1 u. 62gr te Middelburg, op 3 en 4 Juni 1869. Op Het Jfeest. II. De dag van gisteren, de dag waarop de eerste der twee feestavonden plaats vond, werd niet door helderheid of vroolijkheid gekleurd. Eene sombere lucht en een bijna voortdurende regen zetten, als 't ware, eene sordine op de opgewekte stemming die den dag te voren heerschte. Men zag toen reeds de vlaggen wapperenmen zag op het gelaat der meeste wandelaars en der vele bezoekers van sociëteiten en andere dergelijke plaatsen, de onmis kenbare teekenen dat er in Middelburg iets ongewoons voorviel. Daarvan lag het kenmerk, ik zou haast zeggen, zelfs in de atmospheer. Hoe het zij, de minder gunstige gesteldheid van het weder had evenwel ook hare goede zijde. Koor en orcliestleden, vooral die van heinde en ver komen, maken toch gaarne van goed weder gebruik om uitstapjes te doen, terwijl zij nu minder daartoe uit gelokt wordende, hunne krachten beter voor de uitvoe ring bespaarden. Op de belangstelling van den kant van het publiek had de somberheid en nattigheid van het weder zeker geen invloed. Tallooze scharen stroom den naar de Koorkerk om het verheven muzikaal genot te smaken dat te zelden geboden wordt. Voorwaar, een gelukkige aanblik! wanneer men ziet dat het meer edele der kunst zoo velen tot zich trekken kan, en dat deze zoo te waardeeren neiging ten goede niet door al de onzedelijke en bedorven muziek van den tegenwoor- digen tijd verstikt wordt! Voor mij komt nu de moeilijkste taak. Een eritiek te schrijven, onpartijdig en waar, zonder fyier of daar de teére eigenliefde of lichtgeraaktheid, in het algemeen den musici meer dan andere personen eigen, te kwetsen, is, geloof ik, onmogelijk. Jean Paul zegt ergens: „die Kritik bringt die liaare in Ordnung aber sie reiszt auch die meisten aus." Dat is naar mijne meeniug nu niet noodzakelijk- Ik zal ten minste trachten, (het wordt mij trouwens hier door de goede uitvoering makkelijk gemaakt), een eritiek te leveren zonder „zu viel aus zu reiszenHet doel eener beoordeeling is hoofdzakelijk, althans hier, de feilen aan te duiden, teneinde verbetering te erlangenmaar niet om in den naam der aesthetiek zich op den misdadiger te wreken. Elias, het prachtige oratorium, van den onvergetelij- ken Mendelssohn, was het waarop wij ons gespannen hadden. Laat ik in de eerste plaats over de koren, die het hoofd-element van het werk zijn, spreken. Het brandt mij toch op de tong om van mijne ingenomenheid daar mee blijk te geven. Inderdaad was het verrassend te bemerken met hoeveel lust en ijver de dames en heeren van het koor zich van hunne taak kweten. Zij toonden ingenomenheid met het werk en de boven verwachting gunstige uitvoering getuigde van nauwgezette studie. Hun niet alléén komt echter de dank daarvoor toe. De heer Kirrwald heeft in de eerste plaats een blijk van waardeering te ontvangen. Het instudeeren der koren was voor hem een der gewichtigste punten zijner directie en hij heeft bewezen daarvoor buitengemeen geschikt te zijn. Nu heeft hij dan ook want de koren zijn een hoofdbestanddeel van het niet of al gelukken eener uit voering de vruchten er van kunnen plukken. Hier en daar, nu ja, kunnen eenige lichte aanmerkingen gemaakt worden. De aanhef der tenoren, al dadelijk in het eerste koor: „die Ernte ist vergangen, der Somraer ist dahin?" had mooier voorgedragen kunnen worden. In no. 11, 12, 13 had men meer vastheid, nog meer climax moeten brengen. In no. 16 meer zekerheid bij den aanvang. Het „Wehe ihm!" no. 24 was niet krachtig genoeg en dan de geheele kleur van no. 29 „Siehe der Hiiter Israëls schlaft noch schlummert nicht", hoe liefelijk het begin ook klonk, had nog zachter; het pianissimo nog fijner moeten zijn. In no. 35 „Heilig, Heilig ist Gott der Ilerr" kwam niet alles even helder klinkend te voorschijn. De glanspunten daarentegen waren 110. 5 „aber der Ilerr sieht es nicht,". Hier was gang en zekerheid. No. 9. „Wohl dem," enz, waarvan de directeur het tempo wel wat snel nam, werd door de verschillende partijen met de vereischte kleur boeiend voorgedragen, en dan, hoe voor treffelijk, waarlijk met inspiratie, zong men het slotkoor van het eerste gedeelte: „Dank sei dir Gott"! Het maakte een heerlijken indruk. In n°. 22 „Fiirchtc dich nicht," was bij de verandering der mouvementen de voor treffelijke eenheid tusschen directeur en koor op te merken. Ook de korte koor-phrases in n°. 23 getuigden van veel oefening. Aangrijpende werking maakte het veel bedui dende koor n». 34 „Der Herr ging vorüber"; alleen aan het einde was het koor voor de fijne viool-figuren te sterk. Nos. 38,41 en 42 muntten mede uit door aplomb en nauw keurigheid. Ik herhaal het: de koren waren voortreffelijk. Zelfs in grootere steden heb ik zo menigmaal minder, zelfs veel minder, gehoord. De klank, vooral bij de alten en tenoren, gewoonlijk zwakke partijen in het koor, was schoon, hier en daar eene kernachtige kracht ontwik kelende. Het solo-quartet bestond uit mejufvrouw Weyringer (sopraan)mevrouw Collin—Tobisch (alt)do heeren Th. Goebels (tenor), en W. C. Deckers (baryton). De directie had zich er op toegelegd om in alle deelen een goeden uitslag te verkrijgen. Zoo was zij er ook in geslaagd zich van het genoemd talentvolle viertal te verzekeren. Om niet in eerbied voor den profeet te kort te schieten, begin ik met deze hoofdfiguur van het werk. De heer Deckers heeft een schoon orgaan, een stem vol metaal klank. Zijne voordracht en school zijn reeds te roemen. Wat nu zijne opvatting van de partij van den profeet betreft, zoo had ik die gaarne nog sterker gekleurd ge- wenscht. Do aanhef „So wahr der Herr, der Gott Israëls lebet" klonk niet imposant genoeg; de profeet werd niet genoeg geteekend (de begeleiding had wellicht nog zwakker kunnen zijn). Het „Rufet lauter! rufet lauter!" klonk niet ironisch genoeg en werd te week gezongen. N". 37, het laatste optreden van den profeet, liet (ook misschien omdat het tempo iet of wat te snel werd geno men) niet den gewenschten indruk na. Maar de heer Deckers schitterde in zijn duet met „de weduwe" in zijn aria n°. 14 „Herr Gott Abrahams," waar hij den toon van het gebed gelukkig aansloeg. De zoo moeilijke aria n°. 17: „Ist nicht des Herm Wort wie ein Fcuer," was een gelukkig oogenblik van den solist. Zij werd duidelijk en met hartstochtelijkheid weêrgegeven. In n". 26 „Es ist genug!" vierde de zanger een nieuwe triomfvroom en onderworpen was de voordracht van dit nommer en de goede eigenschappen van den zanger kwamen hier zeer aan het licht. Zijne schoone stem, do zuivere intonatie, het werk dat hij maakt van duidelijke uitspraak en juiste phraseering verzekerden hem hier in het bijzonder buitengewonen bijval. Alvorens mij tot de dames te keeren wil ik met een paar woorden den heer Goebels aanhalen. Deze verdien stelijke zanger, die door verkoudheid alle zijne middelen niet ter zijner beschikking heeft, en waarom ik liever mijn eindoordeel opschorten wil, overtrof evenwel de verwachting, die men, na de repetitie, die niet zeer ge lukkig voor hem was, koesterde. Hij toont een geoefend zanger te zijn. De declamatie in de recitatieven was juist, zijne voordracht zeer muzikaal. Mevrouw CollinTobisch trok van de minder ge wichtige rol die aan de alt in dit werk toegedacht is, met veel voordeel partij. Het timbre van hare stem is fraai, hare voordracht is steeds even gekuischt. Was de wijze, waarop zij n". 18 „weh ihnen, dass sie von mir weichenzong, treffend; nog inniger, nog schooner gaf zij 11». 31 „Sei stille dem Herrn." In de karakteristieke scène der koningin was zij waar, en hare schoonklin kende stem van diepe werking. Indien ik in de verte de aanmerking waag dat zij somtijds geneigd is de hoogere noten eene zweving te hoog aan te zetten, dan is het alleen om van openhartigheid bewijs te leveren, en om met meer gewicht op hare zoo vele goede eigenschappen te kunnen wijzen. Na de partij van den profeet was wel de gewichtigste taak der solo's die welke mejufvr. Wey ringer te vervullen had. Met glans heeft zij zich van hare taak gekweten. Zij gaf bewijzen van eene uitmuntende zang-methode. Hare heldere stem, de gelijkmatige stemvormiug, de gemakkelijke koloratuur waarover zij beschikt, doen haar eene plaats onder de besten innemen. Hier en daar een weinig meer gloed zou het fijne van hare opvatting nog meer doen uitkomen. De scène tus schen „de weduwe" en Elias werd goed dramatisch ge kleurd weêrgegeven. De partij van „den knaap" in de bede van Elias om regen niet minder. Het „Höre Israël" evenwel maakte, bij al het meesterschap over declamatie en phraseering dat zij daarin toonde, niet den indruk die door eene meer geïnspireerde voordracht zou verkregen zijn. De verschillende solo-ensemblestukken: quartetten, dubbel-quartetten enz., werden met behulp van zeer verdienstelijke dilettanti bevredigend uitgevoerd. In het bijzonder zij hier aan te stippen: het vrouwenterzet „Hebe deine Augen auf" enz. Het werd met zoo schoonen klank en met zooveel eenheid voorgedragen, dat het opgetogen publiek eene herhaling er van verzocht en verkreeg. Overigens waren de toehoorders niet zeer uit bundig in bijvalbetuigingen. Bij den aanvang scheen het teruggehouden te worden door de plaats waar men zich bevond. Later werd het nogtaus zoo weggesleept, dat men toegaf aan den drang van hulde te bewijzen voor zooveel genotrijks dat den toehoorder geboden werd. Het orchest was niet op gelijke hoogte van het koor. Het maakte zich aan verschillende onnauwkeurigheden schuldig; het was niet altijd zeker bij het intreden, soms ongelijk bij de recitatieven, tusschenbeide onzuiver, ook wel hier en daar te sterk in de begeleiding. Het doorgaans te sterk domineeren der trombones schrijf ik" toe aan de plaatsing dier instrumenten. Na afloop van den tweeden avond kom ik breedvoerig op het orchest terug, daar eigenlijk in Beethoven's symphonie en in Weber's ouverture het proefstuk zal moeten afge legd worden. De heer Kirrwald gaf met vastheid en duidelijkheid de tempo's aan. Wel had misschien in de Baals scène door den directeur een nog grooter climax bereikt kunnen worden, wel had ik hier en daar het tempo wat langzamer of sneller gewenscht, (n°. 2: „Herr, höre unser Gebet!" b. v. was te gehaast); maar zijne ge heele houding getuigde van zijn juist begrip en van zijne vaste overtuiging. Hem zij dan ook voor den goe den afloop van den eersten avond in de eerste plaats dank gezegd! frans coe.nen. Algemeen overzicht. De eerste lezing van de bill tot opheffing der Iersche staatskerk, als zoodanig, heeft in de eergisteren nacht gehouden vergadering van het Engelsch hoogerhuis plaats gehad. Men weet dat de behandeling in drie lezingen bij de Engelsche vertegenwoordiging afkomstig is van vóór den tijd der uitvinding van de boekdrukkunst, toen de meesten der volksvertegenwoordigers niet konden lezen. Om hieraan tegemoet te komen werd het voorge steld wetsontwerp driemaal voorgelezen, opdat elk lid dit goed zou^kenuen en begrijpen. Deze gewoonte werd verderin den logpder tijden steeds gehandhaafd, ofschoon later in doqLeu ^trekking geheel gewijzigd. De eerste lezing beslist óvgride noodzakelijkheid en opportuniteit van het voorstel..jpc tweede lezing beslist over den inhoud en de dérde over het föf van het ontwerp. Het

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 3