■eener instructie voor den te benoemen gemeente-ontvan
ger, waarvan het concept wordt voorgelezen. Volgens
mededeeling des voorzitters is voor dit concept de in
structie van den vorigen ontvanger door burgemeester
en wethouders tot grondslag genomen, met enkele wijzi
gingen.
Algemeene beschouwingen worden niet gemaakt, zoo
dat onmiddellijk tot eene artikelsgewijze behandeling
wordt overgegaan.
Bij art. 3 wordt bepaald, dat de ontvanger verplicht
is binnen de kom der gemeente te wonen en zijn kantoor
in een der vertrekken van het raadhuis te houden, ter
wijl de kantooruren zijn bepaald: Maandag, Dinsdag,
Woensdag, Donderdag en Vrijdag, des voormiddags van
9—12 en des namiddags van 2—4 uren, en Zaterdag
alleen des voormiddags van 9—12 urentot 1 Mei a. zal
het kantoor evenwel geopend moeten zijn des voormid
dags van 91 en des namiddags van 36 uren, doch
wanneer alsdan de accijns op het geslacht zal afgeschaft
zijn, wordt de kantoortijd weder tot eerstgenoemde uren
teruggebracht.
De voorzitter deelde mede dat burgemeester en wet
houders het wenschelijk achten dat het kantoor van
den ontvanger op het raadhuis zij. De vorige titularis
was verplicht het ten zijnen huize te houden.
De heer Ruysch beschouwde het houden van kantoor
op het raadhuis als een ongerief voor het publiek, daar
het raadhuis zeer afgelegen staat.
De heer van Uije Pieterse vroeg evenwel: wie waar
borgt ons dat de ontvanger, die vrij is in de keuze zijner
woning, niet op het Dok zal gaan wonen? In dat geval
waren de ingezetenen van nog slechter conditie.
Volgens den heer Ruysch moet wat het zwaarste is
ook het zwaarste wegen, en hij blijft het houden van
't kantoor op het raadhuis als een ongerief voor de inge
zetenen beschouwen.
De heer van Uije Pieterse erkent het bezwaar evenals
hij dit heeft erkend tegen de plaats waar thans het post
kantoor is gevestigd, doch hij kent geen middel om er
aan tegemoet te komen. De raad kan den ontvanger
toch niet voorschrijven waar hij wonen moet.
De heer Ockers meent dat de ontvanger zelf wel een
tot het houden van kantoor geschikte woning zoeken zal,
en er veel meer kans bestaat dat hij in het midden der
gemeente dan in een afgelegen gedeelte zal wonen.
Volgens den heer de Kruyff is het bezwaar van den
afstand betrekkelijk zeer gering in vergelijking met
groote plaatsen, en ziet men te Vlissingen op tegen het
loopen van een eindje dat eigenlijk geen afstand genoemd
kan worden. In allen gevalle acht hij het wenschelijk
dat het kantoor van den ontvanger op het raadhuis
worde gehouden.
De heer Ruysch gelooft dat men hier naar „extremi
teiten" schijnt te zoeken, en wijst er op dat hij te Vlissin
gen verschillende gemeente ontvangers heeft gekend,
die allen hun kantoor aan huis hielden.
Niettegenstaande de gevoerde discussie is het artikel
onveranderd met algemeene stemmen aangenomen.
Art. 15 schrijft voor dat de bezoldiging van klerken
en bedienden voor rekening van den ontvanger komt
dat wel de tegenwoordige commies ten kantore, de heer
Metz, tot zijn overlijden of tot hij door burgemeester en
wethouders mocht worden ontslagen in zijne betrekking
wordt gehandhaafd, doch daarna alle aanspraak van den
ontvanger op hulp van gemeentewege vervalt.
Deze bepaling is uit de vorige instructie overgeno
men. De heer Ockers vraagt echter, of de tot dusver
verstrekte toelage van 50 uit de gemeentekas aan den
tegenwoordigen klerk Naerrebout ook zal ophouden?
Volgens den voorzitter behoort dit punt thans uitge
maakt te worden.
De heer van Uije Pieterse acht verandering ook in dit
opzicht wenschelijk, vooral daar de werkzaamheden van
den ontvanger na de afschaffing van alle accijnsen veel
verminderen zullen.
De heer Pot stemt toe, dat geen waarborg bestaat dat
de ontvangsten dezelfde zullen blijven, maar er bestaat
evenmin waarborg dat bij vermindering van werkzaam
heden ook het traktement van den ontvanger niet zal
verminderd worden. Daarom is hij er voor alles te laten
zooals het tot dusver was.
De heer van Uije Pieterse merkt op dat de aan Naerre
bout verstrekte toelage van 50 niet diens eenige bezol
diging was, maar de vorige ontvanger hem zelf ook
betaalde.
De voorzitter acht het wenschelijk, thans bepaald uit
te maken of de bedoelde toelage al of niet verder zal
worden verleend, hetgeen thans te gemakkelijker ge
schieden kan nu nog geen ontvanger is benoemd.
Volgens den heer van Uije Pieterse kan de toelage
door den te benoemen ontvanger zelf verstrekt Avorden,
te meer daar bij deze instructie wordt bepaald dat hij,
daar het kantoor ten raadhuize wordt gehouden, niet
voor vuur en licht behoeft te zorgen. Er is dus voor
hem een equivalent. Komt de tegenwoordige klerk bij
den nieuwen ontvanger hetgeen nog onzeker is, daar
de ontvanger daarin natuurlijk geheel vrij is dan zal
het, hoe ouder hij wordt, ook te moeilijker Avorden hem
de ƒ50 toelage te ontnemen.
De heer Pot gelooft dat het door den heer van Uije
Pieterse genoemde equivalent niet veel zegt, daar ieder
een Aveet dat de kosten van vuur en licht in den regel
toch niet veel zouden bedragen. Hij zou de toelage aan
het jongemensch willen doen voortduren tot na de af
schaffing van alle accijnsen. Middelerwijl heeft hij dan
gelegenheid naar eene andere betrekking uit te zien.
Nadat alsnu art. 15 zooals het is voorgedragen met
algemeene stemmen is aangenomen, Avil cle voorzitter in
stemming brengen het voorstel van den heer Pot, om de
toelage van 50 aan den tegenAvoordigen klerk te doen
voortduren tot na de afschaffing van alle accijnsen.
De heer Callenfels meent dat, als de klerk door den
vroegeren ontvanger zelf is aangesteld, er ook geen be
zwaar kan bestaan om de toelage van ƒ50 thans te doen
ophouden.
De A'oorzitter geeft hieromtrent inlichting, waaruit
blijkt dat die toe!age indertijd het geA'olg is geAA'eest
van vermeerderde werkzaamheden ten kantore van den
ontvanger.
De heer van Uije Pieterse brengt andermaal onder de
aandacht, dat de të benoemen ontvanger Naerrebout
ook niet behoeft te houden. Als voorbeeld wijst hij er
op dat de heer Wagemaker te Middelburg, die een uit
muntend knap mer.sch is, indertijd werkzaam Avas ten
kantore ATan den ontvanger der registratie en domeinen
aldaar, den heer van Sonsbeeck, doch de opvolger van
laatstgenoemden, de heer Visscher, die zelf veel werkt,
dien klerk niet noodig had en de heer Wagemaker alzoo
verplicht is geweest eene andere betrekking te zoeken.
Zoo behoort ook hier aan den ontA'anger de zorg voor
zijne bedienden te worden overgelaten.
De heer Ruysch doet uitkomen dat Naerrebout geen
gemeente-ambtenaar is en de hem verstrekte toelage
van 50 niets anders is als eene gratificatie.
De heer van der Os merkt op dat, als de raad besluit
de toelage aan Naerrebout te doen voortduren, die toe
lage dan ook zou moeten gegeven worden al werd hij
door den nieuAven ontvanger niet in dienst genomen.
De heer de Gelder spreekt in gelijken geest.
Daarop stelt de heer van der Os voor, de toelage met
het einde van het loopende jaar te doen vervallen, met
vrijlating van den ontvanger om dien klerk al of niet in
dienst te nemen. Dienovereenkomstig Avordt met 10
tegen 2 stemmen besloten. De heeren Ruysch en Pot
stemden tegen.
Bij art. 21, waarin wordt bepaald welke registers door
den ontvanger gehouden moeten worden en daaronder
éen waarin dagelijks alle ontvangsten en uitgaven moe
ten Avorden geboekt, opdat ieder oogenblik de stand der
kas kunne blijken, zegt de voorzitter dat deze laatste
bepaling burgemeester en Avethouders zeer Avenschelijk
is voorgekomen. Er werd geen bedenking tegen
gemaakt.
Hetzelfde was het geval met art. 26, waarin de bepa
ling is opgenomen, dat bij ontslag of overlijden van den
ontvanger hij of zijne erfgenamen verplicht zijn tot het
doen van rekening en verantwoording.
De heer Mestdagh verlaat voor eenigen tijd de ver
gadering.
De geheele instructie voor den gemeente-ontvanger
wordt ten slotte met algemeene stemmen aangenomen.
Het tweede aan de orde zijnde punt is de bepaling
van den aard en de grootte van den door den gemeente
ontvanger te stellen borgtocht.
De A'oorzitter zegt dat art. 109 der gemeentewet be
paalt, dat de ontvanger voldoenden zakelijken borgtocht
stelt, ter waarde van ten minste een-tiende van den ont
vang, doch van niet minder dan 100dat het bedrag
van den ontvang Avordt berekend naar het gemiddeld
bedrag der inkomsten van de gemeente gedurende de
laatste vijf jaren, na aftrek van het genotene uit geld-
leeningen, teruggaven A'an voorschotten en verkoopingen
van gemeente-eigendommenen dat de borgtocht, onder
goedkeuring van gedeputeerde staten, beneden het
tiende kan worden gesteld in gemeenten waar de ont
vanger verplicht is jaarlijks meermalen geregeld te
storten.
Overeenkomstig dit artikel hebben burgemeester en
Avethouders een staat der ontA'angsten opgemaakt, waar-
uit blijkt dat deze gemiddeld ƒ158,992.11 per jaar bedra
gen, zijnde het een tiende alzoo ƒ15,899.21.
De heer Schraver vindt geen reden om den borgtocht
op een-tiende der ontvangsten te houden. In dat geval
toch Avordt het alleen voor bemiddelde personen mogelijk
naar de vaccerende betrekking te dingen. Bovendien
wordt voortaan het kantoor op het raadhuis gehouden
en worden de gelden in de daar aamvezige brandkas be
waard. Hij stelt daarom voor, den borgtocht op 5000
en het maximum Aran gelden in de kas van den ontvan
ger (hetwelk in art. 23 der instructie voorloopig oninge
vuld is gelaten tot na de vaststelling van het cijfer van
den borgtocht) mede op 5000 te bepalen.
De heer Pot schenkt aan dit voorstel van den heer
Schraver zijne adhaesie, hoofdzakelijk op grond dat in
den regel geen groote sommen in de kas van den ont
vanger voorbanden zijn of groote betalingen Avorden
gedaan.
De voorzitter zegt dat het cijfer later zal Avorden be
paald, maar eerst moet uitgemaakt AA'orden of de raad,
altijd onder goedkeuring vaii gedeputeerde staten, het
bedrag minder wil stellen dan het door de Avet bepaalde
een-tiende. Burgemeester en Avethouders zijn daar wel
voor en adviseeren daartoe.
Nadat met algemeene stemmen daartoe is besloten, is
de bepaling van het cijfer van den borgtocht aan de orde.
De heer Ockers Avenscht van het dagelijksch bestuur
zelf een voorstel, omdat, als de raad een gering bedrag
bepalen mocht, de verantwoording van burgemeester en
Avethouders daardoor te grooter Avordt.
De voorzitter antAA'Oordt dat niet uit het oog dient
verloren te Avorden dat burgemeester en wethouders wel
zooveel mogelijk den ontvanger Avillen tegemoet komen,
maar het niet te vergen is dat zij dagelijks voor kleine
sommen de brandkas ontsluiten. Zij hebben daarom in
hunne jongste voltallige vergadering besloten het cijfer
van den borgtocht voor te stellen op 12,000, daar de
som in de kas van den ontvanger maandelijks plus miïius
15,000 bedraagt.
De heer Ruysch acht het zeer natuurlijk dat het
gemeentebestuur bij de benoeming van een rekenplichtig
ambtenaar voor dezen een borgtocht bepaalt, maar zijns
inziens behoort het bedrag daarvan iu harmonie te zijn
met het vermogen ran den te benoemen persoon. Hij
wenscht dan ook veel vermindering van het thans voor
gestelde cijfer, daar het hooge bedrag van den borgtocht
oorzaak zou zijn dat een verdienstelijk jongmensch,
wiens ijver bij al de leden van den raad bekend is, naar
de betrekking niet zou kunnen dingen.
De voorzitter antAvoordt dat op dit oogenblik van den
persoon dien de heer Ruysch schijnt te bedoelen nog
geen verzoek is ingekomen en dat de vacature ook eerst
begint nadat het bedrag van den borgtocht zal bepaald
zijn.
De heer A'an Uije Pieterse zegt dat men hier geen
personen, maar alleen het geAvicht der zaak op het oog
moet hebben. De gemeente-ontvanger kan en mag toch
niet court (T argent Avorden gehouden; hij behoort in de
gelegenheid te zijn tot het voldoen van afgegeven
mandaten. Wordt het maximum in kas op 10,000 en
het cijfer van den borgtocht op ƒ12,000 bepaald, dan
bedraagt deze laatste ƒ2000 meer dan de som in kas,
welke ƒ2000 dienen om, bij mogelijk failleeren van den
beambte, tot het vinden van sommige niet of verkeer
delijk geboekte posten. Hij zou den borgtocht niet
gaarne op minder dan 12,000 gesteld Avillen zien.
De heer Pot verklaart dat hij geen bepaalde personen,
maar alleen de zaak voor oogen heeft. Hij ziet echter de
noodzakelijkheid van een hoogen borgtocht niet in en
deze wordt ook door de wet niet gevorderd, want voor
sommige gemeenten is zelfs een bedrag van 100 vol
doende. De noodzakelijkheid van een hoog cijfer zal
hem nooit duidelijk Avorden gemaakt.
De heer van Uije Pieterse repliceert dat als burge
meester en wethouders by voorbeeld voor 10,000 man
daten geven, zij dan ook zorgen moeten dat die som
beschikbaar zij; zijns inziens is het toch niet te vergen
dat de leden van het dagelijksch bestuur op de eerste
roepstem van den ontvanger ten raadhuize komen en
om zoo te zeggen naast de ijzeren brandkas gaan zitten.
Ook is het niet zeker dat al de leden van het dagelijksch
bestuur bij zoodanige oproeping steeds thuis zouden
zijn en ware dit niet het geval, dan zou ook geen betaling
kunnen plaats hebben. Bovendien mag men de mogelijk
heid van verkeerde handelingen niet buitensluiten.
Volgens den heer Pot zou het bezAvaar voor burge
meester en AA'ethouders kunnen weggenomen worden
door een der sleutels van de brandkas bijvoorbeeld aan
den secretaris ter hand te stellen.
De heer van Uije Pieterse antAvoordt dat de secretaris
voor de gemeentekas niet verantAA'Oordelijk kan worden
gesteld. De voorzitter voegt hierbij dat burgemeester en
wethouders bij de instructie opzettelijk hebben voorge
steld de sleutels aan de leden van het dagelijksch bestuur
toe te vertrouwen.
De heer .Schraver meent dat het straks door den heer
van Uije Pieterse genoemde bezwaar vervallen kan,