OURANT.
r 7. (?|-
Dinsdag
1869.
12 Januari.
Editie van Maandag avond 8 uren.
Middelburg 11 Januari.
Bij de behandeling van de begrooting van binnenland
sche zaken in de eerste kamer zijn heden onderscheidene
waterstaatsbelangen behandeld, die echter tot geen diep
ingrijpende discussie of belangrijke mededeelingen van
de zijde der regeering geleid hebben. De discussiën zijn
gevorderd tot de artikelen betrekkelijk het middelbaar
onderwijs, waaromtrent voor een deel dezelfde opmer
kingen zijn gemaakt die reeds meermalen in de tweede
kamer vernomen zijn. De minister van binnenlandsche
zaken heeft dientengevolge dan ook weder op nieuw
de verklaring afgelegd, dat bij hem geen klachten over
materialistische strekking van het onderwijs op de
hoogere burgerscholen zijn ingekomen, maar dat hij ze,
zoodra zij ter zijner oore komen, nauwkeurig zal onder
zoeken.
Bij beschikking van 4 Januari is aauC.Sonnevelt enO.,
te Hedel, tot wederopzeggingvergunning verleend
voor een stoombootdienst tot vervoer van personen, goe
deren en vee tusschen 's Hertogenbosch en Driel en het
slepen van schepen op de Maas en de Dieze, en aan
L. Smit en C0., te Alblasserdam, vooreen stoomsleepdienst
op de rivieren en stroomen in Zuid-Holland en Zeeland
alsmede in en uit alle zeegaten van die rivieren en
stroomen.
*Uit Neuzen schrijft men ons
„De vermindering van het garnizoen, die tegen 1 Mei
is aangekondigd, wordt hier nog al druk besproken en
dit is ook vrij natuurlijk, daar zij strekken zal tot nadeel
der gemeente en van een groot aantal harer inwoners.
Liep er in den laatsten zomer of in het najaar al eenig
gerucht, dat het garnizoen aanzienlijk verminderd, of
wel geheel weggenomen zou worden, men geloofde daar
weinig aan, omdat eene vesting toch bezwaarlijk zonder
garnizoen kan wezen. Dat gerucht vloeide toen voort
uit een onderzoek dat vanwege het ministerie van
oorlog moet zijn gedaan naar den prijs van het vleesch,
welke als te' hoog werd beschouwd, en tevens als de
oorzaak dat de soldaat hier slechts 11 a 12 centen in de
vijf dagen deelen kon. Na dat onderzoek is die toestand
mogelijk eenigszins verbeterd, althans men hoorde er
niet meer over, en aan vermindering van garnizoen werd
niet veel geloof meer gehecht.
„Na de verklaring van den tegenwoordigen minister
van oorlog, dat Neuzen als vesting moet behouden blij ven,
en vóoral na de interpellatie van ons geacht lid der
tweede kamer, van Eek, bij de behandeling der begroo
ting van oorlog op 18 December jl., over het wegnemen
der buskruitmagazijnen uit deze sterkte, kon het wel
niet anders, of do kort daarop gevolgde aankondiging,
dat het garnizoen met 1 Mei op de helft zal gebracht
worden, moest hier groote bevreemding wekken.
„Zoo ik al volkomen beaam wat de minister van oor
log, bij de aangehaalde interpellatie zeide „dat het bus
kruit uit deze vesting niet kan worden weggenomen ;"aan
den anderen kant is het bezwaar van twee magazijnen
met buskruit binnen eene gemeente te hebben, in welke
het bouwen van huizen niet ophoudt en de bebouwde
kom dus van zelve meer tot een dier magazijnen is ge
naderd, waarlijk niet gering te achten. Daarbij beden
kende, dat de vaart langs het kanaal, ook van de stoom-
booten toeneemt, welke zich vaak in de nabijheid van
beide buskruitmagazijnen moeten ophouden, hetzij dan
kort of lang; en dat de locomotief weldra dagelijks hare
vuurspranken her- en derwaarts zal verspreiden, zoo is
inderdaad de behoefte aan meer toezicht en waakzaam
heid voor het belangrijk materieel en de militaire ge
bouwen hier aanwezig, niet uit de lucht gegrepen.
„En wat zullen nu twee compagniën infanterie uit
richten? Zullen alle noodige posten uitgezet en in alle
behoeften van den dienst altijd naar behooren voorzien
kunnen worden? Ik meen daaraan wel te mogen twij
felen. Hoe luttel bovendien is niet doorgaans de sterkte
eener compagnie!
„Onze spoorweg nadert zijne voltooiing. De ballast is
aangevoerd en de weg is dus zoo goed als in orde. De
gebouwen zijn almede bijna afgewerkt. Nog eenig
plafonneerwerk in het stationsgebouw en nog hier en
daar wat bijwerken, bijpleisteren en bijverven; en ook
dat gebouw is voor den dienst gereed. De bepaalde ver
breeding van het kanaal heeft, over eene lengte van
150 el, hare bepaalde diepte. Als nu maar de weg naar
het station wat fatsoenlijk begaanbaar zal zijn gemaakt,
en daarmede is men ook bezig, kan de opening van den
spoorweg Neuzen—Gent spoedig verwacht worden.
„Het zachte winterweder heeft natuurlijk al de werk
zaamheden zeer begunstigden mocht nu ook al de vorst
invallen, er is thans geen nood meer. Integendeel, zij
zou den spoorwegondernemers nu goed te stade komen
als daardoor eens éen of meer schepen genoopt werden
om van de losplaats bij het station gebruik te maken en
hunne ladingen per spoor naar Gent te doen vervoerén.
Voor den nieuwen weg ware zulks tevens zeer ge-
wenscht, al geschiedde een en ander vóór de plechtige
indienststelling des spoorweg». Voor deze formaliteit
moet het lieve vóorjaar worden afgewacht. De storm- en
regenvlagen moeten eerst hebben uitgewoed, want
anders zou het kunnen gebeuren, dat de belangstellende
menigte werd begroet met pannen, die bij de laatste
stormen nog al bij menigte van daken der stations
gebouwen zijn afgeworpen.
„Die schade is gelukkig weêr geleden en vergeten.
Mochten dit ook maar al de passagiers getuigen kunnen
die Dinsdag 5 Januari 11. hier aan boord waren gestapt,
van het stoombootje „Zeeland", dat weder dien dag
zooals het Algemeen nieuws- en advertentieblad voor
Zceuwsch-Vlaanderen, in zijn jongste nommer zegt
een proefreisje heeft gemaakt. Die passagiers moesten
naar Hoedekenskerke, maar konden daar n. b. niet wor
den ontscheept, zoodat zij in den namiddag weder onver-
richterzake terugkeerden.
Het is dus nu gebleken, dat het lieve bootje ook onge
schikt is, om zelfs den dienst ten allen tijde van hier
naar boven waar te nemen. En het is meer dan tijd
dat men eindelijk eens van dat ongelukkig „Zeelandje",
gelijk men het hier noemt, zal verlost worden
„Dat zulks dit jaar moge plaats hebben, is de nieuw-
jaarswensch van allen in onze streek die nu en dan op
reis moeten.
„Mocht ik dezen beginnen met het bericht, dat de
vermindering van het garnizoen in onze veste druk
wordt besproken, het ijselijk voorval, in den morgen
van 8 dezerwaardoor het garnizoen dien dag tweo
onderofficieren, op eene jammerlijke wijze verloor, en
dat ieder met schrik en deernis vervulde, geeft gereede-
lijk tot nieuwe gesprekken aanleiding. Verre van mij
dat ik het gebeurde aan de nalatigheid van wie ook zou
willen toeschrijven, maar ik vraag toch of zulk eene
ijzingwekkende daad niet te voorkomen ware geweest
en of het niet dringend noodzakelijk ware dat nauw
lettender werd toegezien dat onderofficieren noch
soldaten in het bezit kunnen blijven van kruit en lood,
als zij, óf van de wacht, óf van de schietoefeningen óf
van waar ook, in de kazerne terugkeeren Ais elk
soldaat of onderofficier zoo maar in de gelegenheid is
om op die wijze, naar eigen verkiezing van zijne vuur
wapenen gebruik te maken, of een ander daarmede te
bedreigen, zou men eene dwaasheid begaan om naar
vermeerdering van garnizoen te haken, maar in dat
geval beter doen om eerbiedig te verzoeken, zóo moge
lijk, het geheele garnizoen uit Neuzen weg te nemen."
Ook te Rotterdam is Zaterdag eene vergadering ge
houden van de afdeeling van het Anti-dagbladzegelver-
bond, waarin besloten is tot het zenden van een adres
van adhaesie aan dat van het hoofdbestuur aan de tweede
kamer. Te Gorinchem is insgelijks een adres van gelijke
strekking ter teekening nedergelegd.
Dezer dagen is uitgekomen het verslag van den mi
nister van binnenlandsche zaken aan den koning, van de
bevindingen en handelingen van het geneeskundig
staatstoezicht in het jaar 1867, dat met de bijlagen niet
minder dan 467 bladzijden royaal octavo beslaat. Blijkens
dat verslag zijn in 1867 (met inbegrip der levenloos aange-
gevenen ten getale van 6,601) overleden 91,209 personen,
makende 1 op de 38.9 inwoners. Naar de provinciën
verdeeld was die verhouding als volgt: Noord-Brabant
1 op de 43.6, Gelderland 1 op de 43.8, Zuid-Holland 1 op
de 30.8, Noord-Holland 1 op de 35.9, Zeeland 1 op de 33.7,
Utrecht 1 op de 35.1, Friesland 1 op 49.6, Overijsel 1 op
de 41.8, Groningen 1 op de 50.4, Drenthe 1 op de 47.9,
Limburg 1 op de 44.2. Voor zoover daarvan berichten
zijn ingekomen, hadden in het geheele rijk 51,801 vacci-
natiën plaats. Overleden zijn aan pokken 542, aan rood
vonk 565, aan mazelen 750, aan typhus 3,246, aan angina
diphtheritica 537, aan cholera 1,595, aan croup 990, aan
kinkhoest 1,284, aan diarrhae 2,012, aan levenszwakte
enuittering (O—14jaren) 7,527, aan tering (14—65 jaren)
6,801aanmarasmusfenilisboven 65jaren 5,472, aan acute
ziekten der ademhalingswerktuigen 5,049, aan chronische
ziekten der ademhalingswerktuigen 4,404, aan ziekten van
het kraambed 545, aan kanker 1,214, aan verdrinken 816,
aan verbranding 129, aan andere ziekten 31,491, aan
onbekende oorzaken 9,639.
In het rijk waren op 31 December 1867 gevestigd:
medicinae doctores 995, artsen 15, plattelands heel
meesters 1,116, stedelijke heelmeesters 386, eervol ont
slagen officieren van gezondheid 1« klasse 12, idem
2e klasse 23, tandmeesters 65, vroedvrouwen 717, apo
thekers 909, waarnemende apothekers, volgens art. 19
der wet van 1 Juni 1865 (Staatsbl. n°. 61) 24, gepen
sioneerde militaire apothekers 2« klasse 1, drogisten 258(
te zamen 4,519, tegen 4,493 in 1866. Voor zoover bekend,
deden bovendien in apotheken dienst: apothekers
bedienden, bevoegd volgens alinea 2 van art. 34 der
genoemde wet 446, hulpapothekers 28, leerlingen-apo
thekers 34.
Benoemingen en besluiten.
ridderorden. Vergunning verleend aan den heer
G. J. Muller, burgemeester der gemeente Westzaan, tot
het aannemen en dragen der versierselen van ridder
4« klasse der orde van de Kroon, hem door Z. M. den
koning_van Pruisen geschonken.
eereteekenen. Toegekend, als blijk van koninklijke
goedkeuring en tevredenheid aan J. C. Huysdens, matroos
3' klasse op het schroefstoomschip Prinses Amelia, de
bronzen medaille en een loffelijk getuigschrift, wegens
het met levensgevaar redden van een over boord geval
len matroos in de Banda-zee op 9 Juli 1868.
belastingen enz. Eervol ontslag verleend aan den
heer J. Lipjes, uit zijne betrekking van ontvanger der
directe belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen
te Vlieland, tevens dienstdoende als visiteur aldaar, be
houdens aanspraak op pensioen.
Opgeheven het kantoor der directe belastingen en
accijnsen te IJselinuiden (Overijsel) bevattende de ge
meenten IJselmuiden, Zalk, Kamperveen, Wilsum en
Grafhorst, en zijn de gemeenten IJselmuiden, Wilsum»
Grafhorst en Kamperveen gevoegd bij het kantoor
der directe belastingen, in- en uitgaande rechten en
accijnsen te Kampen, onder voortdurend beheer op den
voet van éen kantoor, van den tegenwoordigen titularis,
den heer A. van de Werkenterwijl de gemeente Zalk is
gevoegd bij het kantoor der directe belastingen en accijn
sen te Zwollerkerspel, onder voortdurend beheer, op den
voet van éen kantoor, van den tegenwoordigen titularis
den heer H. A. D. J. baron van Haersolte.
Kerknieuws.
De heer C.C. J.IIiebendaal, predikant bij de hervormde
gemeente te Otterloo, heeft voor het beroep naar Schore c.a.
bedankt.
De heer A. Réville, predikant bij de Waalsche ge
meente te Rotterdam, heeft voor het op hem uitgebracht
beroep naar Amsterdam bedankt.