MIDDELBURGSCHE
COURANT.
N' 38.
Dinsdag
2 Maart.
1869.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Bij deze conrant behoort eeu bijvoegsel, bevallende:
1. De verslagen van het verhandelde in de zittingen
der tweede kamer van jl. Vrijdag en Zaterdag.
2. Het verslag betreffende de zitting van den Goeschen
gemeenteraad van jl. Donderdag.
Middelburg 1 Maart.
De tweede kamer heeft heden het wetsontwerp tot
goedkeuring van de herziene akte omtrent de Rijnvaart
met 51 tegen 4 stemmen aangenomen. Tegen stemden
de heeren van Naamen van Eemnes, van Eek, Nierstrasz
en Heemskerk.
Donderdag zal worden beraadslaagd over het wets
ontwerp tot afschaffing van de bepalingen van het wet
boek van burgerlijke rechtsvordering over judicieele
boeten en schadeloosstellingen.
Vrijdag zal in behandeling worden genomen het wets
ontwerp tot bekrachtiging van eene overeenkomst tot
wijziging der concessie tot het aanleggen en exploiteeren
van een spoorweg van Samarang over Soerakarta naar
Djokjokarta.
Eergisteren heeft de heer C. W. M. van de Velde zijne
aangekondigde vier voordrachten over Palaestina, voor
een talrijk gehoor, dat ook voor een groot deel uit dames
bestond, ten einde gebracht.
Spreker behandelde achtervolgens de aardrijkskunde
van het land Palaestina zelf in hoofdtrekken, het voor
naam karakter der bergen, hoofdzakelijk kalkbergen,
den Libanon en Antilibanon benoorden het land, den
Jordaan en zijne drie bronnen, het eerste meertje, dat
van Merom, het meer Genezareth, Kapernaiim, de Jor-
daauvallei, thans el Ghor, de plaats waar Johannes
placht te doopen, die van Josna's overtocht naar Jericho,
Jericho zelf, den mond van den Jordaan, en bereikte zöo
de Doode zee met haar helder blauw water, diep in
't hoofddeel van 't meer, ondiep in het verdronken land
wat eertijds, als vlakte van Siddim, de vier steden be
vatte, maar door aardbrand zijner vele bitumineuse
bestanddeelen verbrand, een weinig verzakt en zoo over
stroomd is geworden, waardoor het meerwater tot tegen
den zoutberg van Sodom is doorgedrongen. De rivier
Leontes in 't noorden werd uitvoerig behandeld. Baalbek
meende spreker te moeten weglaten; daarentegen werden
de rivier Orontes, Nebukadnezar's stelling bij Ribla, de
beek Kison beneden den Karmel achtervolgens behan
deld, dan het schoone Damaskus met zijne rivieren
Abana en Pharphar, welke de „groote" veldheer Naaman
boven den Jordaan stelde. Jeruzalem met tempel, Olijf
berg en kerk van het Heilige graf, de woestijn Juda
en het gebergte Juda, met Davids grot van Adullam,
Bethlehem (dit slechts genoemd), Sichem met zijne
twee bergen waaronder de Garizim, de plaats op den
Karmel waar Elias offerde en de Baiilspriesters overwon,
Gilboa's bergen waar Saul en Jonathan vielen, Jizreël
en eindelijk Nazaretii, ten slotte met een enkel woord
de ceders van den Libanon, waren de voornaamste on
derwerpen dezer voordrachten. Eene groote wandkaart
en enkele speciale kaarten, eigene teekeningen van den
spreker, die Jeruzalem, Nazareth, Hebron, eene ceder enz.
voorstelden, waren ter verduidelijking opgehangen en
werden in den loop der mededeelingbehandeld: kleinere
teekeningen en enkele voorwerpen uit Palaestina kon
den na afloop van elke voordracht bezichtigd worden.
In het verslag omtrent den toestand van de kroon
domeinen over het jaar 1868, wordt o. a. gezegd, dat men
in sommige gedeelten van Zeeland wederom begonnen
is met draineeren en dat dit op die plaatsen, welke daar
toe geschikt zijn, door de administratie van de kroon
domeinen wordt aangemoedigd, daar de ondervinding
geleerd heeft, dat de vruchtbaarheid der gronden daar
door zeer wordt vermeerderd.
Aan de hoogeschool te Utrecht, is jl. Vrijdag na ver
dediging van stellingen gepromoveerd tot doctor in de
beide rechten, de heer B. M. de Jonge van Ellèmeet,,
geboren te Oostkapelle.
Te Zierikzee ligt een adres aan de tweede kamer ter
teekening waarbij bezwaren aangevoerd worden tegen
eene vereer.iging der beide enkele kiesdistricten
Zierikzee en Goes tot een dubbel district welke in het
wetsontwerp tot regeling van de verdeeling der kies
districten des rijks voorgesteld wordt. In dit adres wordt
gewezen op de omstandigheid dat het te vormen dubbel
kiesdistrict uit de volgende zes eilanden of gedeelten
daarvan zou bestaan, namelijk Goedereede zonder Over-
flakkée, Schouwen met Duiveland, welke thans met
Overflakkée het enkele district Zierikzee vormen, en
Zuid-Beveland, Noord-Beveland, Tholen en St.-Philips-
land waaruit het district Goes samengesteld is. Op
den gebrekkigen toestand der middelen van gemeenschap
- tusschen die eilanden wijzende, welke gemeenschap bij
storm of ijsgang alsgeheelonmogelijkwordt voorgesteld,
geeft men in het adres verder te kennen dat geen dei-
beide gemeenten Zierikzee en Goes een genoegzaam over
wegenden invloed op de andere uitoefentom uitgemaakt
te zien waar men zich tot eene kiesvergadering vereeni
gen zal. Hieruit besluit men dat de uitslag der verkie
zing grootendeels van het toeval zal afhangen en dus
niet de uitdrukking de meerderheid zal zijn.
Verder wordt in het adres nog de aandacht gevestigd
op de wegneming der twee gemeenten Middelharnis en
Sommelsdijk, midden uit het eiland Flakkée, welke bij
het district Brielle gevoegd worden, waardoor alle over
leg met de overige deelen onderling bijna onmogelijk
zou worden. Om deze reden wenscht men dat genoemde
gemeenten deel zou blijven uitmaken van het enkele dis
trict Zierikzee.
Tot heden vindt het adres, naar men ons meldt, weinig
bijval en is het nog slechts van enkele handteekeningen
voorzien.
Door het gemeentebestuur van Tholen is aanbesteed
en door den heer C. Lainmerse aldaar aangenomen voor
de som van f1045.het in orde brengen van het lokaal,
bestemd voor telegraafkantoor in die gemeente. Ook van
dat kantoor kan men alzoo de opening eerlang tegemoet
zien.
Uit Utrecht schrijft men ons
„Zooals gij weet, hebben Nederland en geheel Europa,
ja misschien nog wel andere werelddeelen ook, sedert
langen tijd reeds hun oog op onze stad gericht en ge
looft men nog allerwege, dat hier tegen den zomer eene
internationale tentoonstelling van voorwerpen voor de
huishouding en het bedrijf van den handwerksman zal
gehouden worden. Men denkt zich eene tentoonstelling
zoo groot, dat in die grootheid juist de reden is gelegen,
waarom zij hoogstwaarschijnlijk niet zal plaats hebben.
Wat is het geval? Het voorstel tot het houden eener
dergelijke tentoonstelling, zooals reeds in het jaar 1856
te Brussel plaats had, ging uit van de afdeeling Utrecht
der Vereeniging ter bevordering van fabriek- en liand-
werksnijverheid, maar werd op de algemeene vergade
ring te Dordrecht door het hoofdbestuur overgenomen.
Alsnu kreeg het plan, vooral toen het in den vreemde
door ministers en diplomaten werd aanbevolen, welhaast
zulk een uitgebreidheid, dat het zoowel het hoofdbestuur
als de afdeeling Utrecht over het hoofd wies en men
reeds verlegen zat, toen de eerste en eenvoudigste vraag
moest beantwoord wordenwaar zal te Utrecht de ten
toonstelling plaats hebben. Waar vindt men daar ter
stede een gebouw, groot genoeg om de voorwerpen,
welke men verwacht, dat letterlijk van alle oorden zul
len toestroomen, te kunnen bevatten Het hoofdbestuur
vond bij den gemeenteraad van Utrecht weinig mede
werking en bij de meeste ingezetenen nog veel minder.
Hoe ook gedreigd, als wilde men de tentoonstelling te
Amsterdam doen houden, hoe ernstig.ook toegesproken
door achtbare ingezetenen, hoe scherp ook gehekeld door
de Nieuwe Utrechtsche courant, men weigerde de voor
het gebouw noodige som bijeen te brengen.
„Er zijn er die daarom weigerden bij te dragen, wijl zij.
beweren, dat men nog wel de een of andere localiteit, hoe
onvoldoende dan ook, zal opsporendat het plaatsen.van.
een ruim gebouw minder noodig is en dat Utrecht's eer
gered is, wanneer de tentoonstelling hier slechts plaats
hebbe. Wel zal men dan in den vreemde weer kunnen
klagen over Hollandsche smakeloosheid bij 't uitstallen
der voorwerpen of lachen over eene zoo misplaatste en
bekrompen zuinigheidtoch zal de menigte naar Utrecht
stroomen en hier veel geld achterlaten, wat wel zoo be
langrijk is, zoo redeneeren zij, als dat zij een goeden
dunk van Utrecht medeneemt, Andere gaan veel verder
bij 'topgeven van den grond hunner weigering en ver
klaren ronduit, dat het verreweg beter is, wanneer de
tentoonstelling niet te Utrecht, maar te Amsterdam plaats
heeft. Waarom een nieuw gebouw te zetten, terwijl op
een uur spoorafstands een ruim en prachtig gebouw
gereed is? Welk amusement zal men den vreemdeling
te Utrecht aanbieden, vooral in den zomer, wanneer zoo
vele aanzienlijken de stad hebben verlaten? Waar zullen
die vele vreemdelingen gehuisvest worden, bij de weinige
goede hotels, waarop Utrecht kan roemen, tenzij de
Utrechtenaar, zoo geheel anders als men dat van den
Hollander gewoon is, eigen huis en haard beschikbaar
stelle. Utrecht valt in zoo menig ander opzicht volstrekt
niet met Brussel, maar de Utrechtenaar nog minder met
den Brusselaar te vergelijken. Amsterdam daarentegen
biedt den Vreemdeling ten naastenbij alles aan, wat hij
kan verlangen.
„Dat die laatste redeneering veel waarheid behelst zal
ieder moeten toegeven. Toch geloof ik, dat onze stad op
weg is een bespottelijk figuur te slaan. Dat de tentoon
stelling hier te lande zal moeten plaats hebben spreekt
van zelf; van Utrecht uit zullen de stappen moeten ge
daan worden, om 'tzij dan hier 'tzij elders de localiteit
aan te wijzen waar de voorwerpen kunnen uitgestald
worden, en 'tzou niet onmogelijk zijn dat te Amsterdam
het Paleis voor volksvlijt, vooral nadat men kennis .ge
kregen had van de vergeefsche pogingen hieraangewend
en van de verlegenheid, waarin men zich dientengevolge
hier bevindt, dat dit paleis, zeg ik, op geen zeer voor
deel ige voorwaarden werd afgestaan.
De ijverige en werkzame afdeeling zou dan ten slotte
haar welgemeende pogingen met schade en schande
beloond zien, wat zij niet verdiend heeft, en Utrecht op
nieuw getoond hebben, dat zij in eene zaak, waarbij haar
naam zoo niet gemoeid, dan toch te veel genoemd is en
een groot deel der nijvere ingezetenen zoo zeer gebaat
zou worden, weinig vermocht. Toegegeven dat het plan
te ver gepousseerd is en te groot van omvang is geworden,
dat men met de vraag naar een gebouw had moeten be
ginnen; nu dit eenmaal niet geschied is, noch door
't hoofdbestuur, noch door hen, die het plan in den
vreemde aanbevalen, meen ik, dat de meest eervolle,
de meest voordeelige wijze, om zich uit deze moeie-
lijkheid te redden, zeker deze mag heeten, dat men
tot het oprichten van een groot gebouw de handen
ineen slaat en zoodoende meteen in een der eerste be
hoeften van Utrecht voorziet, nl. een gebouw, waardes
zomers een behoorlijke gelegenheid tot concerten en
uitspanning wordt aangeboden, zonder dat men, gelijk
nu in het hooggeroemde Tivoli, voor elke regenbui de
vlucht dient te nemen. Of de daar v oor noodige som
zoo gemakkelijk bijeen te brengen is Zeker niet, wan
neer de aanzienlijken dezer stad hun beurs gesloten
houden, dewijl de zaken van den handwerksman hun
vrij onverschillig zijn of zij deze minder gaarne zoo
zorgvuldig zien behartigdook niet, wanneer velen die
met Utrecht en hare bevolking volstrekt niet zijn inge
nomen, hunne bijdragen terughouden, dewijl men hier
naar hun gevoelen loon naai- werken ontving, als men
de risee van Nederland en Europa werd; ook niet, wan
neer nog andere gezochte redenen gebrek.aan belang
stelling of karigheid moeten bewimpelen en het plan op
echt klein-stiidtische wijze door A wordt tegenge
werkt, omdat het van B is uitgegaan, of dewijl de
ontwerpers slechts tot de burgerklasse behooren. Dan
alleen zal het gebouw kunnen verrijzen wanneer men
door gemeenschappelijke samenwerking, met verlooche-
j ning. van alle kleingeestigheid, ijtrecht's eer nu eens
wilde ophouden, Üfreeht's middenklasse evenzeer als
i den minderen man, die 't, naar de bedelarij te oor-