OURANT.
N"- 63.
Dinsdag
1869.
20 April.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg li» April.
Bij de behandeling in de tweede kamer van het wets
ontwerp tot herziening dér kiestabel, welke heden is
aangevangen, is een amendement ingekomen van den
heer Heemskerk Az., dat ondersteund werd door de
heeren van Foreest, Begram, van Wassenaer van Cat-
Wijck, van Sijpensteyn en Nierstrasz. Het heeft de strek
king om den census te verlagen, en welvoor Amster
dam tot 56, voor Rotterdam en den Haag tot 50, voor
Groningen, Arnhem, Utrecht, Haarlem en Leiden tot 40,
Voor Leeuwarden, Zwolle, Kampen, Deventer, Zutlen,
Nijmegen, den Helder, Gouda, Delit, Schiedam, Dordrecht,
Middelburg, Breda, Maastricht en 's-Hertogenbosch, tot
30 en voor alle overige gemeenten tot 20 gulden.
In verband met deze belangrijke wijziging wordt in
het amendement tevens voorgesteld de wet eerst met
1 Juni 1870 te doen in werking treden, en alzoo de
Verkiezingen van Juni e. k. nog naar de bestaande wet
Ie doen geschieden.
Bij de discussiën over de wet verklaarde zich de heer
J. K. van Goltstein tegen de door de regeering voorge
stelde indeeling, in het bijzonder wat betreft de districten
Arnhem en Amersfoort; hij betuigde voorts ingenomen
te zijn met het denkbeeld der verlaging van den census.
Ge heer van Houten liet zich ten gunste van enkele
kiesdistricten uit en was meer bepaald nog tegen eene
Vereeniging der kiesdistricten Groningen en Zuidhorn.
Hij zon gunstig gesterad zijn voor hetgeen in het amen
dement wordt voorgesteld, maar vindt het tegenwoordig
°°genblik ongeschikt om het aan te nemen, daar hij het
henschel ijk acht dat de verlaging van den census afzon
derlijk zal behandeld worden.
Ook de heeren Saaymans Vader en Begram deden
sich kennen als voorstanders van enkele kiesdistricten.
Ge heer Haffmans wil vooral dat de minderheden ver
tegenwoordigd worden. De nieuwe indeeling van het
kiesdistrict Arnhem, waaromtrent vooral de heer van
Goltstein zich ongunstig had uitgelaten, werd verdedigd
door den heer Dullert.
De minister van binnenlandschen zaken verdedigde
hierop de wet, en in het bijzonder het beginsel van groote
kiesdistricten. Ook hij was voor verlaging van den
census gestemd, maar meende dat deze later afzonderlijk
'noest behandeld worden.
De algemeene discussiën zijn hierop gesloten.
Morgen zullen de artikelen in behandeling komen.
In de zitting der tweede kamer van heden is een wets
ontwerp ingekomen omtrent de openbare middelen van
Vervoer, toepasselijk op rij- of voertuigen, stoombooten
schepen en vaartuigen. Daarbij is het beginsel van con
cessie en monopolie verlaten, en dat van algemeene
vrijheid der ondernemers, onder behoorlijk repressief
toezicht, aangenomen.
Bij den raad van state is thans een wetsontwerp aan
hangig, houdende wettelijke regeling omtrent de op-
'ichting van fabrieken enz.
Uit den Haag schrijft men ons
„Hetgeen door u in uw nommer van jl. Dinsdag gezegd
's overden indruk dien het eerste nommer van Het vader
land op u heeft gemaakt, komt vrij wel overeen met de
bemiddelde opinie hier ter stede. Daar zijn er die, in
hunne ingenomenheid met de richting, den beschaafden
toon, de literarische kleur van het nieuwe blad, zeer
hooggestemd zijn in hunne lofspraken. Daar zijn er ook
<He, sterker nog dan gij het hebt gedaan, hunne teleur
stelling uitdrukken dat Het vaderland niet met een ge-
Pfononccerd liberaal programma is opgetreden, en onder
'Hen indruk bijna alles afkeuren en zelfs eene grief
'"aken van al de kleine onvolmaaktheden in inhoud en
v°rm, welk eene nieuwe zaak, met nieuwe middelen
opgezet, toch noodwendig moesten aankleven. Voor u,
die weet wat er vast is aan eene courant, behoeft het
wel geen betoog, dat de klacht over den nog niet regel-
matigen en gladden gang Van eene zoo samengestelde
en omvangrijke machinerie als dit zeer groote blad is,
minstens voorbarig mag heeten.'De laatste nommers be
wijzen trouwens reeds dat de redactie al doende leert,
en daar, sedert het, ook mijns inziens verkeerdelijk, onder
voorbehoud opgenomen stuk over het hooger onderwijs,
in sommige hoofdartikelen en berichten, een zelfstandiger
en scherper afgeteekend karakter op den voorgrond is
getreden, geloof ik, summa summarum, dat de boven be
doelde gemiddelde opinie de ware is. Zooveel is zeker,
dat het aan sympathie niet ontbreekt en ik zelfs zeer
conservatieve stadgenooten hunne ingenomenheid heb
hooren betuigen met de waardige, ordentelijke vormen,
waarin hier eene richting optreedt, welke de hunne
niet is.
„In den omtrek van het Binnenhof is het dezer dagen
recht levendig. Het „groote" Rotterdamsche proces is
voor hét Provinciaal Gerechtshof begonnen. De Haag-
sche en Rotterdamsche bladen geven er zulke uitvoerige,
aanschouwelijke verslagen van, dat ik het niet noodig
acht er hier in het breede van te spreken. Ook vind ik
eigenlijk dat de sop de kool nauwelijks waard is en dat
er soms van veel belangwekkender rechtzaken door de
dagbladpers vrij wat minder werk wordt gemaakt dan
van deze. Trouwens de pers is ook in dit opzicht dik
wijls meer de volgster dan de leidster der publieke
opinie. En de publieke opinie is nu eenmaal op het punt
van het Rotterdamsche oproer onverzadelijk in het lezen
en onuitputtelijk in belangstelling. De dichte drommen,
die de in- en uitgangen van het Hof belegeren, om zoo
al niet iets van de verbooren of pleidooien te kunnen
opvangen, dan toch maar een puntje van den neus der
heeren Krimpen, Kemp, St.Nicolaas c. s. te kunnen ont
dekken, getuigen... ja waarvan? Van de populariteit
der aangeklaagden of der vervolging? Of misschien alleen
van het gelukkig hoogst zeldzame in Nederland
van volksoploopen en ergerlijke baldadigheden? Toch
heb ook ik mij met mijne toegangkaart door die dichte
drommen heengewerkt, om, even maar, een kijkje te
nemen van de beschuldigden en de getuigen. Ik kan
niet zeggen dat mijn indruk van de eersten zoo gunstig
was als die van sommige verslaggevers. Meer dan éen
van hen kwam mij, naar het uiterlijk, best in staat voor
om bij eventueele gelegenheden een handje te helpen, en
de houding van „heilige ounoozelheid", door hem aange
nomen, heett mij op dit punt. niet bekeerd. De Rotter
damsche politie, die de beschuldigden volgens hun bewe
ren, zoo ten onrechte heeft verdacht, en waarvan
onderscheidene vertegenwoordigers als getuigen werden
gehoord, gaf mij daarentegen een veel beteren indruk.
Vooral als ik haar met de Ilaagsche vergelijk, die er
slag van schijnt te hebben de ongunstigste physionomiën>
de onhebbelijkste persoonlijkheden onder hare trawanten
op te nemen, vind ik dat zij flinke, ordentlijkc mannen
onder hare dienaren kan aanwijzen.
„De hervatting harer werkzaamheden door de tweede
kamer is een ander, minder in het oog vallend verschijn
sel op ons Binnenhof. Nog vóór dat gij dezen ontvangt,
zult gij vernomen hebben wat de kamer heeft beslist
omtrent de toelating van het nieuw gekozen lid, mi-. Oli vier.
Aanstaanden Maandag begint de discussie over de wijzi
ging der kiestabelzij belooft vrij interessant tc worden.
Dan zal ook spoedig het voorstel van den heer van Kuyk
aan de orde komen. Naar ik verneem, moet het oordeel
in de afdeelingen over dit voorstel niet zeer gunstig
zijn. Men beweert dat de wijziging der artt. 45 en 48
der armenwet, zooals die door den heer van Kuyk is
voorgesteld, niet slechts strijdig is met de beginselen
dier wet, maar ze rechtstreeks zou ondermijnen; verder
dat de voorgestelde wijzigingen aanleiding zouden geven
tot een aantal malversatiën, waarvan minder handige
gemeentebesturen de dupe zouden worden. Ongetwijfeld
is de quaestie van het domicilie van onderstand eene,
die in de practijk tot t&llooze bezwaren aanleiding geven
maar als eene verandering in de bestaande wetgeving
alleen het gevolg zou hebben dat de bezwaren verplaatst
en niet opgeheven wierden, is er geen reden om haar
wenschelijk te achten.
„Het wetsontwerp, dezer dagen door de ministers van
oorlog en koloniën ingediend, tot regeling van het on
derwijs aan de militaire academie te Breda, zal door allen
die eene degelijk wetenschappelijke opleiding der aan
staande officieren van het leger hier te lande en in Indië
van hoog gewicht achten, met blijdschap zijn begroet.
Het daarin gehuldigde beginsel dat het onderwijs aan
die instelling zich moet aansluiten aan dat der inrich
tingen voor middelbaar onderwijs en gedurende slechts
twee jaren uitsluitend tot opleiding der cadets voor het
door hen gekozen wapen zal strekken, is mijns inziens
het eenige ware. Zelfs zou ik wenschen dat men in de
toepassing nog een stap verder ware gegaan en een
diploma door de provinciale commissiën voor de eind
examens der hoogere burgerscholen afgegeven voldoende
had gekeurd om aan de militaire academie te worden
toegelaten. Wellicht dat de practijk zelve de ondoel
matigheid en het overbodige van een examen voor eene
speciale commissie zal doen inzien, vooral ook omdat
men zich tot verkrijging van bovenbedoeld diploma door
de provinciale commissiën kan doen examineeren, zonder
den cursus eener hoogere burgerschool te hebben meê-
gemaakt.
„Het concert, jl. Woensdag avond door de maatschappij
„de Toekomst" gegeven, was tot mijne groote verwonde
ring niet zeer sterk bezocht. Ik had gedacht dat de her
innering aan het voortreffelijk schoone pianospel van
mejufvrouw Sophia Menter, dat op het concert Diligentia
zulk eene ongewone geestdrift had verwekt, voldoende
zou zijn geweest om onze schouwburgzaal vol te doen
stroomen. Zij, die wegbleven, vooral de muziekkenners
onder hen, hebben zich zeiven een groot genot ont
houden. Üok nu weder schitterde de begaafde kunste
nares door eene zeldzaam zoo volmaakte vereen igde
kracht en beschaafdheid van spel. Van de ensemble-stuk
ken, die onder de leiding van den heer W. F. G. Nieolaï,
met meer zorg werden ten gehoore gebracht dan vroeger
wel eens op deze concerten het geval was, heeft mij
persoonlijk alleen de „Jupiter-symphonie" van Mozart
medegesleept; de „Tongemiilden" van Reinberger, de
„Eutre-acten" van Schubert zijn ongetwijfeld belangrijke
toonwerken, maar men moet er meer in te huis zijn, dan
men bij een eerste auditie geraken kan."
Zaterdag morgen hebben Z. M. de koning en Z. K. H.
de prins van Oranje zich met gevolg uit Amsterdam
begeven naar de Koninklijke Nederlandsche tuinbouw-
maatschappij Linnaeus op de voormalige hofstede Fran-
kendaal, te Watergraafsmeer, en de geheele kweekerij
in oogenschouw genomen. De koning bracht dien dag
mede een bezoek aan de Ambachtsschool.
H. M. de koningin heeft de Sophia-school en den
Hortus botanicus bezocht.
Op het diner ten hove waren een 60tal personen ge-
noodigd, waaronder de voorzitters der arrondissements
rechtbanken in Noord-nolland, de president-directeur
der Nederlandsche handelmaatschappij, de president
directeur van het grootboek der nationale schuld, de
officier van justitie aldaar, de vice-presidenten van de
Koninklijke academie van wetenschappen en van den
raad van bestuurder Koninklijkeacademie van beeldende
kunsten, de rijks advocaat en de arrondissements
betaalmeester aldaar, de leden der eerste kamer van de
staten-generaal uit de provincie en hoofdofficieren van
verschillende wapenen.
Zondag hebben de koning en de koningin de gods
dienstoefening in de Nieuwekerk bijgewoond onder het
gehoor van den predikant van Gorkom. Des namiddags
bezochten de koning en de prins van Oranje Natura artis
magistra. De koningin legde inmiddels een bezoek af bij
mevrouw Messchert van Vollenhoven. Op het diner voor
dien dag waren omstreeks' 30 gasten genoodigd.
Het vertrek der vorstelijke familie naar de residentie
is op heden bepaald.