föuitmlanö, door 't groot publiek wordt meêgevoeld, dan toch be sproken. Ik heb dat voorrecht altijd als iets vreemds beschouwd. Waarom zijn zoete en bittere levenservarin gen bij predikanten opmerkelijker dan bij elk ander mede mensch Ook weet ik niet, of het een voorrech t mag hee ten dat het groote publiek zich zoo bijzonder met hun lief en leed bemoeit, maar dat alles nu daargelaten, de belang stelling bij het graf van Gildemeester betoond, was op recht eu welgemeend. Hij was bemind bij velen om vele goede eigenschappen, o. a. ook deze, dat hij niet onver draagzaam, niet drij verig kon genoemd worden. Als't van hem had afgehangen, zou Utrecht niet die treurige ver maardheid in onze vaderlandsche kerk verkregen hebben dien roem van woelige bemoeizucht, welke andere, zelfs zeer ontwikkelde predikanten zich ten plicht schijnen te stellen op alle wijzen aan te wakkeren. Ik heb hier het oog op den werkzamen, bekwamen en daardoor zoo veel gevaarlijker woordvoerder der orthodoxe partij, den heer A. Kuijper, den man, die door zijne houding in zake de quaéstie der Utrechtsche kerkvisitatie, door zijn bro chure over de werking van art. 23 en nu weder door zijne uitnoodiging aan leden van het Nut, om voor dat lidmaatschap te bedanken,'blijken geeft, dat hij gloeit van het strijdvuur 't welk in hem blaakt. Over de heilig heid van dat vuur willen wij niet twisten. Ik vind het alleen maar jammer, dat die heer hier ter stede zijn strijd- knods zwaait, waar de gemeente meer behoefte heeft aan kalme, humane voorgangers dan aan ijveraars, die Utrecht's geest van bekrompen onverdraagzaamheid meenen te moeten versterken en daardoor feiten in het leven roepen, zooals Nolst Trenité ze in den Tijdspiegel ter waarschuwing en kenschetsing der confessioneelen heeft moeten mededeelen. Christelijk confessioneele schooljufvrouwen verwijderen kinderen van hunne scho len en meenen ze in tegenwoordigheid van medeschool- lieren diep en grievend te mogen kwetsen, dewijl zij ter kerke gaan en iu de leer zijn hij anti-orthodoxe leeraren." Benoemingen en besluiten. makine. Op verzoek eervol uit den zeedienst ontslagen de luitenant ter zee 1,; klasse jtn. J. C. H. Clifford Kocq van Breugel, thans in Oost-Indië. lkgek. Benoemd bij het wapen der infanterie, bij het 5» regiment, tot kapitein 3e klasse (naar ouderdom van rang) do le luitenant-adjudant F. C. C. Bloem, van het Be regiment. Eervol ontslag uit den militairen dienst verleend, op het daartoe door hem gedaan verzoek, aan den kapitein J. R. A. Kuytenbrouwer, van het 5C regiment infan terie. belastingen. Afgescheiden de ontvangst der directe belastingen en aceijnsen in de gemeenten: Ittervoort, Thorn, Beegden, Grathem, Heel en Panheel, Hunsel, Wéssem en Neeritter van het ontvangkantoor der directe belastingen, in- en uitgaande rechten aceijnsen te Itter voort; blijvende dit kantoor alleen bestaan voor zooveel de in- en uitgaande rechten betreft; ingesteld een nieuw ontvangkantoor voor de directe belastingen en aceijnsen te Thorn, voor de gemeenten: Thorn, Beegden, Grathem, Heel en Panheel, Hunsel, Wessem, Ittervoort en Neerit ter en benoemd tot ontvanger der directe belastingen en aceijnsen te Thorn c. a. (Limburg) de heer P. F. A. van Wintershoven, thans ontvanger der directe belastin gen, in en uitgaande rechten en aceijnsen te Itter voort c. a. Benoemd tot ontvanger der directe belastingen en aceijnsen te Uithuizen c. a. de heer R. van Snoekeveld, thans ontvanger derzelfde middelen te Leens c. a. (Gro ningen). Afgescheiden de gemeente Maasbracht (Limburg) van het ontvangkantoor der directe belastingen en aceijnsen te St. Odilienberg en gevoegd bij dat derzelfde middelen te Echt o. a., onder voortdurend beheer van den tegen- woordigen titularis, den heer J. J. H. Berden; de ont vangst der directe belastingen en aceijnsen in de ge meenten Posterholt en Vlodrop van het kantoor der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en aceijnsen te Posterholt, en gevoegd bij dat der directe belastingen en aceijnsen te St. Odilienberg; zullende het kantoor Posterholt alleen blijven bestaan voor zooveel betreft de in- en uitgaande rechtenen benoemd tot ontvanger der directe belastingen en aceijnsen te St. Odilienberg c. a. de heer T. F. C. Leclercq, thans ontvanger der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en aceijnsen te Posterholt c. a. Op verzoek eervol ontslag verleend aan den heer J. A. baron van Ittersum, uit zijne betrekking van ontvanger dér directe belastingen en aceijnsen te Hardenberg c. a. (Overijsel), behoudens aanspraak op pensioen; en aan den heer C. Spiers, uit zijne betrekking van ontvanger der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en aceijnsen te Purmerend c. a., behoudens aanspraak op pensioen. Kerknieuws. De heer G. J. B. Gelderman, predikant bij de Neder- duitsche hervormde gemeente te Biezelinge, heeft voor het beroep naar die gemeente te Stavenisse bedankt. Het algemeen college van toezicht op het beheer der goederen van de hervormde gemeenten heeft eene cir culaire gezonden aan de provinciale colleges van toezicht, waarin gezegd wordt, dat als regel moet worden gesteld, dat geen afgevaardigden van gemeenten, die notabelen ■en kerkvoogden benoemd hebben, doch onder voorbe houd van nader te beslissen of men zich geheel of ge deeltelijk zal onderwerpen aan de definitieve organisatie welke het besluit van 12 Oetober 1868 ten doel heeft tot stand te doen komen, -- tot het uitbrengen eener stem in de eerlang te houden kiesvergaderingen ter benoe ming van leden der provinciale colleges van toezicht kunnen worden toegelaten. In dezelfde circulaire wordt gezegd, dat de bestaande kerkelijke administratiën zich aan eene zware verant woordelijkheid zouden blootstellen wanneer zij met 1 Oetober aanstaande aan de nieuwe notabelen en kerk voogden het beheer zullen hebben overgedragen, zoo deze niet hebben doen blijken, dat zij willens zijn de voorloopige organisatie bij het besluit van 12 Oetober vastgesteld, te erkennen, en tot eene definitieve, op den voet van dat besluit, mede te werken. Marine en leger. De luitenant ter zee 1« klasse jhr. II. O. Wichers, laatst behoord hebbende tot het eskader in Nederlandsch-Indië en den 22en dezer in Nederland teruggekeerd, wordt met dat tijdstip op nonactiviteit gesteld. In de Staatscourant van 28 en 29 dezer is opgeno men het rapport van de commissarissen des konings in de verschillende provinciën omtrent den afloop van de lichting der nationale militie van 1868, met daarbij be hoorenden staat. Gemengde berichten. Vrijdag namiddag, omstreeks 3 uren, is in den Buiten-Amstel, nabij het Amstel-IIotel, drijvende gevon den het lijk eener onbekende vrouw, geheel naakt-, met uitzondering van een paar katoenen en een paar wollen kousen aan de beenen, een stuk van een borstrok aan den linkerarm en een cornetmuts hangende aan den hals; om de keel was een dun bindtouwtje geknoopt; terzijde van het rechter oor bevinden zich twee vrij diepe sneden. Het lijk is naar het Binnen-gasthuis overgebracht. Men verneemt aldus lezen wij in de Nieuwe Gro ninger dat van het plan om de leerlingen van eenige hoogere burgerscholen ergens, in een centraal punt, een dag samen te doen komen tot het verrichten van eenige militaire manoeuvres, dit jaar niets komen zal. Bij de meeste der scholen waren de leerlingen wel zeer inge nomen met die gedachte, maar het betuigen van deel te zullen nemen was toch niet algemeen genoeg, om te kun nen voorzien dat er een genoegzaam aantal jongelieden vereenigd zou kunnen worden. Het Dagblad van 's-Gravenhage meent het publiek te moeten waarschuwen voor een fatsoenlijk gekleede vrouw, gezet van voorkomen en een cornetje dragende, die zich reeds eenige malen des avonds bij welgestelde personen heeft laten aandienen om op beschaafde wijs hare verlegenheid voor te dragen en onder voorwendsel van naar Middelburg te reizen, waar zij voorgeeft te wonen, reeds eenige gelden heeft ingezameld. Haar voortdurend verblijf te 's Hage brengt haar evenwel onder de verdenking van verregaande oplichterij. Dezer dagen keerde een der inwoners van Maas tricht, de heer M. L., met den spoortrein van Aken naar zijne woonplaats terng. In denzelfden wagon was o. a. een Pruis gezeten. Nadat de plaatsbiljetten behoorlijk waren nagezien, deed de heer L. zijn biljet in zijn porte- monnaie, waarin ruim honderd franken waren. Toen, bij de aankomst te Maastricht, de conducteur de biljetten kwam ophalen, was de portemoanaie met den geheeleü inhoud verdwenen. De verdenking viel onmiddellijk op den Pruis. De heer L. greep hem bij zijn kraag en de dief werd genoodzaakt de portemonnaie terug te geven, die hij zeer handig had gerold. Hij werd onmiddellijk gearresteerd. Tegenover de overdreven opvoering van de prijzen, die de schilderijen der galerij Delessert thans opgebracht hebben, is het wel merkwaardig, zegt het Journal des débats, de vorige opbrengsten van eenigen hunner eens na te gaan. Men heeft „De onstuimige zee" van Bak- huijzen den prijs van 18,200 franken zien bereiken, een schilderij dat bij don verkoop Toloran in 1801 slechts 500 franken opbracht; een „Gezicht in Holland" van van der Heijden, bracht tijdens den verkoop van het kabinet van Choiseul de som van 1950 franken op, terwijl het nu 16,500 franken opbracht; een schilderij van Térburg, op de verkooping Perregaux voor 8000 franken gekocht, vond nu een kooper voor 45,000 frankeneen „zeege zicht" van Willem van de Velde in 1801 met 800 franken betaald, is nu voor 14,500 franken verkocht; een „land schap" van Wijnants, ook op hetzelfde tijdstip als het vorige doek voor 2485 franken verkocht, werd nu voor 32,500 franken afgestaan; de „Maagd en het kindJezus" eindelijk bracht bij den verkoop Aguado in 1843 27,250 franken op, die nu stegen tot 150,000 franken. Thermometerstand. 27 Maart.'s av. 11 u. 34 gr. 28 'smorg.7u.33gr.'smidd.lu.42gr.'sav.llu.40gr, 29 'smorg.7u. 36 'smidd. lu. 44 gr. Algemeen overwicht. De opheffing der staatskerk in Ierland blijft steeds een der hoofdonderwerpen van debat onder de Engelsche dagbladen en dit te meer daar dezer dagen aan politiek feitelijk nieuws weinig te melden valt. Onder de tegen standers van het wetsontwerp tot afschaffing b' hoordi ook in het lagerhuis een lid der liberale partij, sir Roun- deil Palmer, een zeer geacht, staatsman en een der vrien den van den minister Gladstone. Sir Roundell Palmer bestreed het wetsontwerp echter natuurlijk op andere gronden dan de heer Disraëli. Hij erkende dat de Iersche staatskerk moest ophouden staatskerk te zijn, dat de protestantsche kerk in Ierland geenerlei bijzondere voor rechten moest bezitten, dat zij geen geestelijke gerechts hoven moest hebben of bisschoppen die als zoodanig pairs van het koninkrijk zijn. Hij erkende dat dergelijke bevoorrechte toestand van eene protestantsche geeste lijkheid te midden eener schier uitsluitend catholieke bevolking eene onbillijkheid en onrechtvaardigheid is. Hij beweerde echter dat de Iersche kerk, door het verlies van al de rechten aan eene staatskerk verbonden, daarom nog niet hare kerkelijke goederen en bezittingen moest verliezen. En waarom? Omdat, volgens sir Roundell Palmer, men nooit op zoo veelomvattende wijze eene instelling heeft beroofd, welks bestaan men op zich zelf toch goedkeurde. Ten tijde der hervorming, zoo betoogde hij, werden wel de kloosters beroofd van hunne bezit tingen, maar dit waren instellingen, waaraan de staat het noodig achtte voor goed en voor altijd een einde te maken. Dit is met de protestantsche kerk in Ierland, als kerkgenootschap, niet het geval, en daarom keurde sir Roundell Palmer het wetsontwerp af. Omtrent dit betoog lezen wij in een brief uit Londen het volgende „Heeft sir Roundell Palmer dan vergeten hetgeen er op dat gebied bij de Fransche revolutie van'89 voorviel. Niemand sprak toen van een einde te maken aan het be staan der geestelijkheid, als zoodanig, maar men meende dat zij, die hunne goederen aan die geestelijkheid, als corporatie, hadden gegeven, de bedoeling hadden gehad aan de natie eenige kosten van eeredienst te besparen. Daar nu eene donatie altijd wordt ondersteld gedaan te zijn ten gunste van hem die daaruit voordeel geniet, was het de natie en niet, de geestelijkheid, waaraan, naar de onderstelde bedoeling der schenkers, die goederen gegeven waren. Vandaar het recht der natie om deze goederen terug te nemen, onder voorwaarde van uit te keeren bezoldiging aan de personen en colleges met dien eeredienst belast, op de wijze welke het meest met het algemeen belang overeenkomt." De onheilspellende geruchten, te Parijs in omloop, zijn weder verdwenen. De heer Rouher blijft zijn troon naast keizer Napoleon behouden. Intusschen vinden wij in brieven uit de Fransche hoofdstad in verschillenden vorm de opmerking van onzen correspondent te Brussel herhaald, dat namelijk de keizerlijke regeering de Belgi sche quaestie zoo veel mogelijk slepende zal trachten te houden. Men verhaalt dat de heer Drouin de Lhuys dezer dagen zich aldus uitliet omtrent het Fransen- Belgisch conflict„Mijn gevoelen omtrent deze zaak is dat zij eene nieuwe hertogdommen-quaestie worden zal." Naar onze meening is echter uit het Belgisch- Fransch conflict geenerlei verwikkeling te vreezen, indien althans het ministerie te Brussel niet plotseling van politiek verandert. België toch heeft tot dusverre altijd aan Frankrijk's eischen toegegeven en zal daar mede waarschijnlijk ook thans voortgaan. Het is daar mede reeds begonnen door toe te stemmen in de benoe ming eener gemengde commissie. De thans bijna afgeloopen verkiezingen in Hongarije voor de kamer van afgevaardigden zijn niet zoo gunstig voor de Deak-partij uitgevallen als men verwacht had. Wel zal zij in de nieuwe kamer nog eene vrij groote meerderheid hebben, maar er zijn voor haar zeer ge voelige nederlagen op te teekenen en eenige hunner ge wichtigste candidaten hebben het onderspit gedolven. Zelfs in de hoofdstad Pesth zegevierden slechts twee van de vijf door haar aanbevolen personen. Het gevolg hiervan is geweest dat de positie van het ministerie Andrassy eenigszins verzwakt is, eene omstandigheid, welke door de meer Duitsehgezinde dagbladen iu Oosten rijk echter niet ongaarne gezien wordt. Eene verzwakking van de regeeringspartij in Hongarije is toch tevens eene verzwakking van den Hongaarschen invloed in de aan gelegenheden der monarchie. De Hongaarschgezinde dagbladen te Weenen wijzen echter op de nadeelen welke de zegepraal van het systeem der oppositie-partij te Pesth ten gevolge zou hebben. Deze toch wil de vol ledige aischeiding van Hongarije en Oostenrijk, welke slechts door eene personeele unie verbonden zouden blijven. Dergelijke afscheiding nu zou, volgens de organen der Deak-partij, eene reuzenschrede wezen naar eene geheele verbrokkeling der monarchie. Volgens de tot dusverre bekende opgaven omtrent den uitslag der Hongaarsche verkiezingen werden 186 leden der Deak-partij en 145 leden der oppositie gekozen. Onze lezers weten dat in de commissie uit de Spaan- sche vertegenwoordiging, belast met de samenstelling eener ontwerp constitutie, eene kleine meerderheid zich voor het behoud der catholieke kerk als staatskerk heeft verklaard, waarbij dan natuurlijk de bij zulk een toestand mogelijke vrijheid aan alle andere kerkgenootschappen zou worden verleend. Een bericht uit de Spaansche hoofdstad beweert dat het voorloopig bewind de gevoe lens der meerderheid van deze commissie zou deelen. Eene mededeeling uit Amerika aan the Morning Post meldt dat na de beslissende nederlaag der troepen van Paraguay waardoor de oorlog met het keizerrijk Bra zilië als geëindigd is te beschouwen de president dier republiek, Lopez, Paraguay zou hebben afgestaan aan de Vereenigde staten. Aan dit bericht is echter weinig waarde te hechten, voor zooverre niet nader blij kt dat do bevolking van Paraguay zelf hare vereeniging met de Vereenigde Staten verlangt. Het is mogelijk dat Lope^

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2