MIDDELBURGSCHE COURANT. r 82. Zondag 1869. 23 Mei. öhmntlanö. Editie van Zaterdag avond 8 uren. SCHIETOEFENINGEN. De Burgemeester van Vlissingen Overwegende, dat het belang der openbare veiligheid vordert, dat tijd en plaats, voor de schietoefeningen van het garnizoen aangewezen, algemeen bekend zijn; Gezien de mededeeling van den majoor-garnizoens komman dant van den 19™ Mei 1869, n°. 50; Maakt bekend dat met de schietoefeningen een aanvang zal worden gemaakt op Maandag den 24™ dezer maand en daarmede dagelijks voortgegaan van des morgens 6 tot des avonds 8 uren dat de oefeningen worden gehouden op twee plaatsen aan het strand, de eerste aan deze, de tweede aan gene zijde van het fort de Nolle, en in de richting van de stad naar de Schelde; dat kan worden aangenomen, dat de kogels nog 3000 passen (2250 el) verder dan de opgegevene laatste stand plaats kunnen treffen; wordende mitsdien een ieder gewaarschuwd om zich niet binnen genoemden afstand van de schietplaatsen te begeven, zonder zich vooraf te hebben overtuigd van de veiligheid van het terrein. En is hiervan afkondiging geschied, waar het behoort, den 20 Mei 1869. De Burgemeester voornoemd, J. G. HECTOR, L. B. Middelburg 22 Mei. De eerste kamer der staten-generaal heeft Donderdag avond hare werkzaamheden hervat. In hare toen gehou den bijeenkomst zjn o. a. ingekomen de laatstelijk dooi de tweede kamer aangenomen wetsontwerpen, zijnde die betrekkelijk: 1°. de West-Indische begrootingen voor 1869; 2». de wijziging van de successiewet; 3». vaststelling van uitgaven wegens verstrekkingen door de departe menten van oorlog en marine; 4». regeling der grens scheiding tusschen Zuid-IIolland en Zeeland5°. verkoop van rijksgrond te Elden 6». onteigening van de plaat „de toenemende Wel" in de rivier de Waal1». herstel eener schrijffout in de wet op de maten en gewichten 8°. regeling van het toezicht op het gebruik van stoom- toestellen. Al deze wetsontwerpen zijn naar de afdeelingen ver zonden, waarna de vergadering is gescheiden. Maandag zal de kamer beraadslagen over eenige wets ontwerpen van geringen omvang, waaronder dat tot regeling der grensscheiding tusschen Zuid-Holland en Zeeland. Heden heeft de eerste aanwijzing op het terrein plaats gehad van de op 3 Juni a. te 's-Gravenhage ten behoeve der staatsspoorwegen te houden aanbesteding van het doorgraven van den zeedijk vóór de uitwateringssluis bewesten Vlissingen enz. Volgens het bestek en de voorwaarden van aanbesteding bestaan de uit te voeren werken in 1». de doorgraving van den zeedijk, het uit brengen van nollen en de verdediging daarvan2». een sluiswachterswoning, met plateau, en 3». twee bazalt- vleugels. Bij de doorgraving van den zeedijk moet de geul het volgende profil hebben: bodemsbreedte lo elbodems diepte, aan den buitendorpel der uitwateringssluis 2.80 el 4- A. P., op de doorsnijding van den zeedijk 3 el -r" A. P. en aan het einde, overeenkomende met het strand 3.50 el 6- A. P. Volgens aanwijzing moet een plateau met glooiingen, bermen, opreden enz. ter hoogte van 3.50 el A. P. gemaakt worden aan de, in bestek 361 der staatsspoor wegen beschreven, oostelijke boezemkade, gedeeltelijk vallende in de vestinggracht en aansluitende met de bij dat bestek beschreven werken. De sluiswachterswoning moet gebouwd worden op een zandaanplemping van een gemiddelde horizontale door snede van 300 vierk. el. Het gebouw moet aldus inge deeld wordenlp. op den beganen grond, een directie kamer, een keuken, een slaapvertrek met twee bedsteden en een kast, twee portalen, twee privaten en een maga zijn 2°. een kelder onder de keuken en een regenbak onder de directiekamer. Het gebouw en zijne onder- deelen moet de volgende lengte- en breedte-afmetingen hebbengebouw, gemeten buitenwerks, boven het plint en op de pilasters 18 el lengte en 5.20 el breedtedirec tiekamer, gemeten binnenwerks, 3.60 el lengte en 4.74 el breedte; keuken, binnenwerks, 3.40 el lengte en 4.74 el breedte; slaapvertrek, binuenwerks, 2.90 el lengte en 4.74 el breedte, voorportaal, binnenwerks, 1.95 el lengte en 1.20 el breedte; achterportaal, binnenwerks, 1.95 el lengte en 2.30 el breedte; elk privaat, binnenwerks, 0.92 el lengte en 1 el breedte; magazijn, binnenwerks, 5.10 el lengte en 4,74 el breedtezolder, binnenwerks, 17.44 el lengte en 4.74 el breedte. De hoofdafmeting van het gebouw, mot betrekking tot het als peil aange nomen bovenvlak van den vloer van den beganen grond, is, voor zooveel den aanleg van de buiten-, binnen- en schoorsteenmuren betreft, 0.95 el P. In aansluiting met de buitenretourmuren der in aan bouw zijnde uitwateringsluis bewesten Vlissingen moe ten bazaltvleugels gemaakt worden. Elk dezer vleugels moet de volgende afmetingen hebben: bovenvlak van den fundeeringsvloer, 1« gedeelte 2.25 el en 2° gedeelte 1 el -f1 A. P.; de zwaarte van den muur, in aanleg lc ge deelte 1.55 el en 2° gedeelte 0.80 el; van boven 1« ge deelte 0.97 el en 2= gedeelte 0.80 el; bovenvlak dekzerk, in aansluiting met den retourmuur, 1 el -j- A. P., aan het einde van den muur gelijk A. P.; straal van het voorvlak van den muur 5.92 el. Eerst nadat de uitwateringsluis beproefd en goedge keurd, de buiten-boezemdijken geheel onder profil ge bracht en van hun verdedigingswerken voorzien-zijtr, niet dan na schriftelijke vergunning van den eerstaan wezend ingenieur, en in geen geval vóór den 1™ April 1870, zal met de doorgraving van den zeedijk mogen aangevangen worden. De opruiming van den zeedijk mag niet verder door ontgraving geschieden dan in overleg met den eerstaanwezend ingenieur tijdens de uitvoering zal worden hepaald, zullende het overige weggebaggerd moeten worden. Alle schade die door dijkvallen, stormvloeden of brand, vóór de eerste oplevering en goedkeuring van het werk mocht ontstaan, en alle afschuivingen, verzakkingen of verzinkingen, zijn geheel ten laste van den aannemer. De verschillende deelen van het werk moeten gereed zijn: 1». de bazahvleugels zonder de dekzerken binnen twee maanden na de goedkeuring der besteding: 2». de doorgraving van den zeedijk, de geul en de nollen met de verdedigings- en staketwerken op 1 September 1870, en 3°. het gcheele werk op 1 November 1870. Voor iede- ren dag later wordt de aannemer vijftig gulden op zijn aanuemingssom gekort. Met het aantal dagen waarop, tengevolge van moeilijkheden bij de onteigening, het werk, ter beoordeeling van den eerstaanwezend inge nieur, geheel of zoo goed als geheel stil moet liggen, wordt de opleveringstermijn verlengd. Ter aan te wijzen plaats moet, binnen twee maanden na de goedkeuring der besteding, een houten keet ge maakt worden, van meubilair voorzien, tot dagverblijf van den opzicht hebbende, en gedurende het werk be hoorlijk onderhouden, verwarmd en verlicht worden. Uit den Haag schrijft men ons: „De kermisdrukte is voorbij, de Pinksterdagen zijn achter den rug en het ontbreekt mij althans niet aan de noodige kalmte om u op de hoogte te houden van het Ilaagsche openbare leven. Niet dat uw correspondent zich juist onder de hartstochtelijke kermisgasten behoeft te rangschikken. Hij althans heeft met een gerust ge weten de boetpredicatiën van den heer Esser in het kraampje op het tournooiveld kunnen aanhooren, toen deze verkondigde hoe een volk, dat in de Pinksterweek kermis kon houden, rijp moest geacht worden voor het verlies van zijn onafhankelijkheid. Ik had den vurigen boetgezant wel willen vragen hoe hij dan over Engeland dacht, waar in de Pinksterweek het volk feestviert, rijdt en rost en ook, helaas, drinkt en tiert, dat het een aard heeft. „Hoe 't zij roemen zal ik het niet dat de kermis ook bij ons eene aanleiding is voor het hoog en het laag gemeen tot de grofste uitspattingen, hetzij dan in de cafés chantanls van Lyon en Hartmann, hetzij op 's hee- ren straat en in de maliemolens. Maar daarom behoeft men nog geen ach en wee te roepen over hen die Oscar Carré bewonderen, als hij zijne prachtig gedresseerde hengsten vertoont, die de athletische toeren in het Théatre Americain toejuichen, die bij Judels eens harte lijk lachen, of zich door Herr Basch laten beet nemen. „Wat overigens de Pinksterdagen betreft, ik geloof dat de drukte den hotel- en koffiehuishouders hier en in Scheveningen niet meêviel, ofschoon het er ia en om het badhuis vrij woelig toeging, toen een verraderlijke stort bui het terras in een oogwenk leêgspoelde. Ter eere van de politie en van de directie der Haagsche Tramway- maatschappij moet gezegd worden dat zij, bij de ver bijsterende drukte, die er het gevolg van was, behoorlijk zorg heeft gedragen dat de gelukkige bezitters van „eigen spul", zonder anderen in de wielen te rijden of door hen in de wielen gereden te worden, en de overgroote menigte candidaten voor een staanplaatsje, desnoods, in een der waggons, heelhuids van de reis kwamen. „Welke maatregelen men tegen een volgend jaar zal moeten nemen als het vreemdelingenbezoek op de klas sieke uitgaansdagen nog vrij wat grooter zal worden tengevolge der rechtstreeksche verbinding van de resi dentie met den rijnspoorweg, is mij nog niet duidelijk. Die verbinding zelve zal in ieder geval eene weldaad voor den Haag zijn. Menigeen, die dan ook met een ver langend en belangstellend oog de vorderingen gadeslaat welke men op het sinds vele maanden door rechtstreek sche aanvoer uit onze duinen opgehoogde terrein, in den aanbouw van het kolossale stationsgebouw kan waar nemen. Tot heden bleef dat alles geheimzinnig ver scholen achter de huizenrij van Bezuidenhout en Zwarte weg. Maar allengs onthult de nieuwe aanbouw zich uit zijne windselen en reeds zien wij in onze verbeelding den „dollen salamander", langs de „tweelingslijn" voort snorren in de richting van Voorburg, welks uiterste huis hij raakt en „Zegwaard in 't gezicht en Gouda te gemoet." „In de politiek is 't voor het oogenblik vrij kalm, maar 't is de kalmte die den storm voorafgaat. De tweede kamer zon hare traditiën hebben verloochend zoo zij niet, .althans gedurende een gedeelte der Haagsche kermisweek, ware vergaderd geweest. Toch heeft zij met stoom het toezicht op stoomwerktuigen en de grens scheiding tusschen Zeeland en de omliggende provinciën afgedaan, want de helft van hare leden had haast om vóór de Juni-verkiezingen nog eens even een woordje te gaan spreken met hunne kiezers, of ten minste met de leiders van het kieswerk. De kalmte loopt dan ook nu op 't eind. Eeeds hoort men in de dagbladartikelen en in de verslagen van voorloopige of defenifievekiezersverga- deringen het loeien der windvlagen, die den storm aan kondigen. Blijkbaar begint het den conservatieven te verontrusten dat de onderwijsquaestie zoo sterk op den voorgrond is geschoven. A qui la juute? Mij dunkt, er is geen twijfel aan of zij, die van die quaestie gebruik hebben trachten te maken om eeue coalitie van clericalen en conservatieven in het leven te roepen, hebben het op hun geweten. En eigenlijk hebben wij liberalen geen reden om er ons over te beklagen. De onderwijsquaestie is ten minste eene van die, waaromtrent het kiezersvolk door eigen oogen kan zien en niet, zooals ten opzichte van de koloniale, of (gelijk bij de ontbindingen) van de grondwettige, door groote, holle woorden is te verbijs teren. De raadgevingen van prof. Vreede en de candida- tenlijst der Algemeene (conservatieve) kiesvereeniging zullen overigens velen de oogen openen, die, ook nadat de oppositie de tegenwoordige regeering door amende menten, interpellatiën, motiën enz. geharceleerd had zooveel zij maar immer kon, nog geloofden aan de goede trouw, waarmede zij vroeger het woord stabiliteit, later de leus conciliant, in hare vaan had geschreven. Stabiel, conciliant, het mocht wat! Als maar eens al de oud-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1