MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N°- 46.
Zondag
1809.
2t Maart.
Editie van Zaterdag avond 8 uren.
BEHEADMAHIKCi.
De Commissaris des Konings in de Provincie Zeeland,
maakt bekend dat, ter uitvoering van vernieuwingen
aan de kunstwerken van liet Kanaal van Neuzen naar
Gent:
van den 1 tot den 15 April aanstaande de schepen
door de Oostelijke Sluis te Neuzen zullen moeten schut
ten, en indien hunne afmeting dit niet toelaat, zulks bij
Uitzondering, wanneer de werkzaamheden het gedoogen,
ever den vloed door de Westelijke Sluis zal geschieden
en het Kanaal van den 15 April tot en met den 1 Junij
aanstaande zal worden afgetapt, weshalve de scheep
vaart gedurende dien tijd zal zijn gestremd.
Middelburg, 19 Maart 1869.
De Commissaris des Konings voornoemd,
R. W. VAN LIJNDEN.
Middelburg 20 Maart.
Donderdag is aan de hoogeschool te Utrecht tot doctor
in de geneeskunde bevorderd de heer M. J. Bouvin, ge
boren te Oosterland, na verdediging van een academisch
proefschrift „over denhouw en de beweging der uretcrcsD
Uit den Haag schrijft men ons:
„De meerderheid, waarmede in de tweede kamer het
wetsontwerp tot afschaffing van het zegelrecht op ge
drukte stukken werd aangenomen, is grooter geweest
dan velen hadden verwacht. Slechts zeer weinige leden
hebben zich durven stellen op het standpunt der redactie
van de Tijd en het zegel willen behouden als eene
soort van preventieve censuur de overgroote meerder
heid heeft zich met een ijver, die getuigde van de vrees
om van het tegendeel verdacht te worden gehouden, be
paald vijandig getoond tegen alles wat maar naar eene
belemmeringderdrukpersvrijheidzweemde. Zoodus allen
die, hetzij beweerden dat het zegel die vrijheid niet be
lemmerde, hetzij de afschaffing bestreden omdat zij tegen
elke partieele herziening der belastingwetten waren,
hetzij, met het oog op den toestand der financiën, het
oogenblik der afschaffing niet goed gekozen achten,
hetzij eindelijk het voorgestelde aequivalent afkeurden,
zoo van die allen slechts de helft do kracht van het ook
door hen gehuldigde beginsel sterker had geacht dan
die van hare eigene, altoos betwistbare bedenkingen, de
meerderheid zou inderdaad imposant geweest zijn. Dat
en het werkelijk verschil tusschen het aantal voor- of
tegenstemmers geeft aan den, met warme ingenomenheid
door mij begroeten, uitslag eene beteekenis, welke door
de eerste kamer zeer zeker niet zal voorbijgezien worden.
„Overigens blijf ik ook nu nog zeggen dat in de drie-
daagsche discussie weinige of geene nieuwe argumenten
voor of tegen zijn te berde gebracht, ofschoon ik er
onmiddellijk bijvoeg dat zulks ook, bij eene quaestie,
die van verscheidene zijden zoo uitvoerig en grondig
Was toegelicht, nauwelijks te verwachten was. Tevens
erken ik gaarne dat de beeren Lenting, Jonckbloet en
de Roo, en van de tegenstanders de heer Heemskerk Azn.,
getoond hebben volkomen op de hoogte van de zaak te
zijn, en dat eindelijk de minister van financiën op uit
nemende wijze de zegelquaestie van hare practische zijde
ingepakt en de wenschelijkheid der afschaffing aan
getoond heeft. Zeer terecht en zeer ter snede heeft hij
doen gevoelen dat de strikte handhaving der bestaande
wet het krachtigste middel zou zijn om hare afschaffing,
zoo die nu niet mocht tot stand komen, in nog veel
ruimeren kring dan thans als noodig en nuttig te doen
erkennen. Juist hetzelfde wat ik in mijn vorig schrijven
heb beweerd.
„Sommige argumenten, die voor de afschaffing pleiten,
inzonderheid met betrekking tot haar belang voor den
handel en de nijverheid, men denke slechts, om van
het advertentie-zegel niet eens te spreken, aan het nadeel
dat de verplichte zegeling van catalogussen, veilings-
notitiën, aanplakbiljetten, circulaires, enz. en de daar
door belemmerdé verspreiding dier gedrukte stukken,
zoowel voor den kooper als voor den verkooper ople
vert, sommige argumenten zijn nog slechts terloops
of in 't geheel niet te berde gebracht. Het is te hopen
dat er nog eens krachtig op wordt gewezen voordat de
wet bij de eerste kamer in behandeling komt. Niet dat
ik er ernstig aan twijfel of zij zal ook door haar bekrach
tigd worden, maar het is toch wenschelijk dat zij en pleine
connaissance de cause kunne oordeelen.
„De tweede kamer is, midden in hare beraadslagingen,
op reces uiteengegaan. Men kan anders niet zeggen dat
zij, na het vorige reces heeft stil gezeten en als zij weer
bijeenkomt, zal er al weer genoeg voor het mes zijn.
Onder anderen de wijziging der kiestabel, waarover nog
al zal gehaspeld worden, vrees ik, daar zoowel lokale
als politieke belangen en wenschen hier nut elkander
in strijd komen. Men spreekt van wijzigingen, welke de
heer Heemskerk Az. op het regeeringsvoorstel wil voor
stellen; waarschijnlijk zullen die in het voorloopig ver
slag, waaraan hij als rapporteur zijner afdeeling zal
meewerken, worden opgenomenwant ze bij wijze van
amendement bij de beraadslaging voor te stellen zou,
dunkt mij, eene groote verwarring en oponthoud veroor
zaken.
„De interpellatiën van de heeren van Wassenaer van
Catwijck, Insinger en van Sypesteyn hebben nog een
geurtje verleend aan de kamerzittingen der laatste
dagen. Ik hoop dat eerstgenoemde nu gerust gesteld is
omtrent „de afmetingen" (lengte- of vlaktemaat van
het gevaar dat de gemeenten zouden loopen als zij voor
hare kerkelijke administratie het toezicht der officieele
commissie meenden te kunnen missen, maar ook dat de
regeering consequent en voortdurend bedacht zal blijven
op het losmaken der laatste banden tusschen kerk en
staat. Het antwoord van den heer Fock aan den heer
Insinger heeft ons niets wijzer gemaakt omtrent de over
eenkomst tusschen de maatschappij tot exploitatie der
staatsspoorwegen en dieFranschespoorwegmaatschappij,
maar toch ook niet ongerust voor eene binnen- en buiten-
landsche politieke quaestie en herbe. Dat het er aan de
Kust van Gninea niet best uitziet, scheen de minister van
koloniën even goed te weten als de heer van Sypesteyn
en ik ben recht benieuwd naar de „doortastende maat
regelen," die genomen zullen worden, al heb ik er vrij
wat minder belang bij dan de twee heeren, die van de
Kust herwaarts zijn gekomen om daarop aan te dringen.
„Een van hen, eene soort van moderne Hambroek
die vrouw en kinderen heeft achtergelaten bij wijze
van onderpand voor het welslagen zijner zending, zou
reeds daarom belangstelling inboezemen. Maar den Hage
naars doet hij het vooral om zijn glinsterend zwarte
huid en zijn gedistingeerd uiterlijk, dat getuigt van de
voordeelen eener Europeesche opvoeding. Men vertelt
maar 't is best mogelij k dat het een canard is dat
dezer dagen ons garnizoen eene militaire promenade
heeft gemaakt, expresselijk met het doel om den zwarten
afgezant een denkbeeld te geven van onze krijgshaftig
heid en dat de troepen bij die gelegenheid zoo ver
mogelijk uit elkander marcheerden om vertoon van
talrijkheid te maken.
„In het lokaal Diligentia is thans het kleine model
tentoongesteld der groep van het ontwerp-monument
voor Heiligerlee, naar de teekening van den heer J. K.
Egenbergen vervaardigd door den Belgischen beeld
houwer J. Geefs. De voorstelling is dezegraaf Adolf,
doodelijk gewond neêrgevallen, leunt tegen de Neder
landsche maagd, gereed om hem met zwaard en schild te
beschermennevens haar staat de Nederlandsche leeuw.
Het denkbeeld kon gelukkiger zijn. Zoo de leeuw, im
mers het zinnebeeld van moed en kracht? niet in staat
was alléén de maagd te beschermen, en graaf Adolf die
beiden moest verdedigen, hoe zullen deze, nu hij gevallen
is, hem kunnen beschermen? Overigens, behoudens
enkele aanmerkingen op de drapeering, die hier en daar
onbevallige lijnen vormt, is de voorstelling verdienstelijk
en vooral gelukkig van uitdrukking.
„Het loopt met onze winter-amusementen ten. einde.
In den laatsten tijd leverden zij weinig op dat der bij
zondere vermelding waardig was. De jongste opera van
Gounod, Romeo en Juliette zou, ook al ware de bezetting
beter geweest dan ons operapersoneel bij machte is.te
geven, naar ik geloof, toch nooit het succes hebben ver
worven, dat nog altijd den Faust van den bekwamen
componist ten deel valt. Nu ik toch over muziek schrijf,
herstel ik een verzuim in mijn vorigen, die niet had mogen
zwijgen van de buitengewone geestdrift, bij het jongste
concert Diligentia opgewekt door de bevallige negen
tienjarige pianiste Sophie Menter. En terecht; zoo veel
kracht, zoo veel vuur, bij zoo veel juistheid van voordracht,
zulk eene voortreffelijke opvatting van Liszt's moeielijk
concert en Chopin's prachtige polonaise, zouden zelfs een
geoefend pianist, najaren lang studie, tot eer verstrekt
hebben; zoo veel meer dus deze jeugdige kunstenares,
wie men, na zulk een debuut, bijna zekereene schitterende
toekomst zou mogen voorspellen."
Gisteren is de dies natalis der Utrechtsche hoogeschool
gevierd. De hoogleeraar van Oosterzee heeft het rectoraat
der hoogeschool overgedragen aan den hoogleeraar
Lintelo de Geer en hield daarbij eene oratieDe religione
chrisiiana optima verae humanilatis magistra (de christelijke
godsdienst als de beste leermeester der echte humaniteit).
Woensdag heeft de hooglceraar P. de Jong zijne col
leges over Hebreeuwsche taal en letterkunde aan dezelfde
hoogeschool geopend.
De regelingscommissie voor het Xlde Nederlandsch
taal- en letterkundig- congres, dit jaar te Leuven te
houden, heeft haren uitnoodigingsbrief tot deelneming
aan het congres verzonden. Het congres zal gehouden
worden tijdens de kermis, op Zondag, Maandag, Dinsdag
en Woensdag, 5,ff, 7 en 8 September 1869. Den congres
leden zal het gulste onthaal voorbereid worden, dank
aan de krachtige ondersteuning zoowel van het stads
bestuur als van 't geleerde korps der hoogeschooldank
ook aan de bereidwillige medehulp der burgerij. Het
bureau bestaat uit de heeren H. Peemans, voorzitter van
den provincieraad van Brabant, burgemeester van Leuven,
eere-voorzitter; J. P. v. d. Auwera, stads-rentmeester,
voorzitter der koninklijke maatschappij van taal- en
tooneelkunde Roos en eikel, voorzitter; P. Willeins,
hoogleeraar, eerste onder-voorzitter; E. van Even, archi
varis der stad, tweede onder-voorzitter; L. W. Schuer-
mans, pastoor te WilseleA. de Pooter, student in de
rechten; F. Lints, industrieel; A. J. Bosmans, onder
voorzitter bij de rechtbank van eersten aanleg; L. J..
Pallemaerts, bestuurder der stadsschool; J. Vanlinthout,
drukker der catholieke hoogeschool, penningmeester;
J. Brouwers, Z, schoolopziener van het lager onderwijs,
eerste secretaris; J. A. Torfs, gemeente-onderwijzer,
tweede secretaris.
De Staatscourant van den 17e" dezer bevat een konink
lijk besluit van den 13cr| te voren, waarbij op grond
dat de sommen bij art. 3 van het koninklijk besluit vau
22 Mei 1867, n°. 51 (Indisch staatsblad n». 105) bepaald
voor den overtocht van gouvernements-passagiers der
D klasse van Nederland naar Nederlandsch-Indië, en om
gekeerd, ook volgens de getuigenis van verscheidene
Nederlandsche reederijen, meer bedragen dan hetgeen
gemeenlijk voor dien overtocht, op betamelijken voet,
wordt gevorderd wordt bepaald: dat voor dien over
tocht uit Nederland naar Nederlandsch-Indië wordt be
taald 1». voor éen persoon f 6002». voor twee personen
van hetzelfde gezin 1100; 3». voor de overige leden van
het gezina. die op den dag der inscheping het veertiende
jaar volbracht hebben, ieder f 500; b. die op dén dag der
inscheping het zesde jaar zijn ingetreden en het veer
tiende niet volbracht hebben, ieder f 300c. die op den
dag der inscheping het zesde jaar niet zijn ingetreden,
ieder ƒ200.