toebehoorende voetpad bij West-Souburg en ingesloten door de te maken spoorweg- en kanaalwerken. Adres sant verzoekt vergunning om, zonder geldelijk bezwaar voor de gemeente Vlissingen, een gedeelte van bedoeld voetpad te mogen maken tot rijweg, teneinde een uitweg van het thans ingesloten land te verkrijgen, zoo voor zich als voor de toekomende eigenaars van eenige door hem te verkoopen perceelen. Burgemeester en wethouders hebben een concept besluit doen opmaken, hetwelk door den secretaris wordt voorgelezen en strekt om de gevraagde vergunning, on der nader omschreven voorwaarden, te verleenen. Met algemeene stemmen is dienovereenkomstig besloten. Wordt gelezen een adres van L. J. Sap, die te kennen geeft dat hij 11 jaar bij het wapen der infanterie heeft gediend, 31 jaar als torenwachter en bijna 11 jaar als schilder in dienst der gemeente werkzaam is geweest, zich steeds trouw en eerlijk heeft betoond en thans nog met ijver en lust tot werkzaamheid is vervuld dat hem tot zijn diep leedwezen ter kennis is gebracht dat hij met het einde van 1868 uit zijne laatstgemclde betrek king zou worden ontslagen, zoodat hij alleen als toren wachter werkzaam zou kunnen blijven, waaraan slechts eene geringe verdienste verbonden isdaar zijn gevor derde leeftijd hem tot zwaren arbeid ongeschikt maakt, verzoekt hij alsnog in dienst der gemeente te mogen blij ven, of anders met eene gratificatie uit de gemeentekas te worden begunstigd. De voorzitter deelt mede dat het dagelijksch bestuur meent dat dit verzoek niet voor inwilliging vatbaar is, daar de adressant verkeert in hetzelfde geval van alle andere voormalige gemeente-werklieden. Hij adviseert alzoo het verzoek af te wijzen, onder opmerking dat de adressant later wellicht nog wel voor eenig schilderwerk te gebruiken zal zijn. Met algemeene stemmen is tot afwijzing van het ver zoek besloten. Namens de financieele commissie wordt rapport uit gebracht op het adres van F. J. Smits, te Dordrecht, be treffende eene volgens adressant verkeerde toepassing van boete voor te late oplevering van straatkeien. De conclusie van dit rapport strekt om, op grond van nader onderzoek, het bedrag der aannemingsom, in plaats van met 245, te verminderen met f 80, zijnde 16 dagen ad f 5 daags. Zonder discussie heeft de raad zich met algemeene stemmen met genoemde conclusie vereenigd. De ingekomen begrooting voor den Middelburg— Vlissingschen rijweg wordt gelezen en blijkt te bedragen: in ontvang f 3,020.53, in uitgaaf f 3,010, vermoedelijk goed slot f 10.53. De heer van Uije Pieterse zegt dat, volgens de bij deze begrooting gevoegde memorie van toelichting, met het bouwen der op de begrooting bedoelde tolgaarders- woning geen begin zal worden gemaakt zonder nadere machtiging van den raad. De begrooting wordt daarna met eenparige stemmen goedgekeurd. Voor kennisgeving wordt aangenomen eene door den secretaris voorgelezen missive van gedeputeerde staten, houdende kennisgeving der verdaagde goedkeuring van de gemeentebegrooting voor 1869 en machtiging tot be schikking over de helft der daarop uitgetrokken posten. De voorzitter deelt mede, dat de heer A. Klayssen hem heeft te kennen gegeven dat hij wenscht te beproeven in hoever het mogelijk is de calicotsweverij weder in werking te brengen, en tot dat einde het lokaal van het zoogenaamde pesthuis tot 1 Juli in gebruik zou willen hebben tot het nemen eener proef, om daarna een nader verzoek te doen. Met algemeene stemmen wordt tot tijdelijken afstand van het verlangde lokaal besloten. Naar aanleiding van een bij hen ingekomen adres van Stein, wonende in de Walstraat, betreffende eene quaestie over een muur, is op voorstel van burgemeester en wet houders besloten den adressant een klein stukje grond af te staan, teneinde hij een titel van eigendom verkrijge waardoor eene voor hem thans bestaande moeilijkheid zal zijn opgeheven. De voorzitter brengt ter kennis dat de heer Bourdrez, hulponderwijzer op de school voor middelbaar onderwijs, bezwaren bij hem heeft ingebracht tegen de wijze van uitbetaling zijner jaarwedde, tengevolge waarvan hij een kwartaal tekort komt. Dit bezwaar is een gevolg van de nieuwe regeling, waaraan echter met algemeene stemmen is tegemoetgekomen door te besluiten dat zoo wel aan den heer Bourdrez als aan twee andere met hem in gelijk geval verkeerende onderwijzers alsnog een kwartaal hunner jaarwedde zal worden uitbetaald, zoodat de nieuwe regeling verder tot geene moeilijkheden meer aanleiding zal geven. Aan de orde wordt gesteld de beslissing op het in eene vorige zitting door den heer Pot gedaan voorstel, in overeenstemming met het vroegere voorstel der schoolcommissie, tot afschaffing der avondschool op de school voor meisjes. De heer Verkuyl Quakkelaar verklaarde zich tegen de behandeling in deze zitting, op grond dat dit punt niet op de agenda van werkzaamheden voorkomt. De voorzitter zeide dat hij dit had verzuimd, doch de heer van Uije Pieterse gaf te kennen dat aangehouden stukken niet op de agenda behoeven vermeld te worden. De heer Verkuyl Quakkelaar gaf dit niet toe en meende dat men op die wijze wat al te veel van het geheugen der leden vergt. Met 13 tegen 2 stemmen, van de heeren Verkuyl Quakkelaar en de Groof, werd tot dadelijke behandeling besloten. De beraadslaging over het voorstel geopend zijnde, zeide de heer van Uije Pieterse dat hij met dat voorstel instemde, daar hij ook steeds de afschaffing der avond school wenschelijk heeft geacht. De heer Verkuyl Quakkelaar zal tegen het voorstel stemmen. Slechts een paar maanden is het geleden dat men tot het houden der avondschool heeft besloten, en in dien korten tijd schijnt men reeds ondervinding ge noeg te hebben verkregen om, iets gelézen hebbende van een Duitscher, een Engelschman en een Zwitser, het voorstel tot afschaffing te doen. Dat kan hij niet, aannemen. Schaft men de avondschool af, dan wordt twee uren minder onderwijs gegeven, en worden de overige schooltijden verlengd, dan noodzaakt men als het ware ieder óm eerst te vijf uren het middagmaal te gebruiken. Hij zou althans het einde van den winter willen afwachten om een oordeel te vellen over het al of niet wenschelijke van het behoud der avondschool, waarvan thans veel kinderen gebruik maken. De heer van Uije Pieteise antwoordt dat hij betwijfelt, of het voorstel van den heer Pot wel is gedaan op grond van ondervinding van slechts twee maanden; hij gelooft veeleer dat de heer Pot daartoe is overgegaan omdat hij de gronden der plaatselijke schoolcommissie meer appre cieert en hij nu gezien heeft dat de vroegere tegenstand diende gerectificeerd te worden zoowel in het belang der scholieren als in dat der onderwijzeressen; deze laat- sten hebben bij het behoud der avondschool geen tijd tot eigen studie over en studie is, vooral bij de hooge vlucht welke het onderwijs tegenwoordig neemt, voor haar bepaald noodig, ten einde op de hoogte te blijven. De heer Pot vraagt en verkrijgt het woord, niet om zijn voorstel, hetwelk hij vroeger heeft gemotiveerd, nog nader toe te lichten of te verdedigen, maar om met een enkel woord den heer Verkuijl Quakkelaar te beant woorden. Die heer beeft gesproken alsof het voorstel zou gegrond zijn op voorbeelden van Fransehen en Duitsehers; spreker moet hieromtrent opmerken dat hij niet gewoon is bij vreemden school te gaan, hoezeer men tegenwoordig tot ziju spijt daartoe meermalen verplicht wordt. ïlij beroept zich echter op voorbeelden te Rotter dam en elders hier te lande en betoogt, op grond daarvan, dat eene goede verdeeling der werkuren op de scholen in het belangisèn van de jeugd èn van dc onderwijzeressen De heer Hector verklaart zich tegen het voorstel van den heer Pot. Hij releveert, dat gewezen is op het be zwaar van vermoeienis bij het behoud der avondschool. Moest hij dat bezwaar deelen, dan zou dit zijns inziens evenzeer gelden voor de jongelingen op de school van den heer Stuart. De heer van Uije Pieterse gelooft, dat de heer Hector uit het oog verliest dat op de school van den heer Stuart meer vakken te onderwijzen zijn dan op die van mejuf- vrouw Bijleveld. Zijns inziens moet men ook hier van twee kwaden het minste kiezen, en op de meisjesschool bestaat niet die noodzakelijkheid tot uitbreiding der schooluren welke bestaat voor de school van den heer Stuart. De heer Verkuyl Quakkelaar zegt dat het getal school- nren op de meisjesschool dagelijks slechts zes bedraagt, zoodat men een beambte heeft die uit de gémeentekas wordt betaald voor zes uren arbeids daags. Hoe moet men dan doen, vraagt hij, met al de andere gemeente ambtenaren die een heelen dag werken Dan moet men ook hen tijd tot eigen studie geven. Spreker wenschte althans wei, dat hij er met zes uren werkens per dag kon afkomen. De heer Pot zegt ten slotte dat hij niet gelooft dat men van geest en lichaam van het vrouwelijk geslacht zooveel verwachten kan als van het mannelijke. Nadat de discussie is gesloten en de voorzitter nog met een enkel woord de genoemde bezwaren heeft weder- legd, wordt het voorstel van den heer Pot in stemming gebracht en met 9 tegen 6 stemmen verworpen. Vóór stemden de heeren van Uije Pieterse, de Kruyff, van der Os, Pot, de Gelder en de voorzitter. Burgemeester en wethouders worden, op voorstel des voorzitters, gemachtigd tot den verkoop van eenige oude der gemeente toebehoorende voorwerpen. De voorzitter geeft te kennen dat hij na rijp beraad besloten heeft, zijne betrekking als lid van den gemeente raad neder te leggen, en dat burgemeester en wethouders den dag der verkiezing van een nieuw lid in zijne plaats hebben bepaald op Dinsdag 26 dezer. Naar aanleiding van deze mededeeling wordt overge gaan tot de benoeming van een stembureau voor die verkiezing en, na herhaalde stemmingen, benoemd: tot leden de heeren Ockers en Pot, en tot plaatsvervangers de heeren Laernous en de Kruyff. De heer Pot verkrijgt op zijn verzoek het woord tot toelichting van een door hem te doen voorstel. Hij her innert dat in de vorige zitting door den voorzitter onder anderen hulde is gebracht aan de verdiensten van den op zijn verzoek eervol ontslagen kommandant der Vlis- singsche schutterij, welke woorden niet alleen weerklank hebben gevonden bij de burgerij, maar ook bijzonder bij den raad, omdat ieder de overtuiging heeft dat die hulde meer dan verdiend is. Het staat niet aan den raad te onderzoeken waarom het bevel over de schutterij aan zulke handen ontnomen en de voormalige kommandant zoo diep gegriefd is, want 's konings wil moet wet zijn, die de raad ook in dezen gaarne eerbiedigt. Nogtans bezit ieder burger en militair de zekere overtuiging dat daarvoor geen redenen in den persoon van den voorma- ligen kommandant te zoeken zijn. Wat gebeurd is zegt de heer Pot is niet te herroepen, en de man wiens wedergade als officier-komraandant der schutterij te vergeefs zal worden gezocht, is voor de schutterij, helaas! verloren. Maar waar het bestuur eener gemeente zoo innig doordrongen is van de erkentenis der vele diensten op zoodanige wijze zoo langdurig betoond; waar men getuige is geweest van de bijzondere op prijs stelling vanwege Z. M. den koning zeiven door woord en daad bewezen, daar komt het spreker niet ongepast, ja zelfs plichtmatig voor, zooveel mogelijk eene geslagene wonde te verzachten, door ook zooveel mogelijk recht te doen wedervaren aan hem die daarop aanspraak heeft. De heer Pot herinnert voorts dat de voormalige kom mandant na meer dan 20jarigen dienst eervol is ontsla gen als kapitein-kommandant, met vergunning om de activiteits-uniform als kapitein te mogen blijven dragen, terwijl zijn opvolger den majoorsrang heeft verkregen. Naar spreker zeker meent te weten is het dit wat den voormaligen kommandant het meeste grieft. Zijne voor gangers hadden den rang van hoofdofficier en de heer Benier zou dien verkregen hebben omdat de sterkte der schutterij te groot was voor éen compagnie, waarom dan ook reeds het aantal officieren was vermeér'derd en de schutterij, met afwijking van het besluit van 1828, in twee compagniën was ingedeeld. De heef Dommisse moet dan ook, naar spreker vernomen heeft, onmiddellijk na zijne aanstelling tot kommandant, zich tot de regee ring hebben geadresseerd met de vraag, hoedanig met die abnormale indeeling van éen in twee compagniën, met een dubbel kader onderofficieren en korporaals, moest gehandeld worden. Daarop zou geantwoord zijn dat die indeeling zoo moest blijven, in afwachting eener nadere regeling bij de te verwachten nieuwe wet. De heer Dommisse heeft dus feitelijk altijd twee compag niën gekommandeerd, die zeker veel sterker zijn geweest dan de thans bestaande compagniën. Hij had dus voor zich den rang van majoor kunnen vragen, evenals zijn voorganger dien had gehad, of dit door zijne officieren of onderofficieren kunnen laten doen, zooais meermalen plaats heeft. Hij heeft dit niet gewild uit bescheiden heid, en zelfs toen niet zeer lang geleden een plan be stond om het voor hem te vragen, heeft hij zooals spreker uit een goede bron heeft vernomen toen dit ter zijner kennis kwam zulks bepaald verboden. Had de heer Dommisse op grond van het voorgaande alléén reeds recht op den rang van majoor, hij had daarop, volgens den heer Pot, ook allo aanspraak wegens zijne militaire bekwaamheden, die door iedereen, deskundig of niet, erkend worden; door zijn tact om de schutterij te leiden en te besturen, ja door zijne geheele persoon lijkheid. Hij zou dien rang waardig hebben gehandhaafd, want meer dan eens is door officieren, zelfs door hoofd officieren van het leger verklaard, dat hij daartoe alle vereischten in zich vereenigde. Kon aan den heer Dom misse alsnog de rang van majoor worden toegekend, dan weet spreker zeker dat, hoewel hij misschien voor zich- zelven daaraan geen waarde hecht en ook misschien nim mer de aan dien rang verbonden onderscheidingsteekenen zal dragen, hij zich in zijn eer hersteld zal gevoelen. Daarenboven zou van zijne bekwaamheden wellicht nog partij kunnen getrokken worden in het belang der schut terij zelve of van zoo vele nieuwe officieren, die in mili taire zaken vooralsnog niet allen de noodige ervaring hebben, iets waartoe hij zich in de tegenwoordige om standigheden, om licht te bevroeden redenen, wel niet zal laten vinden. Op grond van een en ander wenscht spreker dat het gemeentebestuur de regeering ernstig wees op de bij zondere verdiensten van den voormaligen kommandant, die, onder andere omstandigheden, wellicht op schitte rende wijze zouden zijn erkend en beloond, en dringend te verzoeken dat het daarheen werd gericht, dat den heer Dommisse, als eervol ontslagen kommandant der schutterij, alsnog de rang van majoor worde toegekend. Hij stelt mitsdien voor, zich in dien geest per missive tot Z. M. den koning te wenden, welk voorstel is onder steund door den heer Verkuyl Quakkelaar. Op vóorstel des voorzitters is besloten, de behandeling tot de volgende zitting aan te houden. Op de vraag des voorzitters of een der ledbn nog iets in het midden heeft te brengen, brengt de heer Laernous de kolen der gasfabriek ter sprake, waaraan behoefte schijnt bestaan te hebben en die, volgens gegeven inlich tingen, eerst in November ontboden zijn. Die late ont bieding betreurt spreker, daar er ruimte genoeg tot berging der kolen aanwezig is, en het pleit zijns inziens niet voor de activiteit van den directeur der gasfabriek dat hij tot het laten komen van kolen een tijd afwacht, waarop men zeker ongunstig weêr verwachten kan. De heer van Uije Pieterse antwoordt dat reeds in Maart des vorigen jaars door de commissie voor de gasfabriek aan den directeur plein pomoir ten aanzien der kolen is gegeven. Dc directeur is genoeg bekend met de ziens wijze van den raad, om te weten hoe hij handelen moet, doch heeft verklaard dat hij bezwaar heeft gemaakt om kolen te laten komen, aangezien de loods waarin zij ge borgen moeten worden in slechten staat verkeerde. Spreker heeft hem geantwoord dat dit slechts eene halve verontschuldiging was. Hoe dit echter zij, de commissie heeft geen schuld, maar de geheele verantwoordelijkheid ligt op den directeur. Nadat de beer Laernous andermaal de houding van den directeur in dozen heeft afgekeurd, zegt de heer Ruysch dat het ongeval met het schip met kolen zoowel voor den heer Wybaut als voor anderen eene betreurenswaar dige zaak is, en vraagt voorts of dc kolen voor de gasfa briek verzekerd zijn? Hierop wordt bevestigend geant woord, onder bijvoeging door den voorzitter dat het dagelijksch bestuur meent alle maatregelen genomen te hebben tot verzekering van de rechten der gemeente. De heer de Kruyff ontvangt van den voorzitteropeene door hem gedane vraag ten antwoord, dat in de volgende week de uitslag der plaats gehad hebbende aanbesteding van gemeente-onderhoudswerken aan de commissie van fabricage zal worden medegedeeld, waarna vermoedelijk tot de goedkeuring zal kunnen worden overgegaan, zijnde de inschrijvingen alle boneden de begrooting. Dc heer Verkuyl Quakkelaar zegt dat 't hem spijt dat de commissie voor de gasfabriek, die toch uit de reke ning den aanwezigen voorraad kolen zien kan, zelve niet voor tijdigen aanvoer gezorgd heeft. Dit is zijns inziens niet alleen de zorg van den directeur, maar ook wel degelijk die van de commissie, want het is niet genoeg den directeur volmacht te geven, maar men moet ook toezicht houden op den loop der zaken. De heer van Uije Pieterse antwoordt dat, toen de com missie het gebrek aan kolen ontdekken koh, de kolen reeds ontboden waren. Hierna wordt de zitting gesloten. SNEI.PERSDRUKKER1J VAK DE CEBROEDERS ABRAHAMS.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2