MIDDELBURGSCHE COURANT. N°- 50. Zondag 28 Maart. 1869. 6iitninlanb. Editie van Zaterdag avond 8 uren. AANBESTEDING. Op Vrijdag den 9:ic" April 1869, des voormiddags 'en 10 ure, zal, onder nadere goedkeuring, door den com missaris des konings in de provincie Zeeland, of, bij zijne afwezigheid, door een der leden van de gedeputeerde staten, en in bijzijn van den hoofdingenieur van den Waterstaat in het ll<te district, aan het gebouw van het Provinciaal bestuur, te Middelburg, worden aanbesteed Het doen van eenige werkzaamheden aan de havensluis- en dokwerken der voor malige Marinehaven te Vlissingen, gedu rende het jaar 1869. Deze aanbesteding zal geschieden bij enkele inschrij ving, volgens 431 der algemeene voorschriften. Het bestek ligt ter lezing aan het gebouw van het ministerie van binnenlandsche zaken, aan dat van het Provinciaal bestuur van Zeeland, te Middelburg, en is voorts op franco aanvrage, tegen betaling der kosten, te bekomen bij den boekhandelaar M. Nijhoff, Raamstraat n». 49 te 's Gravenhage, en door zijne tusschenkomst in Ie voornaamste gemeenten des rijks. Den 7<i™ en 4dcn dag vóór de besteding wordt de ooodige aanwijzing op de plaats gedaanvoorts zijn nadere inlichtingen te bekomen bij den hoofd-ingenieur van den waterstaat te Middelburg en bij den ingenieur te Veere. 's Gravenhage, 13 Maart 1869. Voor den minister, De secretaris-generaal, A. C. VAN HEUSDE, 1. s. g. BEKENDMAKING. De Commissaris des Konings in de Provincie Zeeland, maakt bekend dat, ter uitvoering van vernieuwingen •tan de kunstwerken van het Kanaal van Neuzen naar Gent: van den 1 tot den 15 April aanstaande de schepen door de Oostelijke Sluis te Neuzen zullen moeten schut ten, en indien hunne afmeting dit niet toelaat, zulks bij uitzondering, wanneer de werkzaamheden het gedoogen, over den vloed door de Westelijke Sluis zal geschieden en het Kanaal van den 15 April tot en met den 1 Junij aanstaande zal worden afgetapt, weshalve de scheep vaart gedurende dien tijd zal zijn gestremd. Middelburg, 19 Maart 1869. De Commissaris des Konings voornoemd, R. W. VAN LIJNDEN. Middelburg 37 Maart. Thans is openbaar gemaakt het zoogenaamd agrarisch Wetsontwerp van den minister van koloniën. Het strekt tot aanvulling van art. 62 van het reglement op het beleid der regeering van Nederlandsch-Indië, met de vol gende bepalingen „Volgens regels bij algemeene verordening te stellen, kunnen gronden worden afgestaan in erfpacht, voor niet langer dan vijf en zeventig jaren. „De gouverneur-generaal zorgt, dat geenerlei afstand van grond inbreuk make op de rechten der inlandsche bevolking. „Aan den inlander wordt, waar hij het tot verzekering 'un zijn erfelijk individueel gebruiksrecht op den grond Verlangt, naarmate de middelen voorhanden zijn, de gelegenheid verschaft daarvoor schriftelijke titels te verkrijgen. „De grond, door inlanders in erfelijk individueel ge bruik bezeten, kan, op aanvraag van den rechtmatigen bezitter, aan dezen in eigendom worden afgestaan, behoudens zijne verplichtingen jegens de gemeente en *bm lande. „Verbouw of in gebruik geving van grond door inlan ds aan niet-inlanders, geschiedt volgens regels, bij ulgemeene verordening te bepalen." In de uitvoerige memorie van toelichting wordt de Tuaestie van den verkoop of de uitgifte van gronden in Indig zeer duidelijk uiteengezet. In de eerste plaats wordt gewezen op de gewichtige beteekenis van de thans aan den gouverneur-generaal verleende bevoegdheid tot verkoop van kleine stukken gronds, bestemd tot uitbreiding van steden en dorpen en tot het oprichten van inrichtingen van nijverheid. Daarna wordt een overzicht gegeven van verschil lende verklaringen omtrent het recht van den staat op den grond, door de wettige vertegenwoordigers van den Nederlandschen staat in openbare verordeningen neder- gelegd; terwijl vervolgens besproken wordt de erkenning van zekere rechten der inlandsche bevolking op den zelfden grond. Verder wordt de aandacht gevestigd op de wettelijke beperking, waarmede van ouds de toepasselijkverklaring van de inlandsche herkomsten, wetten, gebruiken, ge woonten, instellingen, inrichtingen, of hoe ze anders genoemd werden, gepaard ging; waarna in ontkennenden zin de vraag behandeld wordt, of de bestaande agrarische wetgeving voor Java de velerlei behoeften, die met haar in aanraking komen, bevredigt. Ten slotte verklaart de regeering overtuigd te zijn dat, ten opzichte van enkele onderwerpen, met den eigendom in verband staande, voorziening bij de wet noodig is. Zij acht het evenwel verkieslijk, èn ze niet alle in éen wetsontwerp te omvatten, èn van den Neder landschen wetgever niet meer te vergen dan het vast stellen van hoofdbeginsels, zoodat aan den kolonialen wetgever de verdere regeling blijve toevertrouwd. Vandaar de tegenwoordige afzonderlijke voordracht, waarvan de algemeene strekking is aanmoediging van handel, nijverheid en landbouw. Daarheen streeft zij eensdeels door aan het kapitaal een zakelijk recht aan te bieden op den grond, die voor een geruimen tijd tot ontginning is of zal worden afge staan, anderdeels door den inlander in zijn gebruiks recht op den door hem bezeten grond te handhaven en, waar hij daaraan behoefte openbaart, tot verkrijging van vastere rechten den weg te openen. Men schrijft ons uit den Haag: „De „stille week" heeft de belangstellende deskun digen gelegenheid gegeven om het wetsontwerp be treffende het hooger onderwijs te bestudeeren althans hier in den Haag, waar zij anders zoo licht worden afge leid, hetzij door de politieke debatten, hetzij door de openbare vermakelijkheden. Nu beiden tijdelijk gestaakt zijn, met het natuurlijk gevolg dat de sociëteiten en koffiehuizen des te sterker bezocht worden, kunnen zij zich ongestoord wijden aan het veelomvattend onderzoek van de inderdaad gewichtige quaestiën, die bij de rege ling van dit onderwerp moeten rijzen. Gisteren nog sprak ik een vriend, die al sinds drie dagen liep te soezen over de vraag of, bij de voorgestelde regeling, de faculteiten opgeheven worden of niet. In naam jamaar ook inderdaad That is the question. Het heeft er wel iets van, meende hij, of men, er tegen opziende de theologische faculteit alléén af te schaffen, ze schijnbaar allen opheft en ze ten slotte allen, ook de theologische, laat bestaan- Staatscommissiën zullen examina afnemen en het mees terschap toekennen in de verschillende vakken. Ook in de theologie Dus ook in dogmatiek en exegese En ik dacht dat volkomene scheiding van kerk en staat het ideaal was, waarnaar wij, liberalen, behoorden te streven? Ik verzocht hem vriendelijk nu niet meer te vragen, wijl hij wel wist dat ik volkomen onbevoegd ben om hem te antwoorden. Terloops herinnerde ik hem echter nog den historischen oorsprong en het historisch karakter onzer hoogescholen en aan het stoffelijk en zedelijk recht dat de hervormde kerk heeft om te eischen dat zij de gelegenheid opleveren tot vorming harer leeraars. Alles goed en wel, hernam hij, maar die officieele theologie wil er bij mij toch niet in. Historische rechten, soit! Maar als het tij verloopt verzet men de bakens. En het tij is verloopen; nogal erg, zou ik denken. Daarom wil ik geen onrechtvaar digheid, maar eenvoudig dat staat en kerk een vergelijk treffen, waarbij de eerste aan de laatste in eens af eene som uitkeert, waaruit zij de opleiding harer leeraars in 't vervolg kan bestrijden. Wil de kerk dan verder die opleiding voor een grooter of kleiner gedeelte aan de academiën doen plaats hebben, of opdragen aan de hoog. leeraars, door den sïiiet aangesteld, uitmuntend, maar niet de staat, de këik moet dogmatiek onderwijzen en ten slotte het examen afnemen in datgene wat men theologie noemt. Zij alleen kan oordeelen of de candidaat al dan niet ge.schikt is om haar als leeraar te dienen. „Voor de liefhebbers is er nu nog een kluifje van koloniale politiek bij gekomen, waarmede zij zich in deze vacantie-dagen kunnen onledig houden. Ik bedoel de dusgenaamde agrarische wet van den heer de Waal, waarin inderdaad, zooals ik u eenige weken geleden schreef, het recht van den Javaan op individueel grond bezit is erkend. „Of wil men liever dan met de toekomst, zich met het verledene bezig houden, prof. G. W. Yreede geeft er de gelegenheid toe door de uitgaaf zijner in de laatste twintig jaren geschrevene politieke artikelen. Ik zag het lijvige boekdeel bij mijn boekverkooper even in, en mij dacht, het zou voor iemand, die er tijd en lust toe had, niet onaardig zijn eens na te gaan, niet zoo zeer wat er strijdigs kon zijn in hetgeen de heer Vreede op ver schillende tijden heeft geschreven, waarom zou men niet tot eene andere meening mogen komen en die uitspreken, als onderzoek en ervaring ons overtuigd hebben van de onhoudbaarheid eener vroegere meening als wel hoe er uit gelijke praemissen soms zeer verschil lende gevolgtrekkingen kunnen worden gemaakt, al naar gelang van de jaren en omstandighedenwaarin het geschiedt. Het boek van den heer Yreede is, behalve van nog een aantal andere zijden, opmerkelijk als een nieuw bewijs voor de stelling dat onze conservatieven in den regel slechts inconsequente liberalen zijn. „Als Hagenaar heb ik natuurlijk een plichtmatig belang gesteld in hetgeen de talentvolle schrij verEmile Montégut in zijne Impressions de vóyage et d'art (Revue des deux mondes, 18 Mars) van onze goede Vijverstad vertelt. Inderdaad de vijver heeft er hem het meest getroffen. Dat hij overigens de zalen der Witte sociëteit zoo zeer eenvoudig vindt, zij herinneren hem aan de herberg- intêrieurs van onze oude Hollandsche schilders (waar 'tmisschien nog niet eens zoo benauwd was), dat begrijp ik best, maar niet dat iemand als hij, die, zooals verder blijkt, een oog heeft voor het Hollandsche land schap, voor ons bosch en onzen Ruysdael, ons zeeduin „onaangenaam" en onze zee „grijs en kleur van slijk" heeft kunnen vinden. Tegenover sommige niet onaardige opmerkingen van den altoos toch oppervlakkigen en van Parijsche su/fisance doortrokken schrijver staan andere, die ons onwillekeurig doen glimlachen, zooals de visi oenen opwekkende uitwerking van een boterham met garnalen; de voor ons verrassende ontdekking dat ons „gemeen" zoo fatsoenlijk is, eigenlijk geen gemeen; enz. Ziehier iets beters: „„Ik heb geen moed gehad om de gevangenis van Barneveldt en de de Witten te gaan zien.De herinnering aan de martelaren der vrijheid is altijd treurig, als het verstand hen niet onvoorwaarde lijk kan vrijspreken en hun naam geen onvermengde geestdrift opwektDe wijsbegeerte spreekt de hoofden der republikeinsche partij in Holland vrijmaar de minder toegefelijke geschiedenis veroordeelt hen. Zeker is het altoos pijnlijk, edele zielen te zien vallen onder de slagen der domheid en der dweepzucht; eer lijke menschen in het verderf te zien loopen, omdat zij, volgens de uitdrukking van Voltaire, er niet toe konden komen om te denken als hun kleermaker of hunne wasch- vrouw; daarom ontsnapt dan ook een kreet van veront waardiging, telkens als hij de namen van eenige der republikeinsche martelaren van Holland tegenkomt, aan den grooten polemist, die grooteren afkeer koesterde, van het gemeen dan cenig mensch. Zeker is het eene harde voorwaarde, niaar er zijn toestanden, waarin de vaderlandsliefde de verlichte lieden gebiedt om te den ken als hun kleermaker of hunne waschvrouw."" „In de volgende week geeft de zangvereeniging van de Haagsche afdeeling der Maatschappij tot bevordering der toonkunst haar tweede (zeggetweede) en laatste concert van dit seizoen. De hoofdschotel van het pro gramma is het oratorium Die letile Uinge van Spohr. Het stuk, de namen der solisten, de degelijke geoefend-

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1