MIDDELBURGSCHE
COURANT.
M* 51.
Dinsdag
30 Maart.
1869.
ötmwnlanö.
Editie van Maandag avond 8 uren.
pebsoneele belasting.
KENNISGEVING.
De Commissaris des Konings in de-provincie Zeeland,
maakt bekend, dat heeren gedeputeerde staten, bij
besluit van den 24™ Maart jongstleden, n°. 136, het door
hunne vergadering van den 26™ Februari jongstleden,
°nder n». 93 genomen besluit, vervat in het Provinciaal
blad n°. 21 van dit jaar, in zooverre hebben gewijzigd,
dat het visschen in het Nederlandsch gedeelte
vin het kanaal van Neuzen naar Gent en in de
dxelsche vlakte, ook gedurende den gesloten visch-
tyd van dit jaar, en dat wel van af den eersten
dpril aanstaande zal geoorloofd zijn.
Deze kennisgeving zal in het Provinciaal blad geplaatst
eu zullen afdrukken in plano aan de besturen der ge
beenten in het voormalig vijfde administratief district
der provincie, ter aanplakking gezonden worden.
Middelburg, den 27™ Maart 1869.
De Commissaris des Konings voornoemd,
K. W. VAN LIJNDEN.
De Burgemeester en Wethouders van Vlisslngcn,
baken bekend
dat ingevolge kennisgeving van den heer magazijn
meester der artillerie, dato 25 dezer maand, op Dinsdag
den 30 dezer, des morgens te 8 uren, een begin zal
Worden gemaakt met de inlading van een transport van
30,000 ponden buskruit
dat de werkzaamheden zullen aanvangen des morgens
te 8 uren, en voortduren tot des namiddags te 3 uren,
dat het vervoer van het buskruit zal geschieden uit het
bastion V langs den nieuwen weg voor de achterpoort
der voormalige marinewerf, en op genoemde werf de
mlading zal plaats hebben
dat door de uitgebreidheid van het transport do inla
ding niet op een dag kan geschieden, en het vaartuig
°ok niet iederen avond na het staken der inlading naar
de reede kan vertrekken
dat mitsdien ingevolge het bepaalde bij art. 113 lett. b.
der verordening van algemeene plaatselijke politie dezer
gemeente, van den 30 gedurende den tijd der
26 Sept.
'ulading gecne rij- of voertuigen hoe ook genaamd langs
den nieuwen weg of den weg genaamd „de Lijnbaan"
bullen mogen rijden, en dat ook geene voetgangers met
vuur, brandende pijpen of sigaren als anderszins dien
w®g mogen passeeren.
En is hiervan afkondiging geschied den 27 Maart
1869.
De Burgemeester en Wethouders voornoemd,
WINKELMAN.
De Secretaris,
P. FORBES WELS.
De Burgemeester van Vlisslngen, maakt bekend
dat op heden bij hem ontvangen zijn de executoir
^prklaarde kohieren der personeele belasting n°. 6 en 7,
dienst 1868/69, die op heden aan den rijks-ontvanger
er invordering zijn gezonden
en noodigt de daarop voorkomende belastingschuldi
gen uit om, ter voorkoming van vervolging, hunne aan
jagen op den daarbij bepaalden tijd aan te zuiveren.
En is hiervan afkondiging geschied waar het
behoort, den 19 Maart 1869.
De Burgemeester voornoemd,
WINKELMAN.
Middelburg 29 Maart.
De opening van den spoorweg van Neuzen naar Gent
het publiek verkeer, is thans bepaald op aanstaanden
onderdag den 1™ April, zoowel voor passagiers als
achtgoederen. De verzending der postpakketten van
Neuzen tot Gent, heen en weder, zal mede van den dag
der opening langs dien weg geschieden.
Men schrijft ons uit Rotterdam:
„Een tweede proces in de zaak van het Rotterdamsche
oproer is thans zoo ver gevorderd, dat de akte van be
schuldiging door het parket van het gerechtshof is opge
maakt. Wie in die akte van beschuldiging éclatante
feiten denkt te vinden, bedriegt zich. Zij heeft alleen
betrekking op de baldadigheden, die op den bernchten
Zaterdag avond voor het politiebureau op den Schiedam-
schen singel zijn gepleegd en die slechts 't voorspel
waren van de schandalen op den lateren avond. Die bal
dadigheden hebben bestaan in het werpen van steenen
naar het gebouw van het politiebureau en naar de buiten
geschaarde politiemacht, waardoor onderscheiden beamb
ten getroffen en eenige glasruiten verbrijzeld werden.
Tweemalen heeft de kleine politiemacht, later versterkt,
een uitval gedaan op den dreigendenen jauwenden volks
hoop en in een uur tijds was zij meester van het slagveld.
Volgens de afgelegde verklaringen van getnigen bij de
instructie bestoud de volksmenigte uit meerdere honder
den en waren sommigen met stokken en telhouten, anderen
met messen gewapend. De oproerleus was: „Leve de
Vletter! wegmet depolitie!" aangevuld met de schimp-
kreten: „Jato!" en „hoed, hoed!"
„Hoeveel personen van die meerdere honderden denkt
men nu wel dat terecht zullen staan? Slechts vier. Twee
sjouwers, een scheepsdiepgangmeter en een „koopman."
De speciale feiten, dezen beschuldigden in de akte van
besehuldiging ten laste gelegd, zijn in vergelijking met
al het gebeurde op dien vreeselijken nacht, tamelijk on
beduidend, vooral wat drie van de vier betreft Tegen
den eersten beschuldigde wordt alleen aangevoerd, dat
hij onder de menigte gezien is, die na den eersten uitval
van de politie op nieuw is opgedrongen en dat hij, na
op zijne weigering van zich te verwijderen door een
politi'e-beambte te zijn aangegrepen, door trekken en
rukken getracht heeft los te komen. Tegen den tweede,
dat hij vooraan is gezien bij de opdringende menigte en
later, aangemaand om zich te verwijderen, de vuist drei
gend heeftopgeheven tegen de dienders, hun toevoegende:
„Ik verdom 't.; gaat jullie je weg maar." Tegen den derde,
dat hij mede is opgemerkt onder de met steenen gooiende
menigte (zonder dat getuigd is, dat hij zelf daarin meê
gedaan heeft) en later gearresteerd, omdat hij weigerde
zich te verwijderen, door rukken los trachtte te komen,
een der dienders toevoegende: „smeerpoets! ik wou dat
ik je eens onder vier oogen had; ik zal je later wel
spreken." Tegen den vierde eindelijk, dat hij reeds in
het begin van het tumult onder het volk werd gezien; dat
hij in kleeding' en lichaamsbouw overeenkomt met een
persoon, dien een der getuigen heeft hooren zeggen„als
je je sabel trekt, trek ik m' n mes"; dat bij geroepen heeft
„leve de Vletter, weg met de politie, weg met Willem III!"
dat hij, na gearresteerd te zijn, zich heeft verzet door te
slaan, te schoppen en te rukken, en eindelijk een mes
heeft te voorschijn gehaald, dat hem echter terstond is
afgenomen.
„De beschuldigden hebben verklaard bloot als toe
schouwers bij het tumult tegenwoordig geweest en
door de politie geslagen en mishandeld, en zonder aan
leiding gearresteerd te zijn.
„Van alle verdere bijzonderheden verdient alleen nog
maar vermelding, dat een dezer beschuldigden, de tweede
„koopman" W. A. Hansen, ofschoon eerst 24 jaar oud,
reeds vijf vonnissen wegens diefstal heeft oudergaan van
zijn 11'1 jaar af; vonnissen, te zamen vertegenwoordi
gende 8 j jaar en 8 dagen gevangenisstraf. Deze persoon
had dus op zijn standpunt alle reden om de politie niet
lief te hebben.
„Afgescheiden van het onbelangrijke der feiten, die
aan deze beschuldigden worden ten laste gelegd, moet
het een gunstigen indruk maken, dat slechts vier per
sonen zullen terechtstaan, terwijl door meerdere hon-
derde de ergerlijkste vergrijpen zijn gepleegd tegen
de openbare orde en het wettig gezag is aangerand. De
justitie heeft weinig satisfactie van haar werk! De twaalf
van de eerste procedure en de vier van deze zijn „het
rampzalig overschot van zooveel dapp're...." van een
groot aantal verdachte personen, die de justitie in haar
macht heeft gehad, maar die men heelt moeten loslaten,
omdat geen voldoende bewijzen voor hunne medeplich
tigheid te vinden waren. De instructie heeft menig ver
drietig oogenblik aan de justitie bezorgd. Zij Vond niets
dan „toeschouwers", menschen die dood onschuldig had
den staan kijken en „van den prins geen kwaad wisten",
en de meesten hadden hitter te klagen over de agenten
die hen zonder de minste aanleiding hadden geslagen,
gewond en mishandeld. Met het overgroot aantal parti
culieren, die als getuigen gehoord zijn, is men, naar al
wat daarvan gehoord wordt, ook niet ver gekomen. De
afgelegde getuigenissen waren voor het meerendeel on
bestemd, verward en onvast, en waar het er op aankwam
personen aan te wijzen of te kennen bij confrontatie,
was aarzeling en huivering. Trouwens, dat alles is be
grijpelijk voor ieder, die den toestand op dien rampzaligen
Zaterdag nacht uit eigen aanschouwing kent en weet
te spreken van de beangste gemoederen der rustige
burgerij.
„De aandacht is vooral gespannen op de verschijning
der akte van beschuldiging tegen den brandstichter en
den welbekenden zaakwaarnemer en volksheld Jacob de
Vletter, die beiden zich nog alhier in hechtenis bevinden.
De laatste is onlangs in de gevangenis voor 14 dagen op
water en brood om den anderen dag gestraft, omdat hij
uit de jalousie, die voor het raam van zijn gevangenver-
blijf hing, latjes gebroken had men weet niet met welk
doel. Ook in andere opzichten heeft men met dezen ge
vangene heel wat te stellen gehad; allerlei middelen
werden door hem uitgedacht om zich met andere gevan
genen in contact te stellen of correspondentie naar buiten
te voeren. Tweè onderofficieren, in de gevangenis wacht
hebbende, zijn gedegradeerd geworden, omdat zij hem
daarin behulpzaam waren geweest. Met zijne vrouw
correspondeerde hij op den binnenkant zijner hals
boorden, die hij naar huis stuurde om gewasschen te
worden en schoon van daar terug ontving natuurlijk
vóórdat hem op zijn verzoek het gevangenpak aangetrok
ken was. In den eersten tijd van zijn voorarrest amu
seerde hij zich met de muren zijner gevangenis vol te
schrijven met verzen, op het voorbeeld van een illustre
Italiaanscli poëet. Men zegt hier, dat hij voor het hof
zal verdedigd worden door den hekenden advokaat
mr. H. J. van Buren, wiens eerste vrouw de Vletter's
tante was.
„De vrouw van de Vletter doet sedert zijne arrestatie
een handel in sigaren en men zegt, dat die handel zeer
veel begunstigers vindt uit sympathie voor den volks
held. Onder de mindere klasse is de Vletter nog altijd
de martelaar voor de volksbelangen."
Uit Utrecht schrijft men ons:
„Gelijk overal elders heeft ook hier het winterseizoen
uitgebloeid. Zoo 't ook al niet aan het weer te merken
is, dat guur en verraderlijk blijft, 't eindigen van alle
publieke vermakelijkheden, 't uitblijven van komedies,
lezingen, concerten en verdere genietingen der kunst
heriunert ons meer dan de natuur aan de komst der
lente, der langere en warmere dagen. De lijdensweek
geeft hier in Utrecht aan alles een ernstigen, deftigen
tint. De rector magnificus heeft zijn redevoering in
deftig Latijn uitgesproken. Wat die redevoering des
heeren Oesterzee, (den aftredenden rector,) betreft (den
inhoud deeldet gij uwe lezers mede), 't is den redenaar
niet mogen gelukken, om een bij het onderwerp passen
den ernst of veel belangstelling op te wekken. Stel n
voor een redenaar als Oosterzee, met het meest mogelijke
pathos een Latijnsehe oratie declameerende Hoe het
komt is moeilijk te verklaren, maar 't Latijn laat zich
niet uitgalmen. Misschien wel daardoor, dewijl 't Latijn
slechts gesproken en gehoord wordt in kringen, die ge
woon zijn aan degelijker kost dan holle declamaties,
kringen, die zich minder gemakkelijk dan degoêgemeente
door coquette gebaren en kunstmatige stembuiging voor
't gemis van een degelijken inhoud of afdoende bewijs
gronden laten tevreden stellen. Wij willen den lieer
Oosterzee daarover echter niet te hard vallen. De goê-
gemeeme, welke zulk een welsprekendheid vergoodt,
bederft meer sprekers en kunstenaars door haar kwalijk
geplaatste bewondering; alleen hadden wij van den heer
Oosterzee meer tact verwacht. Hij wist toch, dat bij in
de academische gehoorzaal een ander publiek als onder
zijn preekstoel zoude aantreffen. Zijn declameeren van
de katheder was zeer misplaatst en maakte even wei
nig den gewenschten indruk als het, zooveel maanden
geleden door hem gesprokene, bij het graf van den zoo
diep betreurden van Rees. Hoe treurig stak die taal niet
af bij de eenvoudige, gevoelvolle woorden van de werke
lijk bedroefde vrienden des overledenen, de heeren
Fruin en Koch. De geestige satire welke Oosterzee's
oratie in de N. Utrechtsche courant heeft uitgelokt, zal
langer in geheugenis blijven dan die redevoering zelve.
Tegelijk met den winter is ook de predikant Gilde-
meester van ons heen gegaan. Zijn begrafenis had meteen
plechtigheid plaats, zooals hier zelden wordt aangetrof
fen, hier, waar predikanten nog meer dan elders het voor
recht bezitten dat niet juist hun dood alleen maar ook
elke gebeurtenis in hundeven, hun liet en leed, zoo niet