MIDDELBURGSCBE COURANT
BIJVOEGSEL
van Zaterdag 13 Februari 1S69. No. 25.
VAN DE
Gcmeenteraait van ÜEiddelburg.
Zitting van Woensdag 10 Februari. Missives gedeputeerde
staten, goedkeuring raadsbesluiteneervol ontslag commis
saris opgeheven beurtveer Utrecht; machtiging af- en
overschrijving wisselbank; idem gratificatie beambten;
nadere voordracht betreffende rioleering; proces-verbaal
kasopneming; dankbetuiging kommiezenbrief komman-
dant garnizoenvernietiging obligatiëninstructie directeur
wisselbank; benoeming idem.
Voorzitter de heer Bijleveld van Serooskerke.
Afwezig de heeren Verbrngge en Sifflé, met kennisge
ving. De heer van de Graft komt later.
Na goedkeuring der voorgelezen notulen van het ver
handelde in de zitting van den 20" Januari jl., wordt
voor kennisgeving aangenomen eene missive van gede
puteerde staten, houdende bericht van goedkeuring van
het raadsbesluit tot opheffing van het beurtveer tusschen
Middelburg en Utrecht.
In verband daarmede wordt, op voorstel des voorzit
ters, eervol ontslag verleend aan den heer J. A. Sister-
Wans als commissaris over genoemd veer.
Nog worden voor kennisgeving aangenomen twee
Missives van gedeputeerde staten, houdende de eerste
goedkeuring van het besluit tot overdracht aan den
Maat der Nederlanden van 11 bunders 32 roeden 52 ellen
grond, ten behoeve van den aanleg der spoorweg- en
kanaalwerken op Walcheren; en de tweede machtiging
tot onderhandschen verkoop van gronden van het terrein
schter de wisselbank.
Aan commissarissen over de wisselbank wordt, op
hun daartoe gedaan schriftelijk verzoek, machtiging ver
leend tot af- en overschrijving van een tweetal posten
°P de begrooting voor 1868, zijnde 56.90 voor courtage
heleeningen en 34.32 voor uitgaven van verschillenden
aard.
Nog is van commissarsssen over die instelling een
hrief ingekomen, houdende voordracht om de van het
traktement van den directeur der bank overschie
tende 200 te bestemmen voor gratificatiën aan de amb
tenaren, die sedert het overlijden van den directeur
onverplicht en met den meesten ijver aan die betrekking
verbonden werkzaamheden hebben verricht.
De voorzitter acht het verleenen dier gratificatiën
hillijk.
De heer van'Diggelen vraagt, of de inrichting der
hank van dien aard is dat, als de directeur verhinderd
ls, diens betrekking door de beambten kan worden ver
vuld, of wel daarin behoort voorzien te worden door den
oudsten commissaris of de andere commissarissen. Hij is
ffiet tegen het toestaan der som, maar wenscht slechts
'ulichting.
Nadat de voorzitter heeft geantwoord dat de werk-
suamheden onder verantwoordelijkheid van commissa
rissen verricht worden, herneemt de heer van Diggelen,
•lat het dan toch den schijn heeft dat de mindere ambte
naren de werkzaamheden van den directeur bij diens
afwezigheid moeten verrichten.
De voorzitter merkt op dat dit slechts tijdelijk is.
De heer Luteyn geeft, als van vroeger goed met de
Inrichting der bank bekend zijnde, den heer van Dig
gelen eenige inlichtingen. Hij gelooft dat uit de ver
schillende ingekomen brieven van commissarissen is
gebleken, dat de oudste commissaris, de heer Joh. van
'Ier Leijé, als waarnemend directeur is benoemd; dit
neemt evenwel niet weg dat verschillend ander buiten
gewoon schrijfwerk door de ambtenaren der bank is
Moeten verricht worden.
De voorzitter herinnert aan het voorschrift der door
*Ln raad vastgestelde verordening te dien aanzien.
Volgens den heer van Diggelen komt het dan hierop
l'eêr dat commissarissen het werk aan de mindere amb
tenaren hebben opgedragen in plaats van dit zeiven te
verrichten.
De heer van de Graft komt ter vergadering.
De heer Luteyn merkt op dat de voorstelling van den
heer van Diggelen niet geheel juist is, daar niet de ge-
heele administratie, maar slechts het bijhouden van
hoeken enz. aan de ambtenaren der bank is overgelaten.
De heer Fokker zegt dat in art. 2 der verordening
Voor de wisselbank staat, dat het bestuur der bank wordt
Verricht door commissarissen en den directeur. Comrois-
8arissen staan dus voorop. Daaruit leidt hij af dat, zoo
er werk door de ambtenaren is verricht ter vergemak
kelijking van commissarissen, deze laatsten zelve daar
voor vergoeding moeten geven, maar daartoe geen gelden
hit de gemeentekas moeten verstrekt worden.
Op de vraag van den heer Lantsheer, of er zekerheid
bestaat dat de ambtenaren meer werkzaamheden dan
anders hebben verricht, antwoordt de voorzitter beves
tigend, onder bijvoeging dat zij niet alleen's avonds,
maar zelfs tot laat in den nacht hebben gearbeid.
De heer Magielse vraagt, of men het volle bedrag van
het overschot van het directeurs-traktement voor grati
ficatiën bestemmen wil. Na hierop een bevestigend ant
woord van den voorzitter gekregen te hebben, herinnert
hij dat de h'eer Luteyn gezegd heeft dat een deel der
werkzaamheden van den directeur door commissarissen
is verricht; zijns inziens zouden laatstgenoemden dus
ook een gedeelte der som moeten krijgen.
De voorzitter antwoordt dat commissarissen daarop
geen aanspraak maken, en de ambtenaren toch grooten-
deels het werk hebben verricht.
De heer Magielse zegt dat dus, als hij het goed be
grijpt, commissarissen de som onder de ambtenaren
zullen verdeelen zooals zij meenen zullen te behooren.
Nadat dit laatste door den voorzitter is beaamd, wordt
de voordracht van commissarissen in omvraag gebracht
en aangenomen met 13 tegen 2 stemmen. Tegen stem
den de heeren Lambrechtsen van Ritthem en Fokker.
Geschiedt voorlezing van eene nadere voordracht van
burgemeester en wethouders omtrent den aanleg van
riolen, niet begrepen in het algemeene plan. In de zit
ting van den 28™ October jl. werden burgemeester en
wethouders verzocht om eene begrooting van kosten te
doen ontwerpen, verbonden aan hunne destijds gedane
voorstellen betreffende de rioleering (medegedeeld in
het bijvoegsel dezer courant van 31 October jl.). In de
vorige zitting is aan dat verzoek voldaan, waarvan de
toen ingekomen missive van den gemeentebouwmeester
het gevolg was. Al de besproken werken worden echter
door het dagelijksch bestuur niet evennoodiggeoordeeld,
zoodat zij zich verplicht achten te dien aanzien, alsook
omtrent de rioleering ten behoeve der huizen aan den
Kinderdijk en den Korendijk, waarvoor twee plannen
zijn opgegeven, hun gevoelen kenbaar te maken.
In het rapport van den gemeentebouwmeester worden
achtereenvolgens behandeld:
1». de binnensingels of zoogenaamde zoute grachten
2°. de sloot achter het oude mannen en vrouwenhuis;
3°. de sloot ter zijde van de Winterstraat
4°. de sloot ter weerszijden van de Zandstraat, en
5°. het scheepsdok.
Ten opzichte van het sub 1 genoemde gaven burge
meester en wethouders reeds vroeger te kennen dat zij
een algemeen verbieden van het daarin doen uitloopen
van faecale stoffen voldoende oordeelden.
Ook omtrent de sub 2 genoemde sloot blijven zij bij
hun in 1863 te kennen gegeven gevoelen, dat een be
hoorlijk zuiveren en zuiver houden genoeg zal zijn om
schadelijke uitdampingen te voorkomen, mits hun voor
stel wordt aangenomen om ook daar het uitloopen van
meststoffen te verbieden.
Voor deze beide privaten worden dus geen gelden
aangevraagd.
Over de sub 3 genoemde sloot bij de Winterstraat is
reeds beslist.
De sub 4 genoemde sloot aan weerszijden van de
Zandstraat werd ook besproken in het rapport van 1863.
Thans raden burgemeester en wethouders echter bepaald
aan, die sloot, zoover het bebouwde gedeelte betreft, te
dempen. De begrooting voor 1869 wijst daartoe reeds
400 aan, waarbij nog ƒ3030 op volgende begrootingen
zullen moeten worden gevoegd.
Ten aanzien van het sub 5 genoemde blijven zij,
evenals bij hun rapport van October jl., voorziening
wenschelijk achten. Daarvoor zijn twee plannen over
gelegd. Het goedkoopste, ad 14,000, komt hen echter
niet aanbevelenswaard voor. Het voorgestelde doel zou
daardoor niet bereikt worden. Dat doel is toch vooral te
zorgen dat voor de gezondheid schadelijke stoffen niet
in den bodem dringen, en daartoe van gemeentewege al
die hulp te verleenen die gerekend kan worden op haar
weg te liggen. Hoe minder sekreetputten gemaakt wor
den en hoe meer schadelijke bestanddeelen naar buiten
de gemeente kunnen verwijderd worden, hoe beter.
Dubbel noodig is hier, ter vervanging van het verloren
suatiemiddel, een nieuw en beter aan te wijzen, omdat
de terreinen achter de huizen bijna overal onvoldoende
zijn om behoorlijk putten te metselen en dus de voor
keur zou gegeven worden aan draagbare bakken, welker
inhoud dan toch dikwijls weder in het dok zou worden
worden uitgestort.
Burgemeester en wethouders geven alzoo de voorkeur
aan het tweede plan, hetwelk op ƒ27,000 is geraamd. Zij
achten dit zelfs onvermijdelijk, te meer omdat, zoo er
uitbreiding en bijbouwing der stad mag worden ver
wacht, die dan zal plaats hebben tusschen de bedoelde
huizen en het nieuwe kanaal, waar nergens gelegenheid
tot suatie is. Door dus te besluiten tot het aanleggen
van een geschikt riool met syphon, groot genoeg om ook
aan latere behoefte te kunnen voldoen, wordt datgene
gedaan waartoe men later toch zou worden gedrongen,
wordt een maatregel van billijkheid uitgevoerd jegens
de bewoners der huizen langs het scheepsdok en wordt
de anders toenemend bedreigde gezondheid op afdoende
wijs bevorderd.
Op voorstel des voorzitters is besloten dit stuk voor
de leden ter inzage te leggen, en inmiddels de commissie
voor de strafverordeningen te verzoeken eene voordracht
*te doen tot wijziging van de politieverordening ten aan
zien van het bepaalde omtrent riolen enz., alsmede de
commissie van fabricage uit te noodigen tot overweging
van het thans gedane voorstel en het uitbrengen van
rapport daaromtrent.
De voorzitter legt over het proces-verbaal der opne
ming op 22 Januari jl. van de boeken en kas van den
gemeente-ontvanger. Daaruit blijkt dat de ontvangsten
in 1868 hebben bedragen 21^454.881 en de nitgaven
ƒ210,907.631, zoodat meer ontviyigen dan uitgegeven is
5,547.25daarvan afgetrokken-7'130.16 als kwaad slot
van 1866 en bijgevoegd 4000.41-/ils goed slot van 1867,
blijkt dat in kas moest zijn ƒ9,417.50.
Voor kennisgeving wordt aangenomen eene schrifte
lijke dankbetuiging van de kommiezen en den bode bij
de plaatselijke belastingen voor de hun in de vorige
zitting verleende gratificatie.
De zitting gaat over in eene met gesloten deuren.
De voorzitter deelt na de heropening mede dat een
brief is ingekomen van den kommandant van het garni
zoen alhier, betreffende onvoldoende ruimte in de kazerne
tot huisvesting der manschappen. De sterkte van het
garnizoen bedraagt tegenwoordig plus minus 290 onder
officieren en manschappenmet Mei a. wordt dit getal
echter met 200 miliciens vermeerderd, zoodat de komman
dant verzoekt dat vóór dien tijd alsnog eene geschikte
ruimte voor minstens 80 man worde beschikbaar gesteld.
Naar aanleiding van dien brief hebben burgemeester
en wethouders getracht een lokaal te huren en zijn zij
met de heeren Spoors Sprenger in onderhandeling
getreden over het huren van een gedeelte van het ge
bouw der voormalige garancinefabriek.
Op voorstel des voorzitters is besloten de hierover ge
voerde correspondentie voor de leden ter inzage te leggen.
Wordt goedgekeurd eene overgelegde lijst van vijftien
stuks te vernietigen stedelijke obligatiën, tot een geza
menlijk bedrag van 14,200. De vernietigingdier stukken
heeft door een der leden, den heer Rekker, plaats gehad.
Vervolgens wordt overgegaan tot de artikelsgewijze
behandeling der in de vorige zitting overgelegde con
cept-instructie voor den directeur der wisselbank.
In art. 1 bepalende dat de directeur alle werkdagen
in de bank moet tegenwoordig zijn des morgens van
9—10 uren en evenzeer tegen 12 uren, wanneer de kan
toren worden gesloten, alsmede dat hij zich in den regel
in de tussclienuren beschikbaar behoort te stellen voor
het geval dat zijne tegenwoordigheid in de bank mocht
vereischt worden zijn eenige wijzigingen gebracht.
Op voorstel van burgemeester en wethouders is aan dit
artikel de bepaling toegevoegd: dat de directeur bij
ziekte of uitlandigheid voor den tijd van drie dagen
daarvan kennis moet geven aan den commissaris-voor
zitter, alsmede dat hij voor afwezigheid van langer dan
drie dagen de toestemming van commissarissen behoeft.
Een door den heer Lantsheer voorgestelde wijziging van
redactie door weglating der woorden „in den regel" is
mede goedgekeurd, terwijl voorts met 14 stemmen tegen 1
(van den heer A. W. Snouck Hurgronje) is aangenomen
een amendement van den heer Luteyn, strekkende om
achter de in het artikel genoemde tijdsbepaling te laten
volgen de woorden: „Aan deze vaste uren kunnen com
missarissen, wanneer zij zulks noodig oordeelen, uit
breiding geven."
De verordening is in haar geheel goedgekeurd met 14
stemmen tegen 1, zijnde die van den heer A. W. Snouck
Hurgronje.
Alvorens tot de benoeming van een directeur voor de
wisselbank wordt overgegaan, ter vervulling der door
het overlijden van den heer P. Dumon Tak outstane
vacature, stelt de heer Luteyn voor te bepalendat de
directeur bij eene opheffing der bank waartoe later
wellicht de mogelijkheid bestaat, daar die sinds eeuwen
bestaande inrichting in den tegenwoordigen tijd misschien
minder thuis behoort, al is het niet te ontkennen dat zij
voor de ingezetenen van veel belang is nimmer aan
spraak zal kunnen maken op pensioen of wachtgeld.
Genoemde heer vereenigt zich echter met een door
den heer Lantsheer voorgesteld amendement, namelijk
om niet te spreken van „pensioen", daar dit alleen aan
onderwijzers wordt verleend, maar te lezen: „traktement,
belooning of wachtgeld."
Het alzoo gewijzigd voorstel van den heer Luteyn
wordt met algemeene stemmen aangenomen.
Ten slotte wordt tot directeur der bank benoemd de
heer J. A. Tak, met 9 stemmen. De heer K. S. Frederiks,
mede op het dubbeltal geplaatst, verkreeg 4 stemmen,
en 2 biljetten waren oningevuld.
Hierna is de zitting gesloten.
SNEI.FERSDRUaKEKM VAN bE GEBROEDERS ABRAHAMS-