föuitfnlcmtr. Marine en leger. De luitenant ter zee 2* kl. J. A. Vening, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en van daar met particuliere gelegenheid den 5 dezer in Nederland terug gekeerd, is, met dat tijdstip, op nonactiviteit gebracht. De luitenant ter zee 2C kl, H. van den Pa.uvert, dienende op Zr. M>. ramschip de Schorpioen, wordt met den laatsten dezer maand op nonactiviteit gebracht en op gemeld ramschip vervangen door den luitenant ter zee 2» kl. H. van der Meer. Koloniën. De berichten in de per Engelsehe mail aangebrachte brieven en dagbladen uit Nederlandsch Indië loopen tot 2 December, doch behelzen weinig belangrijks. Rechtzaken. Voor het provinciaal gerechtshof in Zuid-Holland stond jl. Vrijdag terecht een jongeling van goeden huize, oud 22 jaren, beschuldigd van diefstal bij nacht in een bewoond huis, waar hij als gast zijn verblijf hield. De ouders van dit jonge mensch staan aan het hoofd eener zeer geachte familie te Barmen in Pruisen en brachten hun zoon vóór twee jaar naar Rotterdam, om aldaar in den handel te worden opgeleid. Als handelsagent eener solide onderneming in Duitschland genoot hij reeds een salaris van f 2000 'sjaars en waren hem in de toekomst de schoonste vooruitzichten geopend. Zijn losbandig gedrag bracht hem tot de daad, waarvoor hij nu terecht stond. Den 18 November jl. had hij namelijk zijn intrek genomen in het logement de „Kroon" te Amsterdam, waar hij het reisvalies van een Duitsch koopman, die zich even verwijderd had, open maakte en daaruit twee bankbiljetten a 40 en 69 aan rijksdaal ders wegnam. Volgens zijn eigen verklaring, onder de teekenen van groot leedwezen en diep berouw afgelegd, bekende hij daarvan in twee publieke huizen eenige oude schulden afgedaan en op nieuw verteringen gemaakt te hebben. Spoedig daarop werd hij in een koffiehuis gevat. Het hof heeft dezen jongeling, met aanneming van verzachtende omstandigheden, tot eene correctio- neele gevangenisstraf van een jaar veroordeeld. Gemengde berichten. Vrijdag morgen was de kazerne te Neuzen het tooneel van een zeer bedroevend voorval. De sergeant Schenet heeft, na vooraf een zijner kameraden, den sergeant de Kok, door het afschieten van een vuurwapen eene zware wonde in de beide beenen te hebben toegebracht, zich met hetzelfde wapen een kogel door het lijf gejaagd. Reeds des middags is hij aan de gevolgen daarvan over leden. De door hem gewonde is in den avond van Vrijdag bezweken, zoodat deze treurige zaak twee slachtoffers heeft geëischt. Het hof heeft voor "drie weken den rouw aange nomen wegens het overlijden van den hertog Joseph van Saksen. Men schrijft uit OverijselDe goede werking van werkhuizen, o. a. te Leiden, Gouda, enz., heeft den ge meenteraad van Kampen doen besluiten, om ook aldaar een werkhuis op te richten. Het zal een toevluchtsoord zijn voor degenen, die tijdelijk zonder werk, en daardoor noodlijdende zijn. Dat werkhuis moet strekken tot we ring van bedelarij en tot wering van verkeerd geplaatste en verkeerd werkende liefdadigheid, voorts om ware van voorgewende armoede te onderscheiden, en om door onderstand in voedsel en loon voor arbeid te geven, zedelijk op den arme te werken. Het moet boven alles dienen, om de energie, of veerkracht bij den arme op te wekken, ten einde hem niet aan ondersteuning of ledig heid te gewennen. Degene, die er gebruik van maakt, moet daarom ook vrij blijven en onafhankelijk, om een volgenden <ïag al dan niet terug te keeren. In het vroe gere werkhuis zullen te dien einde behoeftigen, zoowel mannen, als vrouwen en kinderen, des daags worden opgenomen, en hun een voor hunne vermogens en krach ten evenredigen arbeid worden verschaft, tegen genot van voeding en eenig loon. Bestuurders hebben behoefte aan de meest mogelijke zedelijke medewerking der inge zetenen. Geldelijke bijdragen vragen zij nietdoor den raad is voor het werkhuis eene bepaalde som toegestaan. Aangenaam zal het der commissie echter zijn, wanneer de ingezetenen haar streven ondersteunen door het ver- Strekken van werk, 'twelk tegen gering loon in het werkhuis zal worden verricht. Alléén wenscht het be stuur, dat de weldenkende burgerij aap ieder, die om een aalmoes vraagt, omdat hij door werkeloosheid geen arbeid kan vinden, tot antwoord geeft: „gij behoeft niet ledig te loopen en een aalmoes vragen; ga naar het werk huis, daar zal men u werk en brood verschaffen." Men schrijft uit 's-Hageaan het Handelsblad: Voor eenigen tijd is door den heer F. von Wahlfelt, majoor in Zweedschen dienst, aan den minister van oorlog toegezon den een door hem uitgevonden geweer, geschikt tot bajonetschermen. De minister heeft dit geweer ter proefneming in handen gesteld van den kommandant van een der regimenten infanterie. Uit dit onderzoek is ge bleken, dat het geweer wel goed zou kunnen voldoen bij de instructie in het bajonetschermen, maar dat het minder noodig is uitsluitend voor dat doel nieuwe gewe ren aan te schaffen. Wij vernemen dat hiervan aan genoemden majoor, onder dankbetuiging voor zijne be toonde belangstelling in het Nederlandsche leger, mede- deeling gedaan is bij eene missive, waarin o. a. gezegd wordt, dathet te minder noodig is om uitsluitend voor de oefeningen in het bajonetschermen geweren van het stelsel Wahlfelt te doen vervaardigen en bij het Neder landsche leger in te voeren, vermits de wapenen, door de troepen bij de oefeningen gebruikt, voldoende moeten geacht worden om de manschappen de gewenschte'mate van bedrevenheid in het bajonetschermen te doen ver krijgen. Het is ook op grond dezer beschouwing, dat de minister van oorlog het minder noodig heeft geoordeeld het bedoeld geweer aan Z. M. den koning aan te bieden. Voor eenige dagen overleed te Beekbergen eene bejaarde vrouw, Janna van Essen genaamd; zij woonde aldaar alleen in een ellendig hutje en was gedurende meer dan twintig jaren door de diaconie onderhouden, op wier kosten zij ook gedurende hare laatste ziekte werd verpleegd. Na haar overlijden echter werden op verscheidene plaatsen in hare hut verborgen gevonden eene som van ƒ260 aau geld, eenig zilver en andere voor werpen, benevens linnen en kleedingstukken, die zij sedert jaren bij de bedeelingen van de diaconie had weten machtig te worden, doch ongebruikt geborgen had. Thermometerstand. 9Jan. 's av. 11 u. 47 gr. 10 's morg. 7 u. 44gr.'smidd. lu.42gr.'sav. 11 u. 36gr. 11 's morg.7 u. 34 's midd. 1 u. 40 gr. Statcn-genea-aal. EERSTE KAMER. Zitting van Zaterdag 9 Januari. - Algemcene beraadslagingen staatsbegrootingaanneming hoofdstukken I II Hl IV# en b en Vilt?. 5 Aan de algemeene beraadslaging over de staatsbegroo ting werd door zes sprekers en de ministers van financiën koloniën en binnenlandsche zaken deelgenomen De eerste spreker, de heer Hartsen, behandelde in de eerste plaats den financieelen toestand, waaromtrent hii geen groote bezorgdheid koesterde. Evenwel liadden wij tot dekking onzer gewone inkomsten, jaarlijks 121 mil- lioen uit lndië noodig en nu was hij wel bezorgd in dit opzicht, dat de regeering eene wijziging wil brengen in de financieeie verhouding van Nederland tot Indië De minister van financiën wil komen tot onafhankelijkheid van de Indische baten door bezuiniging, maar hij gelooft niet dat dit doel zal kunnen worden bereikt. Verder deed hij uitkomen dat niets bleek van de algemeene regeerines- riohting, hetzij van den minister van financiën, hetzij van dien van kolomen. Hij behandelde voorts de quaestie der vaste bijdrage en meent dat de regeering voorbij ziet, dat Neder and er recht op heeft dat Indië in de lasten van Nederland drage. Voorts hield hij tegenover den minister van kolomen vol, dat diens leer in strijd is met onze grondwet en hij wenschte daarom van de regeering de verklaring, dat zij de bezittingen en koloniën buiten Europa met Nederland beschouwt als éen en ondeelbaar Verder vraagt hij den minister of hij wil krachtige hand having van het bestaande stelsel van bestuur in Indië en tevens of het op zijn weg ligt de koffie- en suikercultuur in stand te houden. De heer van Nispen van Pannerden bepaalde zich uit- sluitend tot financieeie beschouwingen, waarbij hij de leer der regeering bestreed, dat Nederland geen recht zou hebben op de Indische baten. Veel bezuiniging op de staatsuitgaven achtte hij niet mogelijk, dan alleen op de kosten van het middelbaar onderwijs. Z. i. zal moeten worden overgegaan tot verhooging van bestaande of invoering vau nieuwe belastingen. Naar zijne meening zal voor den dienst van 1870 of 1871 naar buitengewone middelen moeten worden omgezien, waarbij hij de vraag deed of de dienst van 1868 ook een aanzienlijk overschot had opgeleverd. Zijne slotsom was evenwel, dat er nu nog geen grond voor bezorgdheid behoefde te bestaan mits er maar geen ingrijpende maatregelen worden ge nomen met opzicht tot de bijdragen van Indië. Mochten die gaandeweg verminderen, dan staan wij voor eene blijvende verhooging der belastingen in Nederland. De heer de Vos van Steen wijk wees er op dat de drie quaestiën van den dag, onderwijs, financiën en koloniën moeten worden opgelost. Hoewel hij in geen uitvoerige discussie wilde treden, wilde hij toch zeggen, dat hij verlangt handhaving der openbare neutrale school, maar tevens grondig onderzoek der bezwaren tegen de wer king en uitvoering der wet van 1857. Met de financieeie voornemens van den minister van financiën kon hij zich over het algemeen vereenigen daar, naar zijne meenin» de minister bezuiniging wilde door zooveel mogelijke beperking der toekomstige uitgaven. Hij hoopte dat de minister, bij de bepaling der Indische bijdrage, zal waken voor de belangen der Nederlandsche contribuabelen. De wetten van den minister van koloniën wilde hij afwach ten. Over het algemeen wenschte hij dat aan dit kabinet levensduur worde geschonken, om zoodoende tot af doening van zaken te kunnen komen. De heer Hein behandelde uitsluitend de zaak van het middelbaar onderwijs en kwam op tegen het ongunstig oordeel daarover geveld. Z. i. was de werking der wet goed en handelde de regeering in deze niet met over- drij ving. De heer Fransen van de Putte wenschte spoedige in diening der Indische begrooting voor 1870 en verlangde ook de wetsontwerpen van den minister van koloniën af te wachten. Omtrent de financiën was hij de meening toegedaan, dat zal moeten worden overgegaan tot ver hooging van belastingen of het aangaan eener leening, waarbij bij zich verklaarde tegen het .denkbeeld eener vlottende schuld. De heer Cost Jordens besprak enkel de achterstanden der Indische diensten van vóór 1867 en verlangde dat hieromtrent inlichtingen wierden gegeven. Nadat de heer Verschoor de beschuldigingen tegen de werking en toepassing der wet op het lager onderwijs had weersproken, bekwam de minister van financiën het woord, die in de eerste plaats constateerde, dat al de sprekers het met hem eens waren, dat er thans nog geen reden hoegenaamd bestaat tot overdreven bezorgdheid voor onze financiën. Hij meent dat men door eene wijze zelfbeperking zal kunnen komen tot dekking der uitga ven, zonder over te gaan tot buitengewone middelen. Hij wil bezuiniging, door beperking der niet volstrekt noodige uitgaven. Alleen voor dringende buitengewone werken zou hij eene leening willen, maar dit is in de eerste twee jaren nog rifbt noodig. De dienst van 1868 zal i millioen blijven beneden de raming, hoofdzakelijk tengevolge der aanzienlijk mindere opbrengst van het successierecht. De vraag of belastingen moeten worden verhoogd, hangt af van de besprekingen omtrent.de Indische bijdragen. Hij achtte het evenwel mogelijk de moeielijkheid te overkomen zonder verhooging van be lastingen, ook al wordt tot eene leening overgegaan. In abstrado erkent hij het recht van Nederland op bijdragen van Indië, maar men moet Indië niet uitputten ten behoeve van Nederland. Hij wil daarom eene vaste bijdrage van Indië, met latere beschikking over een deel der overschotten van den Indischen dienst. De minister van koloniën bleef bij zijn gevoelen dat Nederland was de rechtmatige regeerder over Indië, niet de overheerscher. Hij erkende ook het recht van Neder land op Indische bijdragen, maar het zedelijk besef moet hierbij op den voorgrond staan. Zijn denkbeeld van vaste bijdrage was geen sloopersdenkbeeld, maar uitsluitend een financieel denkbeeld. De minister is voor de hand having van het stelsel van bestuur zooals dit in het regeerings-reglement is omschreven. Overigens wil hij geen verkoop van landen in Indië aan Europeanen, maar het geven aan den Europeaan van een zakelijk recht voor een ruim getal jaren op den grond in Indië. Hij is ook voor de handhaving der op hoog gezag ingestelde cultures, maar juist omdat er verschil bestaat over de toepassing van art. 56 wil hij zijne agrarische wetten indienen, waartoe hij zoo spoedig mogelijk zal overgaan. Ten slotte verklaarde hij de afdoening van den Indischen achterstand te zullen bespoedigen. De minister van binnenlandsche zaken herhaalde zijne vroegere verklaring, dat hij steeds bereid bleef om met de meeste onpartijdigheid de bezwaren tegen de wet van 1857, door de eerlijke toepassing dier wet, te trach ten uit den weg te ruimen. Na repliek van de heeren van Nispen en Hartsen en de ministers van financiën en koloniën, werden dealgemeene beraadslagingen gesloten en de hoofdstukken I, II, III, J-Va en 4, en VIIc zonder discussie aangenomen, de beide laatsten met 28 tegen 4 en 27 tegen 5 stemmen. Algemeen overzicht. De eergisteren gehouden eerste conferentie van de heeren de Lavalette voor Frankrijk, von Metternich voor Oostenrijk, von Stackelberg voor Rusland, Djemil Pacha voor Turkije, lord Lyons voor Engeland, von bolms voor Pruisen, Nigra voor Italië en Rizos Ran- gabe met raadgevende stem voor Griekenland, schijnt ijna uitsluitend gewijd te zijn geweest aan het onder zoek der geloofsbrieven, het verkiezen van een president in den Franschen minister van buitenlandsche zaken de Lavalette, en het benoemen van een secretaris in den heer Duprez, hoofdambtenaar bij het departement van buitenlandsche zaken te Parijs. Morgen zal de tweede conferentie-zitting plaats hebben. Verschillende ge ruchten blijven overigens omtrent het te verwachten resultaat der beraadslagingen in omloop. Na hetgeen wij daaromtrent reeds hebben medegedeeld achten wij het onnoodig om hierop nader terug te komen. Alleen willen wij met het oog op de conferentie be halve het feit dat niet de Engelsehe minister Gladstone, maar zijn broeder, lid eener handelsfirma, te Parijs is' geweest en dat de vorst van Montenegro zich thans te St. Petersburg bevindt nog vermelden dat in brieven uit Florence nader wordt medegedeeld dat in da regeéringskringen aldaar vrij bepaald wordt verzekerd dat aan den vertegenwoordiger van Italië op het congres de instructie is gegeven om de belangen van Grieken land zeer te verdedigen.

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 2