COURANT.
28.
hiaten-generaal.
TWEEDE KAMER.
Zitting van Maandag 15 Februari. Ingekomen wets
ontwerp rapportenberaadslaging wetsontwerp maten,
gewichten en weegwerktuigen; bepaling dag discussie.
In deze zitting is ingekomen een wetsontwerp tot
herziening der hij de kieswet gevoegde tabel.
Door de heeren Gefken en W. van Goltstein worden
rapporten uitgebracht: 1». omtrent het verslag van den
gouverneur van Suriname, nopens de uitvoering der wet
tot opheffing der slavernij, over 1867en 2". op het
regeeringsverslag over Oost-Indië over 1865. Over de
conclusie van beide verslagen zal nader worden beraad
slaagd.
Hierna zijn de beraadslagingen aangevangen over het
wetsontwerp betreffende de maten, gewichten en weeg-
werktuigen.
De heer Heemskerk Azn. betuigde zijn leedwezen over
de voorgestelde afschaffing der ijkloonen en wenschte
dat in de wet ook worde aangewezen, dat de ijkers onder
wijs zullen genieten aan de polytechnische school. Tevens
wenschte hij, dat er eenige bepaling in de wet worde
opgenomen nopens de maat van vaatwerk.
De minister van binnenlandsche zaken achtte het niet
noodig in deze wet de verlangde bepalingen omtrent het
onderwijs op te nemen en achtte voorts den ijk van vaat
werk niet wenschelijk wegens de inkrimping en uitzet
ting waaraan dat vaatwerk onderhevig is.
Nadat de heer Insinger zijne instemming met het
gevoelen van den heer Heemskerk had betuigd en deze
laatste verklaard had, dat hij alleen wenschte, dat de
ffihoudsruimte op het vaatwerk wierd aangeduid, werden
de algemeene beraadslagingen gesloten.
Bij de behandeling dor artikelen werd, na eenige dis
cussie over art. 2, dat, evenals art. 1, zonder stemming
Werd goedgekeurd, eeae langdurige discussie gevoerd
Over art. 3, waarin de maten en gewichten zijn opge
doemd die bij uitsluiting in het rijk mogen worden ge
bezigd. Tevens zijn bij dit artikel, nevens dc nieuwe
benamingen, ook nog de thans bestaande gevoegd.
De heer van Naamen stelde als amendement voor dit
laatste weg te laten, ten einde de invoering van het
nieuwe stelsel zuiver te doen plaats hebben.
De heer van Wassenaer van Catwijck wilde zoo ver
diet gaan en verlangde dat enkel de benamingen van el
cn pond wierden weggelaten, zoodat die namen dadelijk
souden moeten plaats maken voor meter en kilogram.
Over beide amendementen voerden versehilleiide leden
het woord, terwijl de minister ze beiden bestreed, het
eerste, omdat hij het noodig achtte dat de natie lang
zamerhand aan de nieuwe namen wierd gewend; het
tweede, omdat het geen stelsel hoegenaamd bevatte.
Beide amendementen werden verworpen, dat van den
beer van Naamen met 51 tegen 7 en dat van den heer
Zan Wassenaer Catwijck met 44 tegen 16 stemmen.
Een amendement van den heer Fokker, om bij het
Artikel de bepaling te voegen, dat het gebruik van de
scheepston als inhoudsmaat van binnen-vaartuigen en
Zeeschepen, bedoeld bij de wetten van 22 April 1852
(Staatsbl. n». 61) en van 14 Juni 1857 (Staatsbl. n°. 105),
geoorloofd blijft, werd aangenomen met 35 tegen
25 stemmen.
Bij art. 4 werd, met 41 tegen 19 stemmen, een amende-
urent aangenomen 'van den heer Dullert, strekkende tot
het geven van bevoegdheid om ook gewichten van
25 kilo's te doen vervaardigen.
Na aanneming van art. 5, kwam art. 6 in discussie,
Waarbij als beginsel is aangenomen dat voorwerpen
Waarin dranken of vloeistoffen verstrekt worden, niet
'Os maten zijn aan te merken, tenzij de inhoud daarop
Uitgedrukt is.
Door den heer Heemskerk werd voorgesteld hieronder
°°k vaatwerk te begrijpen, zoodat ook fusten en derge
lijke beschouwd zouden worden als maten, wanneer de
inhoud daarop vermeld is.
Na bestrijding door den minister en de heeren de Bosch
Kemper en Blom, werd dit amendement aangenomen
met 32 tegen 28 stemmen, en het artikel zelf met 48
tegen 12 stemmen.
De discussiën zijn gevorderd tot art. 7, hetwelk ver
bodsbepalingen bevat om in officieele en andere authen
tieke stukken andere namen van maten en gewichten te
bezigen, dan die in art. 3 worden genoemden waarin
tevens is bepaald dat dagvaardingen enz., die daarmede
in strijd zijn, nietig zijn.
Op dit artikel zijn door de heeren Godefroi en Pijnappel
amendementen voorgesteld, ten einde de werking er van
te verzachten.
Hierover zal Dinsdag worden beraadslaagd. Op voor
stel des voorzitters is besloten, na afdoening van dit
ontwerp, aan de orde te stellen de behandeling der
volgende wetsontwerpen: 1°. wijziging der wet van
28 Augustus 1851, omtrent de militaire pensioenen bij
de landmacht; 2». voorloopige regeling der rechtsmacht
van den hoogen raad in West-Indische koloniale zaken;
3". bekrachtiging van den verkoop van rijksgrond aan
den heer Dullen 4». wijziging van eenige bepalingen
der wet op de personeele belasting.
Gemeenteraad van Vlissingen.
Zitting van Maandag 15 Februari. Onderzoek geloofsbrie
ven nieuw raadslidbeslissing voorstel voormalige kouunan-
dant schutterij; eervol ontslag amanuensis, benoeming lid,
vaststelling borgtocht en benoeming amanuensis algemeen
armbestuur; wijziging gemcentebcgrooting 1809; goedkeu
ring begrooting schutterijontslagen benoeming buitenge
wone» kommiesadressen hoofdelijke» omslaggoedkeuring
begrooting leenbank; benoeming commissie hoofdelijken
omslagdankbetuiging van Meukerenmededeelingeu rap
port directeur gasfabriek; intrekking besluit en benoeming
leden commissie rijwegenbenoeming lid finaueieeie com
missie; voorstel herziening reglement van orde; besluit
afstaud gronden spoorweg; bericht installatie commissie
middelbaar onderwijs; bezwaarschrift verkoop petroleum.
Voorzitter de heer Winkelman. Afwezig de heer
van Uije Pieterse.
Nadat de notulen van het verhandelde in de zittingen
van 13 en 15 Januari jl. zijn goedgekeurd, deelt de voor
zitter mede dat de heer Ph. J. Callenfels, gekozen tot
lid van den gemeenteraad, na de vaststelling der agenda
van werkzaamheden voor deze zitting zijne geloofsbrie
ven heeft ingezonden. Daar de gemeentewet het onmid
dellijk onderzoek daarvan voorschrijft, stelt hij dat onder
zoek thans aan de orde en benoemt hij tot leden der
commissie de heeren Hector, Schraver en Pot.
Na afloop van het onderzoek brengt de commissie, bij
monde van den heer Hector, rapport uit en adviseert tot
toelating. Daartoe wordt zonder hoofdelijke omvraag
besloten.
Aan de orde is de beslissing op het in eene vorige
zitting door de heeren Pot en VerkujH Quakkelaar gedane
voorstel, om de regeering dringend te verzoeken het
daarheen to richten dat den voormaligen eervol ont
slagen kapitein-kommandant der schutterij alsnog de
rang van majoor worde toegekend, en zich in dien geest
tot Z. M. den koning te wenden.
De voorzitter deelt mede dat hij omtrent dit voorstel
de wet op de schutterij heeft nagegaan en dat het hem,
in verband met de artt. 29 en 33 dier wet, voorkomt dat
deze zaak uitsluitend tot de competentie van den koning
behoort en men door het indienen van een adres in den
verlangden geest treden zal in de prerogatieven des
konings. Op dien grond stelt hij voor, omtrent het ge
dane voorstel over te gaan tot de orde van den dag.
Nademaal vele raadsleden overtuigd zijn van de ver
diensten van den voormaligen kommandant der schut
terij, geeft de heer Laernoes in overweging, om dien
heer eene geldelijke belooning toe te kennen.
De heer Pot zegt dat, hoezeer hij prijs stelt op de
bedoeling van den heer Laernoes, hij de^ aanneming van
diens voorstel niet wenschelijk acht, daar de verdiensten
van den voormaligen kommandant der schutterij met
geen „betaling" kunnen worden beloond. Wat voorts
het voorstel des voorzitters betreft gelooft hij genoeg
zaam te hebben doen uitkomen, dat hij de handelingen
des konings buiten beoordeeling wil laten. Zijn doel is
alleen de geslagen wonde zooveel mogelijk te heelen, en
daar er voorbeelden bestaan dat meermalen is gehandeld
op de wijze als door hem is voorgesteld, ziet hij in de
aanneming van zijn voorstel ook geen bezwaar. Z. M. de
koning heeft getoond dat hij de diensten van den voor
maligen kommandant werkelijk op prijs stelt. Spreker
gelooft dus dat de raad, hoezeer wellicht onder anderé
vormen, zijn voorstel gerust kan aannemen, zoodat hij
andermaal verzoekt dat voorstel in behandeling te
brengen.
De heer Ruyscli kan zich ook volstrekt niet vereenigen
met het voorstel van den heer Laernoes om eene gelde
lijke belooning toe te kennen, daar dit voor den heer
Dommisse, zoo deze is gegriefd, eene grieve te meer
wezen zou. Wat overigens aangaat de meening van den
voorzitter, dat men door aanneming van het voorstel
van den heer Pot treden zou in de prerogatieven des
konings, is hij niet overtuigd dat die prerogatieven
zouden gekrenkt worden als men voor het indienen van
het verzoek van de tusschenkomst van den commissaris
des kqnings gebruik maakte.
De heer Hector gelooft dat al wat geschieden kan
hierop neerkomt, dat de belanghebbende zelf zich tot
den koning kan wenden en zijn adres door den raad
wordt ondersteund, zonder bij die ondersteuning even
wel gronden aan te voeren, want volgens de grondwet
regelt de koning de benoeming en het ontslag van de
officieren der land- en zeemacht naar goedvinden.
De voorzitter zegt dat hij in de verste verte niet heeft
gemeend dat iemand zou kunnen gekwetst worden, en
hij bij zijn gevoelen blijft dat de raad door aanneming
van het voorstel treden zou in de prerogatieven des
konings.
Het voorstel van de heeren Pot en Verkuyl Quakke
laar wordt daarop in omvraag gebracht en aangenomen
met 10 tegen 4 stemmen. Tegen stemden de heeren de
Gelder, van der Os, Hector en de voorzitter. Laatstge
noemde geeft te kennen dat hij het genomen besluit niet
zal uitvoeren, dan na vooraf de opinie van den commis
saris des konings daaromtrent te hebben ingewonnen.
Is ingekomen en wordt gelezen een verzoek van den
heer J. A. de Wolff, om zoo spoedig mogelijk te worden
ontslagen als amanuensis bij het algemeen armbestuur,
uithoofde van steeds toenemende werkzaamheden.
Met algemeene stemmen is het gevraagd ontslag eervol
verleend, ingaande den 1«" Maart a.
Van het algemeen armbestuur is eene voordracht
ingekomen ter vervulling der vacature van een lid in
dat college tengevolge der benoeming van den heer
J. C. Ockers tot president. Daarop zijn geplaatst de
heeren J. A. de Wolff en J. Rekkers. Tot eene dadelijke
benoeming overgegaan zijnde is de heer de Wolff be
noemd met 11 stemmen, terwijl 3 stemmen op den heer
Rekkers zijn uitgebracht'.
Voorts heeft de raad zich vereenigd met eene voor
dracht van het algemeen armbestuur, om het bedrag van
den borgtocht voor den amanuensis vast te stellen op
f 1000, hetzij personeel met twee goede borgen, 't zij in
schrijving op het grootboek, 't zij eene solide hypotheek.
Voorts is door genoemd armbestuur een dubbeltal
aangeboden voor de benoeming van een amanuensis in
de plaats van den op verzoek eervol ontslagen heer
J. A. de Wolff. Op dat dubbeltal zijn geplaatst de heeren
E. de Vries en P. Goeree.
j Op eene vraag van den heer Pot, of er nog meer solli-