beginselen kinderen zijn van éene moeder. Dan zal
niemand zich gekrenkt kunnen gevoelen en zich boos
behoeven te maken, wanneer vrijmoedig uitgesproken
meeningen geen zelfbeschuldiging wegens onoprecht
heid opwekken, wanneer zij niet het onrechtmatige van
een met bewustzijn gekoesterden tweestrijd tusschen
overtuiging en handeling iemand voor den geest roepen.
Dan zal geen laakbare hartstochtelijkheid de kalme dis
cussie storen, wanneer het om waarheid, en niet om
verdediging van daden die men zelf voor verkeerd
houdt, te doen iswanneer men den god dien men in
werkelijkheid dient ook openlijk verkondigen durft.
Daarom vooral achten wij in den regel, geheel afge
scheiden van de Goesche quaestie, bepalingen dat geen
godsdienst of politieke onderwerpen mogen worden
aangeroerd verderfelijk, omdat zij eene beschutting zijn
waar achter onoprechtheid veilig tieren kan.
Uit den Haag schrijft men ons:
„Of 'taan mij ligt, dan wel aan de zaken, waarover ik
u te schrijven heb, maar de politiek heeft ditmaal voor
mij niets uitlokkends. Veeleer zou ik haar den rug willen
toedraaien. Maar daarmede zoudt gij niet gebaat wezen
en even goed zou ik dan mijn bl ief kunnen thuis houden.
Behoef ik u nog te zeggen dat ik schrijf onder een indruk
van wrevel bij de ervaring: hoe de openbare maar vooral
de verborgen strijd op het gebied der politiek de eerlijkste
en onafhankelijkste karakters niet zelden in den grond
bederft; hoe voor elke handeling, elk verschijnsel bij de
éene partij, door de andere onmiddellijk met een ijver,
eene betere zaak waardig, niet slechts geraden wordt
naar, maar ook openlijk gewezen wordt op onedele drijf-
veeren, vuile oorzaken
„Hier wordt een schrijven opgerakeld van den heer
Keuchenius, dat drie jaren geleden onder de leiders der
conservatieve partij circuleerde en waaruit blijkt, hoe
deze toen de liberale koloniale politiek verderfelijk voor
Nederland en Indië en de beteugeling der Indische pers
noodzakelijke achtte, terwijl hij thans zelfde vrijheid
dier pers als een krachtig wapen hanteert om de hande
lingen en de richting der conservatieve ministers van
koloniën en van den onder conservatieve vlag naar Bata
via gereisden gouverneur-generaal te bestrijden. Ginds
wordt de benoeming van den heer Geertsema tot lid van
den raad van state voorgesteld als het resultaat eener
langdurige intrige, als het doorslaand bewijs van de
politieke immoraliteit en het nepotisme der tegenwoordige
raadslieden van de kroon. En dat alles op eene wijze
die, wat den vorm betreft, aan het schelden van schippers
en vischvrouwen, wat den inhoud aangaat, aan de harts-
tocbtelijkste uitboezemingen van den haat herinnert.
„Inderdaad, wij hebben het ver gebracht in de virtuo
siteit der personeele polemiek, waarbij dat wat de hoofd-
qnaestie, de eenige quaestie moest zijn, het belang des
vaderlands, zoo goed als ter zijde gedrongen is. Ziet, ik
acht mij niet geroepen om als verdediger van den heer
Keuchenius op te treden ik erken zelfs dat ik den man
beklaag, meer nog dan veroordeel, die hetzij vóór zijn
optreden als politiek persoon gevoelens zou gehuicheld
hebben die de zijne niet'waren, hetzij na zijn optreden
door persoonlijke grieven er toe zou gebracht zijn om
uit de gelederen der voorstanders in die der bestrijders
van het koloniaal behoud over te loopen. Maar ik vraag
wat zou ook die frontverandering, dat verraad, als men
'tzoo noemen wil, bewijzen ten gunste of ten nadeele van
de groote politieke beginselen, welke men, voor het wel
zijn des vaderlands, naar het heet, bestrijdt of verdedigt
Ik vraag is het niet verklaarbaar, zoo al niet verdedig
baar, dat een welmeenend conservatief, in 1866 lid van
de tweede kamer geworden, door de Mijer-mystificatie,
waaronder juist de koloniale belangen, naar het oordeel
van alle partijen, wel het meest geleden hebben, door
al de andere handelingen, die uit dezen eersten fanx pas
zijn voortgevloeid, door de houdiug inzonderheid der
latere ministers van koloniën, uit walging van zooveel
halfheid en onoprechtheid, de met zooveel ostentatie om
hooggeheven, maar zoo treurig verdedigde vaan had ver
laten? En dan, het gebruik dat thans van dat vroeger
schrijven wordt gemaakt, moest door de partij, die het
duldt, die er misschien toe heeft aangemoedigd, beneden
hare waardigheid geacht worden.
„Evenzoo de verguizing, welke de heer Geertsema
ondervindt. Ik begrijp dat zij bare grieven tegen hem
heeft, dat zij hem het aandeel dat hij gehad heeft in den
val van het ministerie Heemskerkvan Ztiylen nooit
kan vergeven. Ik neem zelfs aan datafgescheiden van
de vraag of hij recht had de bewuste brieven in de kamer
te produceeren, of de houding van den heer van Zuylen
dien stap niet genoegzaam rechtvaardigde, op beide
welke vragen moeilijk een ontkennend antwoord is te
geven de wijze, de toon waarop de aanval geschiedde,
niet edelmoedig kon heeten. Maar ik vraag wederom
weet men wel zeker dat al wat voorafgegaan was den
heer Geertsema tot edelmoedigheid verplichtteof niet
het tegendeel geheel in de menschelijke natuur cn inden
aard der omstandigheden lag? En zoo door de konink
lijke sanctie thans eene billijke genoegdoening aan den
heer Geertsema en aan den raad van state de medewer
king geschonken wordt van een helder hoofd en van
mannelijke veerkracht, is het dan niet in strijd met den
zoo hoog opgevijzelden eerbied voor het prestige der
kroon en voor de belangen des vaderlands, wanneer van
dezelfde zijde, van waar het onvervuld blijven der plaats
van den generaal van Mnlken het ministerie tot een
grief werd gemaakt, èn de benoeming én de benoemde
om het zeerst worden gevilipendeerd?
„Hoe 'tzij, de hemeltergende wandaad, welke, volgens
sommigen, met de benoeming des heeren Geertsema tot
commissaris des konings in Overijsel zou gepleegd zijn
geworden, is ongedaan gebleven. Het spreekt van zelf
dat aller oogen thans weder met nog meer belang
stelling naar de vervulling dier hooge betrekking uit
zien. In sommige kringen het zijn die, welke het
meest van de hoflucht zijn doortrokken hoort men den
heer Vos van Steenwijk, lid der eerste kamer, doodver
ven. In andere officieele kringen wordt verzekerd dat
er nog geen keus gedaan is. Waarschijnlijk zou het u
liever zijn, als ik althans omtrent de geruchten, die er
loopen, volkomen juist en volledig geïnformeerd bleek.
Maar na hetgeen ik hierboven schreef kan het u niet
verwonderen dat ik weinig liefhebberij gevoel om te
trachten in de kaarten te kijken dergenen, die hier
nog altijd het bekende „hoog spel" voortzetten. Wat
ik er onwillekeurig van zie, i3 meer dan mij lief is.
Vooral bij de wetenschap hoe de spelers, bij de zucht om
elkanders kaarten te kunnen aftroeven en hunne kansen
in het spel te verbeteren, zich leenen tot combinatiën, die
hunne persoonlijke gevoelens zoowel als hunne politieke
beginselen schijnbaar moeten verbieden.
„De combinatiën blijven natuurlijk geheim totdat het
doel bereikt is; somtijds lijdt de einduitslag voor een der
beide partijen schipbreuk op onvoorziene hindernissen
en wacht b. v. een jong zeeofficier op non-activiteit, zoon
van een oud-minister en minister van staat, langer op
zijne benoeming tot militair-attaché bij een of ander
gezantschap dan tusschen de partijen wasgecontracteerd,
of blijft eene diplomatieke betrekking in het Noorden
langer onvervuld dan een oningewijde begrijpen kan,
omdat sommige plannen ten aanzien van eene dergelijke
betrekking in het Zuiden nog niet tot rijpheid z in ge
komen. Alteraaal stof tot discours en cancans op de
diplomatieke en officieele soirécs en diners, die aan de
orde van den dag zijn en waar het „hoog spel" in zijne
volle kracht is.
„Gij weet misschien reeds dat de ontwerp-herziening
van de tabel der kiesdistricten bij den raad van state
aanhangig is. Men spreekt van eene splitsing der kies
districten Haarlem en Delft. Daardoor zou aan de eene
zijde de herkiezing van den heer Koorders, (ook al mocht
hij herstellen) twijfelachtig worden, en aan de andere
zijde de heer Wintgens in de kamer zou terugkeeren,
zonder dat de heer van Sypesteijn genoodzaakt werd
hier plaats voor hem te maken.
„Men verzekert dat het prachtige hotel, dat wijlen de
baron van Brienen eenige jaren geleden in het Voorhout
heeft doen bouwen, ten behoeve van prins Alexandor is
aangekocht. Een feit is het dat de tegenwoordige bewo
ner, de oudste zoon en mede erfgenaam van het ontzag
lijk fortuin, door den stichter van het hotel nagelaten,
de residentie gaat verlaten om zich, wellicht tijdelijk, in
het Zuiden te vestigen. Gij begrijpt dat over een en ander
veel gepraat wordt in ons, op sommige punten nog al
Kleinstadlüch Haagje.
„Ofschoon terloops, daar ik van de ruimte mij door u
voor de mededeeling onzer Haagsche indrukken afge
staan, geen misbruik mag maken, moet ik u toch met
een enkel woord spreken van het velerlei kunstgenot
dat wij hier deze week mochten smaken. Julius Stock-
hausen heeft voor ons gezongen, maar niet dat en niet
zoo veel als de meeste musici onder ons zouden verlangd
hebben. De heer Verhulst verzekerde den bezoekers van
het 4» concert Diligentia dat het was omdat de voortref
felijke zanger zich sparen moest. Het genootschap Pulchri
studio bood de portefeuille van den heer Benoit Coster
uit Arnhem ter bezichtiging aan; eene keurige collectie
teekeningen, meestal van niet zeer jongen datum, maar
eene bloemlezing uit de kunst die voor een twintigtal
jaren a, l'ordre du jour was. Gallait, Leys, van Os, Bosboom,
Scholten, Verveer, ziedaar zoo wat de helden van den
avond. De held van den avond, zoo mag ik den genialen
Nicolaas Beets wel noemen, bij de herinnering aan
de even onderhoudende als leerrijke causerie, welke hij
jl. Maandag in het genootschap Oefening kweekt kennis
aan de reien uit Vondel's treurspelen wijdde. Tintelend
van vernuft, op het paradoxale af, uitnemend be
schaafd van vorm, boeiend en wegslepend van inhoud
was zijne voordracht, die aan de beste van da Costa's
letterkundige improvisatiën herinnerde. Een dich
ter als Vondel zóo door een dichter te hooren appreciee-
ren, het wezen der poëzie zoo aesthetisch en tevens met
zoo veel humor te hooren verklaren, is een te zeldzaam
genot dan dat ik niet alle Nederlanders zou toewenschen
dat Beets het hun mocht doen smaken, zooals hij het
ons heeft geschonken."
In eene vergadering van het te Zaandam gevestigde
departement der Maatschappij tot nut van 'talgemeen is
besloten: 1". aan het hoofdbestuur de instemming van
het departement te betuigen met den inhoud van de
circulaire dato 5 November 11.; 2". te ondersteunen het
voorstel, reeds door andere departementen gedaan, tot
het beleggen van eene buitengewone algemecne verga
dering op dien tijd, die aan het hoofdbestuur het meest
geschikt voorkomen zal; en 3". ingeval het hoofdbestuur,
om welke redenen dan ook, niet kan besluiten tot het
beleggen van eene algemeene vergadering, genoemd
college te verzoeken, om door het gratis verspreiden van
een of meer kleine vlugschriften niet alleen de leden
der maatschappij, maar in het algemeen de nog onkundige
gemeente in ons vaderland bekend te maken met het
gevaar, waardoor de neutrale volksschool bedreigd wordt
en haar tot waakzaamheid in dezen aan te sporen. Het
departement is tot het nemen van zulk een bepaald be
sluit gekomen door de overweging dat van alles, wat in
zake van de onderwijsquaestie door de maatschappij
wordt gedaan, de verantwoordelijkheid niet op het hoofd
bestuur, maar op de departementen moet rusten. En om
die reden kon het niet instemmen met het besluit van
andere departementen, om alle maatregelen aan de pru
dentie van het hoofdbestuur over te laten.
Benoemingen en besluiten.
militiekaden. Benoemd tot voorzitter van den mili
tieraad in Zeeland de heer H.J.van Deinse, en tot plaats
vervanger nu. N. J. C. Snouck Hurgronje, beide leden
der provinciale staten; tot lid nu. M. Verbrugge en
tot plaatsvervanger de heer H. llekker, beide leden van
den gemeenteraad van Middelburg.
Kerknieuws.
Gisteren en heden zijn bij do Nederduitsche hervormde
gemeente alhier de stembiljetten geopend, welke Woens
dag zijn ingekomen voor de verkiezing van veertien
notabelen. De uitslag is de volgende
Van het tegenwoordige college zijn herkozen de heeren
mr. N. J. C. Snouck Hurgronje, J. van der Leijé, dr. L. J.
de Marrée, F. Nagtglas, J. J. I. Sprenger, A. Tak van
Poortvliet, J. D. M. de Stoppelaar, en J. P. van Visvliet.
Voorts zijn gekozen de heeren mr E. P. Schorer,
mr. J. P. L. E. E. Scheidius en D. Jeras (geb. 1802).
Overstemming moet plaats hebben tusschen de heeren:
J. M. van der Minne, nu. A. F. Sifflé, G. D. Ilöell, Y. Key-
zer, C. Sitter en d». J. P. Nonhebel.
Gisteren had te Goes de opening plaats dor stem
biljetten ter verkiezing van 10 notabelen bij de Neder-
duitsch hervormde gemeente aldaar. Er waren 284 bil
jetten ingeleverd, zoodat de volstrekte meerderheid 143
bedraagt. Gekozen zijn de heeren: I. P. Kakebeeko
met 228, J. Dekker Lz. met 227, dr. G. T. Callenfels met
225, F. Fcrdinandusse met 221, I. J. Paardekooper met
216' dr. N. I. F. Verschoor met 2L3, J. G. llisseeuw met
21()| P. van Dalen met 210, S. de Jonge Mnlock Houwer
met 186 en W. A. de Laat de Kanter met 184 stemmen.
De heer J. A. A. Fransen van de Putte verkreeg 117 en
de hqer M. J Soutendam 88 stemmen.
De heer C. C. J. Hiebendaal, predikant bij de Neder
duitsche hervorfade gemeente te Otterloo, is beroepen
bij die gemeente te St.-Philipsland.
(«emengde Berichten.
Volgens bericht uit Dordrecht van heden middag
12 uur zat de rivier tusschen de Lek en Rotterdam vol
drijfijs.
Het sloopen der vesting te Bergen op Zoom houdt
tegenwoordig op drie verschillende perceelen aan het
zuidelijk frontier honderde arbeiders bezig. Het bastion
William is schier geheel weggeruimd en de nieuwe weg
in de richting van het stationsgebouw reeds half bestraat.
Van het bastion Coehoorn en het ravelijn Stoelemat wor
den de hoofdwallen afgegraven en de metselwerken ont
bloot, een en ander in verband met de drie te maken
nieuwe uitgangen ter vervanging van die dor Wouw en
Boschpoorten en de laatste door het ravelijn Stoelemat,
om langs de Bruinevischstraat voor de bezetting een
kortere gemeenschap te verkrijgen naar de oetenings*
terreinen op het daarover liggende geretrancheerd kamp
Kijk in de pot. Het op weinige schreden van Stoelemat
gelegen bastion Oia ije speelde een voorname rol bijde
wapenfeiten der Engelschen en Franschen in den nacht
van 8 op 9 Maart 1814, welke voor eerst.genoemden zoo
treurig afliepen. De Engelsehe brigade-generaal Cooke
vestigde daar in een kleinen aan den binnenwal gelegen
koepel zijn hoofdkwartier en bleef buiten het bereik der
kogels tot aan de capitulatie, in plaats van offensief te
handelen en te zorgen dat de generaals Goore en Skerret
die beide sneuvelden, hij hunne aankomst niet op de
haven scheidden en verschillende richtingen insloegen.
Dadelijk na hunne komst in de vesting lieten zij toe dat
hunne soldaten en sommige officieren zich in de huizen
begaven met een geheel ander doel dan te vechten, ter
wijl hunne kaïneraden aan het vuur der Franschen