MIDDELBURGSCHE COURANT. Zaterdag 1869. 9 Januari. l\°- 5. Editie van Vrijdag avond 8 uren. Middelburg 8 Januari. De Staatscourant van heden bevat een koninklijk besluit van 6 dezer, waarbij worden benoemd tot hulp en voorlichting voor de voorbereidende werkzaamheden van de rijks-commissie, bij koninklijk besluit van 17 Octo- ber 1868 ingesteld (tot regeling van den gang en de werkzaamheden van de zevende bijeenkomst van het internationale statistische congres)jhT mr. W. T. Gevers Deynoot, te's-Gravenhage; 1. M. Obreen, directeur van het depot van kaarten, plans, modellen en van de biblio theek bij het departement van marine te 's-Gravenhage; mr. A. de Vries, raadsheer in het provinciaal gerechtshof van Noord-Holland te Amsterdam; mt T. M. C. Asser, hoogleeraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid te Amsterdammr. J. L. de Bruyn Kops, hoogleeraar aan de polytechnische school te Delft en lid van de tweede kamer der staten-generaal, te 's-Gravenhage; mr. J. F. B. Baert, chef van de secretarie en van het kantoor van overschrijving der aandeelen van de Nederlandsche bank, te Amsterdam; mr. J. T. Buys, hoogleeraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid te Leiden; P. N. Muller, te Amsterdamdr. P. J. Veth, hoogleeraar aan de rijks instelling van onderwijs in Indische taal-, land- en vol kenkunde, te Leidendr. P. Bleeker, te 's-Gravenhage. Bij beschikking van den minister van binnenlandsche zaken van 7 dezer is, na voorafgaand vergelijkend onder zoek, tot surnumerair bij den waterstaat benoemd de civiel-ingenieur P. H. Kemper. De Staatscourant van 5 dezer bevat het verslag der commissie, belast met het afnemen van het eindexamen der landbouwschool in Groningen in het jaar 1868. In de Staatscourant van 7 dezer komt voor een opgave van het aantal schepen, aan welke gedurende 1868 voor de eerste maal Nederlandsche zeebrieven zijn uitgereikt. Dat aantal bedraagt 84, metende 10,591 lasten, waarvan 70 hier te lande gebouwd waren, metende 8342 lasten, en 14 buitenslands, metende 2249 lasten. In 1867 bedroeg het totaal 97, metende 12,798 lasten, waarvan hier te lande gebouwd' waren 88, metende 11,135 lasten, en 9 buitenslands, metende 1663 lasten. Benoemingen en besluiten. waterstaat. Benoemd tot ingénieur van den water staat 2» klasse de adspirant-ingenieur P. W. van der Sleyden, en tot adspirant-ingenieur de surnumerair J. A. E. Musquetier. koloniën. Op verzoek eervol ontslag uit 's lands dienst verleend, met toekenning van pensioen, aan den militairen ambtenaar le klasse G. P. F. Cronenberg, laatstelijk teekenaar bij het topographisch bureau in Nederlandsch Indië, thans met verlof in Europa. leger. Tijdelijk op pensioen gesteld, ter zake van zielsgebreken, de 1« luitenant A. J. C. de Roo, van het 1' regiment vesting-artillerie, en dit pensioen verleend voor den tijd van vijfjaren, ad f300 'sjaars. Onderwijs. Bij eene afwijzende beschikking 0p het verzoek van het gemeentebestuur van de Wijk in Drenthe is bij koninklijk besluit beslist, dat eene gratificatie, aan een onderwijzer verleend, niet anders kan beschouwd wor den dan als eene tijdelijke verhooging van jaarwedde, die alleen mag plaats hebben door wijziging der school- regeling, onder goedkeuring van gedeputeerde staten. Volgens de schoo'lberichten in de Nieuwe bijdragen voor opvoeding en onderwijs van December jl. bedraagt het aantal vakante scholen openbare voor gewoon lager onderwijs 26 en voor meer uitgebreid lager onderwijs 3; bijzondere voor gewoon lager onderwijs 1 en gesubsi dieerde bijzondere voor meer uitgebreid onderwijs 2. Het getal der vakante hulponderwijzers-betrekkingen bedraagt 13. Marine en leger. Zr. Ma. schroefstoomschip de Amstel, onder bevel van den luitenant ter zee le klasse K C. Bunnik, is in den voormiddag van 7 dezer van Hellevoetsluis naar zee vertrokken, ter opvolging zijner bestemming naar de kust van Guinea. Zt Ms. transportschip Java is den 24«" November jl. in de Tafelbaai binnengevallen en zou, bij gunstig we der, den 2 December daaraanvolgende van daar zijne reis naar Oost-Indië voortzetten. Aan boord was alles wel. Door den minister van oorlog zijn eenige nadere be palingen gemaakt omtrent den aanvang van het vergelij kend examen tot toelating van luitenants bij de nieuw opgerichte stafschool, waarbij tevens de grenzen zijn aangewezen voor de .gevorderde kennis in sommige vakken. -Gedurende het jaar 1869 zal het munitiebrood ten behoeve der troepen, te Vlissingen in garnizoen, worden geleverd door de aldaar gevestigde militaire bakkerij, welke tevens voorzien zal in de verstrekking van het brood benoodigd voor de troepen in Middelburg en fort Rammekens. Voor de levering van het brood aan de militairen te Breskens en fort Frederik Hendrik, is aannemer gewor den de heer J. van Male Dzn, voor 881 cent per ration, en voor die te Neuzen, de heer R. Wiskerke voor 73 9 cent per ration. Ter voorziening in het onvoldoende der geldelijke vergoeding, genoten wordende door de militaire instruc teurs bij de oefeningen der vereenigingen tot vrijwillige oefening in den wapenhandel, heeft de minister van oorlog bepaald, dat die militairen, wanneer zij gedeta cheerd zijn in plaatsen waar geen garnizoen aanwezig is, de vergoeding wegens verblijf zullen genieten op den voet als is vastgesteld bij art. 2 van bet koninklijk be sluit van 7 April 1867 n°. 19. Gedurende hetjaar 1868 zijn bij het koloniaal werf- depöt te Harderwijk ónder anderen aangekomen: 982 onderofficieren en manschappen uit het leger hier te lande overgegaan bij de koloniale troepen1091 per sonen die zich op de gewone wijze voor den kolonialen dienst hebben verbonden, waaronder 479 vreemdelingen; 656 onderofficieren en manschappen, teruggekomen uit Oost-Indië, waarvan 270, bestemd om met gagement te vertrekken, en 83 wegens lichaamsgebreken, met toe kenning eener gratificatie als onderstand voor eens; 74 onderofficieren en manschappen uit Oost-Indië, waar van 24 met aanspraak op gagement en 6 met eene gratificatie. Koloniën. Zijn standpunt met dat van den redacteur van den Java-bode vergelijkende, oordeelt de heer Keuchenius in zijne beschouwing waarvan wij in ons vorig noramer melding maakten, datdezede dwaling, dielndië en Neder land ten ondergang voert, vooral in Indië en zijn be stuur, zijne ambtenaren, zijne maatschappij en zijne druk pers meent gelegen te zijn. De heer Keuchenius staat in dit opzicht dus lijnrecht tegen den heer Huet over. Zijn taak zal hoofdzakelijk moeten wezen het betoog televeren dat het cultuurstelsel niet behouden kan noch mag wordendat daarmede ook van het tiatig slot moet worden afgezienen dat, indien ter voorziening in de behoeften en ter schadeloosstelling van het moederland eene vaste jaarlijksche geldelijke bijdrage moet in de plaats treden, aan het Indisch bestuur, door uitbreiding zijner bevoegd heid en door wijziging zijner inrichtingen van wetgeving en rechtsbedeeling, de vrijheid behoort gelaten te wor den tot naleving ook zijner geldelijke verplichtingen tegenover het moederland de middelen vast te stellen en aan te wenden, die tot de ontwikkeling van Indië en tot verkrijging van zekere inkomsten uit een niet langer onzeker belastingstelsel kunnen leiden. Het standpunt der conservatieven in de koloniale quaestie schetsende, doet de heer Keuchenius uitkomen hoe deze, zoo dikwijls zij het staatkundig koloniaal gebied betreden, bij de stoutste revolutionairen niet behoeven achter te staanzij waren revolutionair en ont zagen vrijheid noch recht, toen het gold de invoering en uitbreiding van het cultuurstelsel. De conservatieve partij, van regeeringspartij in oppo sitie veranderd, zal nu, geholpen door de zich noemende leden der christelijk-historische partij, tegenover het liberale ministerie weder op de practische toepassing dér beginselen van den heer Groen Van Prinsterer gaan aan dringen; zij zal aan dat ministerie eer en aller toejuiching beloven, indien het aan hare ernstige gemoedsbezwaren tegen de onderwijswet tegemoet komt; en ofschoon drie conservatieve ministers van koloniën, in éen jaar tijds elkander opvolgende, onmachtig bleken, iets in hunne richting tot stand te brengen en zich tot zeer gebrekkige navolging van hunne tegenstanders bepaalden, zal zij niet temin weder beweren, dat alleen bij zulke ministers heil voor Nederland en redding voor Indië te wachten is; en de oude koloniale strijd, die onder het 2jarig conser vatief bewind zijn einde behoorde te hebben, omdat het met de benoeming van een landvoogd immers reeds gezorgd had voor de handhaving van het gezag, zal, in weerwil van dien landvoogd, met misschien nog grootere hevigheid dan vroeger, worden hervat. De schrijver is afkeerig van het nederschrijven eener voorspelling om trent den aanstaanden parlementairen strijd, omdat ook de conservatieve partij zoo vele leden telt, wier bekwaam heden en zedelijke hoedanigheden eerbied en bewonde ring afdwingenmaar de beginselloosheid, de dubbel hartigheid, de karakterloosheid, de onwaarheid, de anti- constitutioneele en absolutistische zin, door die partij als zoodanig onder het ministerie van Juni 18661868 ten toon gespreid, kunnen niet genoeg worden opgemerkt, opdat de partijen zelve behoefte leeren gevoelen aan zuivering van wat haar ontsiert en den constitutioneelen regeeringsvorm tot een middel maakt van politiek zeden bederf en van. verwoesting der algemeene welvaart. Daartoe op te wekken wil hij beproeven. Den redacteur van den Java-bode zegt hij na: „laat ons zuinig zijn," maar vóór alles geeft hij den raad: „laat ons ernstig zijn in het onderzoeken van onzen toestand en eendrachtig, maar ook moedig de handen aan het werk slaan, om te doen wat het belang van het vaderland en van Indië blijkt te vorderen." Bij het bedenkelijk verschijnsel dat de staatkun dige partijen in het vaderland bijna gelijk zijn in getal sterkte' partijen die weigeren te zien dat aan de onderwijsquaestie en de koloniale quaestie éen en het zelfde beginsel ten grondslag ligtde veroordeeling namelijk van het dwangstelsel, in zijne toepassing, hetzij op geest, geweten en denkvermogen, hetzij op lichaam, arbeiden kapitaal bij dat verschijnsel zal de Christe lijk-historische partij vooral moeten beslissen. De toe komst van Nederland en Indië wordt hoofdzakelijk be- heerscht door de kracht, die zij betoonen zal om zich te ontworstelen aan de vernederende rol van dienares, speelbal en werktuig der conservatieve partij en zich te verheffen tot eene zelfstandige partij waarbij uit iedere, naar verversching en vernieuwing hunkerende partij, van welke benaming ook, zich aansluit al wie eerbied heeft voor waarheid en godsdienstzin, en in verband daarmede voor vrijheid en recht. De door het vorige ministerie bevorderde optreding van den heer (X Busken Huet als redacteur van den Java- bode, kan, schijnbaar onschuldig, eene geheele omwente ling in de denk- en zienswijze der verschillende partijen en vernieuwing van haar constitutioneel leven geven. Ten bewijze daarvan wordt gewezen op den grooten invloed door van Hoëvell uitgeoefend. Buitendien heeft hét vorig ministerie het ministerie van Zuylen, dat gedurende zijn tweejarig bewind eene zeldzame naïviteit heeft aan den dag gelegd in het verkrijgen van het tegenover gestelde van hetgeen het wenschte, zoowel als in het delven van eigen grafdoor de zending van Huet aan de conservatieve richting den doodslag gegeven; het heeft aan de liberale richting eene hulde gebracht waar voor deze moet dankbaar wezen. Vooreërst zal de Christelijk-historische partij uit het feit, dat het ministerie harer vereering steun gezocht

Krantenbank Zeeland

Middelburgsche Courant | 1869 | | pagina 1