BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELBURGSCHE COURANT.
Zaterdag 24 April 1869. No. 65.
State»-gene raai.
Zitting van Dinsdag 20 April. Discussie amendement
Heemskerkaanneming motie Thorbecke orde van den dag.
De .geheele zitting was gewijd niet zoozeer aan de
behandeling van, maar wel aan eene bespreking over
bet amendement van den heer Heemskerk, betreffende
de een sus-verlaging (reeds in ons vorig nommer mede
gedeeld).
De voorsteller deed, tot toelichting, enkel opmerken,
dat het inderdaad een amendement was wat door hem
was voorgesteld, omdat het wetsontwerp ook de strekking
had de kieswet te herzien.
Dit gevoelen werd bestreden door den heer Fokker.
In de eerste plaats merkte bij op dat, wanneer er thans
sprake kon zijn van verandering der kieswet, hij nog
veel meer wijzigingen zou wenschen, maar z. i. kwam dit
thans niet te pas. Hier was alleen sprake van eene her
ziening der kiestabel. Bovendien was het voorstel van
den heer Heemskerk niet genoegzaam voorbereid en
droeg allerminst 'tkarakter van een amendement. Het
was een voorstel geheel vreemd aan het onderwerp thans
aan de orde. Ten slotte verklaarde hij tegen alle amen
dementen te zullen stemmen, omdat hij het allerondoel-
matigst en allergevaarlijkst acht een dergelijk wets
voorstel te amendeeren.
Ook de heer Thorbecke beschouwde het voorstel niet
als een amendement; hij beschouwde het als eene dila-
toire exceptie, omdat de census-quaestie niet behoorlijk
is geïnstrueerd. Tevens gaf hij te kennen dat hem bij
lezing van het amendement in de gedachten zijn gekomen
de vroeger tegen hem gerichte verwijten van anti-monar
chaal, democratisch en repnblikeinscb, terwijl hem tevens
voor de oogen is gekomen een weerschijn van hetgeen
wel eens genoemd is parasitische politiek. Hij stelde de
volgende motie van orde voor „De kamer, overwegende
dat het voorstel van den geachten afgevaardigde,
mr. Heemskerk Azu., strekt om vóór het onderwerp der
regecringsvoordracht: herziening van de tabel, vermeld
in art. 99 der wet van 11 Juli 1850 (Staatsblad n°. 37),
een ander onderwerp, herziening der tabel, vermeld in
art. 1 dier wet, aan de orde te brengenvan oordeel,
dat de behandeling van dit laatste onderwerp, hoezeer
overweging waardig, thans onvoorbereid en ontijdig is,
en de invoering eener herziene kiestabel, overeenkomstig
het gebod van art. 99 der genoemde wet, door de regee
ring voorgedragen, zon doen verschuiven, gaat over tot
de orde van den dag."
De heer van Kuyk was het eens met de vorige spre
kers, dat het onderwerp, in het amendement bedoeld,
niet behoorlijk is voorbereid, maar hij kwam tot eene
andere conclusie. Uitbreiding van het kiesrecht is wen-
schelijk; de tijd daartoe is gekomen; en daarom wilde
bij verzending van het amendement naar de sectiën.
Een gering uitstel zou daarvan slechts het gevolg zijn.
De heer Insinger bestreed het gevoelen van den heer
Thorbecke, dat de census-quaestie niet behoorlijk was
geïnstrueerd en was het eens met den heer van Kuyk,
dat herziening van den census even verplichtend was
als herziening der kiestabel.
Nadat de heer Fokker zijn gevoelen nader had toege
licht, verklaarde de heer Fransen van de Putte zich voor
de motie van den heer Thorbecke. In het zoogenaamd
amendement zag hij slechts een middel van uitstel,
waarvan het gevolg zou zijn, dat de vijf nieuwe leden
der kamer dit jaar nog niet zouden worden benoemd.
Hij wil de censuszaak afzonderlijk behandeld hebben en
daarbij dan tevens hebben beslist dat de gemeentelijke
directe belastingen ook bij de berekening van den
census zouden gelden. Overigens verlangde hij, dat de
census-hervorming van de regeering zou uitgaan.
De heer Heemskerk Az. beantwoordde de verschillende
sprekers en kon hunne bestrijding niet in overeenstem
ming brengen met hetgeen verwacht kon worden van
een zuiver liberale regeering en van het hoofd der libe
rale partij. Juist van dien kant bad hij geen bestrijding
verwacht. Wat zijn amendement zelf betrof, hij hield
vol, dat het wel degelijk dien naam verdiende en beriep
zich op gelijksoortige antecedenten in deze kamer. Wat
het verwijt betrof, dat hij zich begeven had op het ter
rein der democratische richting, deed hij opmerken dat
dit waar was in zoover hij t«f.l uitbreiding der staatsbur
gerlijke rechten, maar niet zoo tnen daaronder verstaat
vermindering van het monarchaal gezag, wegneming van
den hoeksteen onzer staatsinstellingen. Z. i. is thans de
ware grondslag van het constitutioneel leven, het volk,
nl. die klassen welke thans nog van Vet stemrecht zijn
verstoken. Hij bestreed voorts het gevoelen dat bij de
herziening der kiestabel zou willen verschuiven en ver
klaarde in de motie van den heer Thorbecke te zien eene
verkrachting van het recht der vertegenwoordigers.
De heer Pijnappel was het in hoofdzaak eens met den
heer Thorbecke, dat het voorstel van den heer Heems
kerk niet was een amendement; om cbe reden zou hij voor
de voorgestelde motie stemmenaan len heer Heemskerk
bleef dan nog altijd het recht van ii itiatief.
De heeren van Beyma en Gefke ondersteunden dit
gevoelen, dat daarentegen bestreden werd door den heer
van Zinnicq Bergman, die opkwam tegen de verdacht
making van de bedoelingen des voo stellers en de verla
ging van den census noodig aclit.
De heer Godefroi bestreed de ingewikkelde beschul
diging van den heer Heemskerk, dat de tegenstanders
van het amendement zouden zijn tegen uitbreiding van
het kiesrecht. Hij wil dit ook, maar de zaak is thans nog
niet genoeg voorbereid. Er moet eerst eene behoorlijke
administratieve enquête plaats hebben.
De heer J. K. van Goltstcin kwam tegen die laatste
meeniug op en deed opmerken dat, bij de eerste bepaling
van den census, ook geen zoodanig onderzoek was inge
steld. Het betreft hier slechts de bepaling van een
minimum en een maxim urn de herziening van den
census acht hij thans zeer noodig.
Ook de heer van Wassenaer van Catwijck oordeelde
censusverlaging noodig, maar wenschte tevens uitstel dei-
invoering van de herziene kiestabel, omdat vóór de Juni-
verkiezingen het noodig overleg tusschen de kiezers
over de drie hoofdonderwerpen van den dag: de onder
wijs-, de koloniale- en de financieelequacstiën, niet kon
plaats hebben.
Gelijk gevoelen werd door den heer Nierstrasz voor
gestaan.
Nadat de heer Heemskerk Az., bij de nadere beant
woording der verschillende sprekers, nog had te kennen
gegeven dat, wanneer de uiotie-Thorbecke mocht
worden aangenomen, bij hem de overtuiging zou vast
staan, dat bij de zich noemende liberalen eene zekere
huivering bestaat om het kiesrecht voor het volk uit te
breiden, verklaarde de heer van Houten dat hij oprecht
herziening van den census wil; deze zou ook niet achter
blijven, wanneer ook de conservatieven die hervorming
willen.
De minister van binnenlaudsche zaken besloot de
discussie, met te verklaren dat de regeering wel degelijk
het denkbeeld van census-verandering is toegedaan,
maar dat zij daartoe het voorstel zal doen op een tijdstip,
waarop het haar wenschelijk zal voorkomen.
De motie van den lieer Thorbecke wordt hierop aan
genomen met 39 tegen 30 stemmen.
Tegen stemden de heeren Taets, Smitz, de Brauw,
van Kuyk, van der Does, de Casembroot, van Sijpesteyn,
van der Hucht,Haftmans,Verheijen, Bergmann, Insinger,
van Foreest, van Naamen, Nierstrasz, Bichon, van Wasse
naer, W. en J. K. van Goltstein, Vader, Kien, Heems
kerk Azn., Hoffman, van Hardenbroek, van Voorthuysen,
Heydenrijck, Kalft', Begram, Rocbussen en de voorzitter.
Zitting van Woensdag 21 April. Discussie art. 1 ont
werp kiestabel.
Voor den aanvang der beraadslagingen over art. 1
van het wetsontwerp tot herziening der kiestabel wordt,
overeenkomstig het voorstel des voorziters, besloten,
de verschillende districten afzonderlijk in behandeling
te brengen met de daarop voorgestelde amendementen,
om aan het slot der beraadslagingen al de amendementen
in stemming te brengen.
In de eerste plaats komt in behandeling het district
Groningen, waarop door den heer Fransen van de Putte
als amendement is voorgesteld Groningen en Zuidhorn
als afzonderlijke districten te behouden.
Dit amendement werd bestreden door de heeren van
Eek, van Delden en den minister, die het stelsel van
dubbele districten verdedigden.
Daarentegen werd liet verdedigd door de heeren Storm
van 's Gravesande, van Voorthuysen, van Houten en
J. K. van Goltstein,die hoofdzakelijk betoogden: 1°. dat
in enkele districten beter de wil der meerderheid kan
worden gekend, en 2". dat, met het oog op den korten
tijd voor de verkiezingen, liet beter is zoo weinig moge
lijk verandering in den bestaanden toestand te brengen.
Over de districten Appingadam, Winschoten, Assen
en Leeuwarden wordt geen discussie gevoerd.
Bij de behandeling van het district Sneek is door den
heer Pijnappel als amendement voorgesteld dit district te
splitsen en in plaats van drie leden door Sneek, te doen
kiezen twee afgevaardigden door dat district, en een
door het nieuw op te richten district Heeren veen, gelijk
dit oorspronkelijk door de regeering was voorgesteld.
Dit voorstel vond, voornamelijk op grond der plaatse
lijke gesteldheid, bestrijding bij de heeren de lloo van
Alderwcrelt, van Blom, Moens, Wybenga en Storm van
's Gravesande,alsmede bij den minister; maar werd daar
entegen verdedigd door de heeren van Eek, J. K. van
Goltstein en Heemskerk Azn., die zich vooral verklaarden
tegen de invoering der nieuwigheid, om, waar dit door
de talrijkheid der bevolking in eene bepaalde plaats,
zooals in Rotterdam, niet gevorderd wordt, districten te
maken met drie leden.
Door den heer van Kuyk werd voorgesteld Sneek te
maken tot een enkel, en daarentegen Heeren veen tot
een dubbel district. Ook dit amendement werd door den
heer de Roo bestreden.
Over de districten Dockum, Steen wijk, Zwolle, Almelo,
Deventer en Zutfen, werd geen discussie gevoerd.
Op voorstel des voorzitters werd besloten alsnu de
districten Arnhem, Nijmegen, Tiel, Amersfoort, Utrecht,
Gouda, Gorinchem, Tilburg, Brielle, Dordrecht, Middel
burg, Goes, Zierikzee en Breda gelijktijdig te behandelen.
Door den heer Begram is als amendement voorgesteld
de districten Arnhem, Nijmegen, Tiel, Amersfoort,
Utrecht, Gouda en Gorinchem in dien zin te wijzigen,
dat nagenoeg de bestaande toestand behouden bleef
(alleen zou Tiel een dubbel district worden). Het voor
naamste motief van dit amendement was om de gemeenten
van de Veluwe bij Arnhem te behouden.
De heer Nierstrasz heeft als amendement voorgesteld
wijziging te brengen in de districten Brielle, Dordrecht,
Middelburg, Goes, Zierikzee en Breda. Zijn doel was
voornamelijk om in Middelburg geen overbevolking van
13,000 zielen te laten bestaan en om de districten Arnhem
en Dordrecht ongewijzigd te behouden.
Door den lieer van Eek werd voorgesteld de districten
Goes en Zierikzee te maken tot écu district Zierikzee.
De heeren Viruly, Blussê en Fokker bestreden de
amendementen van de heeren Begram en Nierstrasz,
terwijl laatstgenoemde zich tevens verklaarde tegen dat
van den heer van Eek, hetwelk mede bestreden werd
door den heer Saaymans Vader.
Gemeenteraad van Vllssingen.
Zitting van Maandag 19 April. Instructie gemeente
ontvanger; bepaling borgtocht idemverordening zeemans-
en visschersbeurs.
Voorzitter de heer Winkelman. Afwezig de heeren
Verkuyl Quakkelaar, de Groof en Hector, de laatste
wegens ziekte.
Tegen de voorgelezen notulen van de jongste gewone
en buitengewone zittingen worden geen bedenkingen
gemaakt.
In de eerste plaats is aan de orde de vaststelling