Necrologie.
De heer Ledeboer heeft eergisteren in den Rotterdam-
schen gemeenteraad een voorstel gedaan om thans, als
zijnde daartoe het geschikte tijdstip, over te gaan tot de
indiening van een adres aan de tweede kamer, met ver
zoek om het ontwerp-contract tusschen het rijk en de
gemeente betreffende den staatsspoorweg in dien zin te
amendeeren, dat geen aansluiting in de stad zal plaats
hebben, maar de kamer besluite tot een eindstation op
Feijenoord. Dit voorstel strekt alzoo tot handhaving
van het standpunt, hetwelk de raad met betrekking tot
die zaak bij de discussie over het spoorwegplan had
aangenomen.
Dit voorstel zal in eene volgende vergadering behan
deld worden.
In de bijvoegsels der Staatscourant van heden wordt
medegedeeld het verslag van den raad van toezicht op
de spoorwegdiensten over 1868, ingediend aan den
minister van binnenlandsche zaken.
Bij beschikking van den minister van financiën is be
paald dat de volgende ambtenaren bij de administratie
der posterijen hunnefunctiënzullen uitoefenen als volgt:
de commies le klasse C. baron de Vos van Steenwijk ten
postkantore te Zwollede commies 2« klasse J. A. van
Hamel ten postkantore te Leiden, en de commies 3e klasse
H. Eekhout ten postkantore te Zwolle.
Kerknieuws.
Op het door den kerkeraad der hervormde gemeente
te Appeldoorn opgemaakt twaalftal ter beroeping van
een predikant zijn onder anderen geplaatst de heeren
G. C. Boomer, predikant te Ritthem, en J. H. Graven-
stein, predikant te Serooskerke (Walcheren).
De heer G. J. B. Gelderman, predikant bij de her
vormde gemeente te Biezelinge, heeft ook voor het beroep
naar Hierden bedankt.
Eergisteren morgen is te Utrecht in den ouderdom
van 69 jaren overleden jhr. m'\ A. G. A. ridder van
Rappard, minister van staat, president-curator der
Utrechtsche hoogeschool, oud-minister van binnenland
sche zaken en van hervormden eeredienst, en oud
directeur van het kabinet des konings.
Marine en leger.
Blijkens een bij het departement van marine ingeko
men bericht van den kapitein-luitenant ter zee W. B. F.
Escher, kominandant van Zr. M>. schroefstoomschip de
Watergeus, is dit stoomschip den 20™ Februari jl. in de
Tafelbaai (Kaap de Goede hoop) aangekomen. Genoemde
bevelhebber had het voornemen binnen weinige dagen
de reis naar Nederland voort te zetten. Aan boord was
alles wel.
Gemengde berichten.
De heer Alberda van Ekensteiu schrijft aan de
Groninger courant, dat hij niet kan voldoen aan den
vroeger in dat blad te kennen gegeven wensch, dat óf hij
óf de heer Wierda zich zouden terugtrekken, om aldus
bij de herstemming de overwinning te verzekeren van
een candidaat uit de provincie Groningen tegenover den
heer Olivier. Hij wenscht geenerlei pressie op de kiezers
te oefenen en verzoekt slechts dat niemand hem kieze
om zijnentwille, maar dat ieder stemme op dengene dien
hij het geschiktst acht om als vertegenwoordiger des
volks de belangen van het volk trouw, eerlijk en ijverig
te behartigen.
Uit Zwolle meldt men, dato 30 Maart: „Eenige
dagen geleden is hier ter correctioneele rechtbank de
volgende historie voorgevallen, die inzonderheid voor
plattelands-advocaten tot waarschuwing dienen kan.
Zeker advocaat, woonachtig op zeker dorp in deze pro
vincie (Overijsel), behoorende tot de balie van Zwolle,
trad op zekeren morgen tegelijk met den rijksadvocaat
de audiëntiezaal binnen, teneinde tegenover dezen,
zijnen cliënt, die als verhuurder van rijtuigen een over
treding omtrent de belastingwet zou hebben begaan, te
verdedigen. Vóórdat de behandeling der zaak een aan
vang nam, vroeg de president aan den verdediger,- of hij
voor den beklaagde het woord zou voeren en op zijn
toestemmend antwoord, begon de president aldus „De
rechtbank, gezien de bepalingen der wet omtrent de
kleeding der advocaten enzoverwegende dat de ver
dediger van den beklaagde niet is gekleed ingevolge de
wet, ontzegt mitsdien aan dien verdediger het recht om
in dezen voor den beklaagde als raadsman te mogen op
treden." En wat was nu de oorzaak van dat alles? Het
scherpziend oog des rechters had opgemerkt, dat er een
advocaat voor hem stond, wel omhangen met een toga,
doch niet voorzien van een bef. De behandeling der
zaak ging intusschen voortde bedoelde advocaat ver
liet vertoornd de zaal, zijn cliënt in angst achterlatende.
Op verzoek van den rijksadvocaat is de bewuste zaak,
teneinde nog meer getuigen te hooren, uitgesteld tot
1 April a. (Utr. dagbl
Aan den Franschen keizerlijken prins werden door
zijn bloedverwante, prinses Baciocchi, verscheidene
kostbare voorwerpen en relieken vermaakt, die dezer
dagen door den keizer in de vertrekken van maarschalk
Vaillant, den minister van het huis des keizers, met
belangstelling bezichtigd zijn. Onder die voorwerpen
trekken vooral de aandacht: de grijze overjas, door
Napoleon I op St.-Helena gedragen; een jachtgeweer,
waarvan de gevangene dikwijls gebruik maakte; de
driekleurige sjerp, die hij als generaal droeg, toen hij
met Larrey de pestlijders te Jaffa bezocht en vertroostte
de sporen, die de groote veldheer in den slag der Pyra-
miden droeg; eenige snuifdoozen, waaronder die van
Lodewijk XVIII, welke deze op zijn lessenaar op de
Tuilleriën liet liggen,op den avond van den plotselingen
terugkeer van den keizer aan het einde der honderd
dagen, van welke snuifdoos Napoleon zich sedert altijd
bediende. Onder de talrijke boekwerken komen ook
Napoleontische souvenirs voorDe reis van den jongen
Anacharsis in Griekenland, door keizer Napoleon I van
aanteekeningen voorzien; de lotgevallen van Telema-
chus, welks pagina's evenzeer met keizerlijke opmerkin
gen geïllustreerd zijn. Ook behoort tot die verzameling
het zilveren en vergulde vaatwerk, dat steeds persoonlijk
door den keizer gebruikt werd.
Hoewel aan de strafbepalingen tegen denheimelijken
invoer in Frankrijk van aldaar verboden geschriften
streng de hand wordt gehouden, worden de pogingen
tot verschalking van de waakzaamheid der grensbeambten
in dit opzicht steeds voortgezet. Eenige dagen geleden
stonden voor de zevende correctioneele kamer te Parijs
weder een zestal personen, vrouwen zoowel als mannen,
terecht, beschuldigd van in crinolines of andere kleeding-
stukken een aanzienlijk aantal exemplaren te hebben
willen binnensluiken van la Lanterne, van Henri Roche-
fort, die zij zich, volgens hunne verklaring, te Brussel
hadden aangeschaft, en met eene winst van meer dan
honderd percent in Frankrijk konden verkoopen. Allen
zijn veroordeeld tot gevangenisstraffen van twee tot zes
maanden en tot geldboeten van 200 tot 500 franken.
De heer Amédée Gouët, een Parijsch letterkundige
die verscheidene novellen en eenige historische ge
schriften in het licht heeft gegeven, heeft zich dezer
dagen het leven benomen, terwijl hij waakte bij zijn
stervenden broeder, aan wien hij zich op het innigst ge
hecht gevoelde, en wiens meer dan vaderlijke zorgen hij
meende niet te kunnen ontberen. Toen men des morgens
het vertrek van den zieke binnentrad, wiens dood men
bijna zeker verwachtte, vond men, in plaats van éen,
twee lijken.
Op Paasch-Maandag is de revue der Engelsche vrij
willigers, laat op den dag, te Dover toch nog doorgegaan.
Toen de hertog van Cambridge op het terrein kwam,
berispte hij den generaal sir Hope Grant, dat hij de vrij
willigers had doen uiteengaan en dezen laatsten werd be
vel gegeven om aan te treden, Ongeveer de helft hunner
trad aan en een klein gedeelte van het programma werd
uitgevoerd. De dagbladen hopen, dat men voortaan
Pinkster-Maandag bepale voor de jaarlijksche revue, en
meenen dat de vrijwilligers, alle omstandigheden in
aanmerking genomen, zich vrij wel hebben gekweten.
Aan het besluit van den raad van orde en disci
pline te Brussel ontleenen wij het volgende. Na de ont
wikkeling der feiten zegt het besluit:
„Overwegende dat de orde van advocaten in het
openbaar belang is ingesteld en nauw verbonden is met
de rechtsbedeelingoverwegende dat de advocaat zijn
ministerie met dezelfde onafhankelijkheid moet kunnen
uitoefenen als de leden der rechterlijke macht het hunne
dat dan ook, krachtens art. 37 van het decreet van
14 December 1810, „„de advocaat zijn ministerie tot ver
dediging van gerechtigheid en waarheid vrij uitoefent,"
dat zijn recht geene andere grens heeft dan de verplich
ting" om zich niet schuldig te maken aan eenige beleedi-
ging of krenkende personaliteit ten aanzien der partijen
of hunne verdedigers, of aan het inbrengen van eenig
ernstig feit tegen de eer en den goeden naam der partijen,
tenzij de aard der zaak zulks dringend vordert;"" dat
dit recht van den advocaat om de partijen als derden te
eerbiedigen, zijne wettige sanctie vindt in de appreciatie
of de censuur van het rechtscollege, hetwelk hem
aanhoort of van den raad van orde en discipline aan
welken hij rekenschap van zijne daden schuldig is
dat dan ook elke beleediging of hoon den advocaat, ter
wijl hij pleit of ter gelegenheid van zijn optreding aan
gedaan, eene „beleediging" is, gelijk Merlin zich uitdrukt,
„voor de justitie zelve", wier werking hij ondersteunt,
zoodat die beleediging derhalve de maatschappelijke
orde treftdat deze beginselen, in eiken goed georgkni-
seerden staat van kracht, steeds zijn gehandhaafd door
de arresten der parlementen en door de jurisprudentie
van lateren tijd; overwegende dat de rechtbank van
Brussel geoordeeld heeft dat m'. Ladrie, bij de verdedi
ging van zijn cliënt, de grenzen van zijn mandaat niet
heeft overschreden; besluitde feiten hiervoren vermeld,
zullen, namens de orde, worden gedenonceerd aan den
heer minister van justitie. Eene kopie van dit besluit
zal aan dien staatsambtenaar door den heer deken der
orde worden ter hand gesteld."
Gedurende de Paaschdagen is te Parijs zeer veel
sneeuw gevallen en heeft de thermometer, ten gevolge
van den ongemeen scherpen zuidoostenwind, eene be
langrijke daling ondergaan. In onderscheidene andere
oorden van Frankrijk, vooral in de bergachtige streken,
zijn insgelijks groote massa's sneeuw gevallen, waardoor
op sommige plaatsen zelfs de gemeenschap is gestremd
geworden. UitPau schrijft men, dat de Pyreneën zoo dik
met sneeuw bedekt zijn, dat de beren en andere roof
dieren in de vlakten afdalen en de schapen, geiten enz.
in de dorpen komen stelen. Men verhaalt zelfs dat door
hen een kind is weggeroofd.
Te Milaan heeft dezer dagen een soortgelijk onheil
plaats gegrepen als, eenige jaren geleden, in het gebouw
der Haagsche teeken-aeademie. Bij gelegenheid van een
bal was een der gebouwen, thans behoorende tot die der
justitie, het oude kasteel van Binasco, geheel gedecoreerd
en tusschen de draperiën waren waskaarsen geplaatst.
De estrade, voor de muzikanten opgericht, geraakte
daardoor in brand; de ladder, waarlangs zij waren opge
klommen, was, door een noodlottig toeval, weggenomen,
en de ongelukkige muzikanten sprongen naar beneden,
met het treurig gevolg, dat een aantal van hen zwaar
gekwetst werden en den volgenden dag reeds twee dei-
gekwetsten overleden.
De grenzen van Rusland en Pruisen, van Zentoschaw
tot Memel, worden door een afgrijselijken hongersnood
geteisterd. Vooral zijn de Israëlieten in die streken zwaar
bezocht. Honger en typhus heerschen daar zonder eenige
beperking; geheele huisgezinnen zijn uitgestorven. In
eene woning te Citoviaw, die door zes familiën werd
bewoond, zijn thans allen omgekomen. Eene arme
vrouw verloor achtereenvolgens haren man en der
tien kinderen; toen het laatste stierf, riep zij uit:
„Wat is hij gelukkig, thans heeft hij niet meer te vreezen
en te lijden, gelijk ik, die alleen ben overgebleven." Een
groot aantal vrouwen, die door den bangen nood krank
zinnig zijn geworden, zijn naar verschillende oorden ter
verpleging gezonden.
Aangaande het wrak der Lutine en de daaromtrent
bestaande plannen bij het bureau van Lloyds, wordt in
een der Londensche bladen het volgende medegedeeld
„Hr. Ms. schip Lutine, bevracht met een enorm bedrag
aan specie, in de opgaven varieerende van anderhalf tot
drie millioen pond sterl., is in don nacht van 7 Octo-
ber 1799 bij de zandbanken aan de noordwestkust van
Holland gezonken, en thans ligt het grootste gedeelte
van dien schat nog aldaar bedolven in een diepte van
9 vadem water.
„Het schip was op reis naar eene haven aan de Zuider
zee, en had o. a. 150,000 p. st. aan boord, bestemd tot
betaling der Engelsche troepen in dienst van den prins-
stadhouder der Nederlanden, die destijds met Frankrijk
in oorlog was. Voorts had het gelden aan boord voor
verschillende kooplieden aldaar te lande, zoowel als
voor handelaars in ongemunt edel metaal en voor ban
kiers te Hamburg, waarom dan ook het schip order had,
om, na het geld van het Britsch gouvernement in de
Zuiderzeehaven te hebben afgegeven, de reis naar Ham
burg voort te zetten.
„Bovendien had het aan boord de Hollandsche lands-
juweelen, die door den prins van Oranje naar Engeland
waren overgezonden, om op nieuw gezet en geslepen te
worden, en welke arbeid alsnu verricht was door de
heeren Rundell en Bridges, do toenmaals beroemde juwe
liers van het Engelsche hof, in Ludgate-hill. Deze klei-
nooden, in een sterk ijzeren kistje hermetisch gesloten
en verzegeld, waren te Lowestoft aan boord der Lutine
gebracht, eenige dagen vóór de afreis, die in den morgen
van den 6en October plaats had.
„Aangaande het vertrek van het schip wordt nog ge
meld, dat de bevelvoerder zoodanig met zijne belangrijke
commissiën van de bankiers was ingenomen, dat hij des
avonds vóór zijne noodlottige reis de geheele elite van
Lowestoft en Yarmouth tot het houden van een bal bij
zich aan boord had genoodigd.
„Wat nu betreft de bijzonderheden omtrent het ver
gaan van het schip, dienaangaande is weinig anders be
kend, dan dat het den volgenden nacht bij den ingang