BIJVOEGSEL VAN DE MIDDELRURGSCHE COURANT.
Dinsdag 29 December 1868. No. 207.
Gemeenteraad van Zicrlkzee.
Zitting van Maandag 21 December.Missive den heer van
Borrendam.remissiehoofdelijken oms]ag;ingekomeu stukken;
adres commissaris van politie, verhooging jaarwedde; adres
broodbakkersherbenoeming lid middelbaar onderwijs; idem
burgerlijk armbestuur; besluit oprichting hoogere burger
school vergrooting instituut meisjes en tusschenschooltoe
lage waarborg-vereeniging voor arbeiders; vaststelling
maximum onderstand in 1869; rekening en begrooting
burger-weeshuis; resultaat pntboring; vacature brugwachter;
benoeming leden vaste commissiën, enz.
Voorzitter de heer Cau, burgemeester.
Afwezig de heeren van Dongen, Moolenburgli en
ie Crane.
De notulen der vorige vergadering worden gelezen en
goedgekeurd.
Wordt medegedeeld een sclirij ven van den heer J. F. van
Borrendam in antwoord op eene vraag om inlichtingen
nopens de erfgenamen van mej. Ferleman in verhand met
zijn verzoek om remissie van hoofdelijken omslag van
Wijlen mej. Ferleman, waaruit blijkt dat hij na aftrek
van eenige legaten, haar universeelen erfgenaam is.
Burgemeester en wethouders stellen mitsdien voor, om
afwijzend op het verzoek te beschikken. Aldus besloten.
Voor kennisgeving wordt aangenomen:
a. eene missive van gedeputeerde staten, begeleidende
de goedgekeurde gemeenterekening van 1867, met enkele
opmerkingen
b. idem d§ goedgekeurde rekening der dienstdoende
schutterij over 1867;
c. een schrijven van het hervormd armbestuur, hou
dende kennisgeving dat de voorgenomen verbouwing
van het hervormde diaconie-armgesticlit voor onbepaalden
tijd is uitgesteld, en mitsdien de aangevraagde en toege-
gestane lokalen van de weverij niet benoodigd zijn.
De voorzitter deelt mede, dat de directie der bewaar
school heeft afgezien van den anderen vleugel der
calicotsfabriek, zoodat eerstdaags burgemeester en wet
houders aan den raad een voorstel zullen doen, welk
gebruik van die panden zal worden gemaakt.
Komt in behandeling een adres van den commissaris
van politie Broersma aan den koning, om verhooging
zijner jaarwedde.
Na discussie wordt besloten, dat de raad zal te kennen
geven, van oordeel te zijn, dat met het oog op de onaf
hankelijkheid van die betrekking, gunstig op het verzoek
tan worden beschikt en alzoo adviseert om de jaarwedde
te brengen op 1900.
Wordt ter visie gelegd en gesteld in handen van de
commissie voor de strafverordeningen, om advies, een
adres van de broodbakkers in deze gemeente, houdende
bezwaren tegen het bestaande reglement op het verkoo-
Pen van brood, en vragende: om verschoond te blijven
van boete, zoo het blijkt van te licht brood door een te
Warmen ovenhet te licht bevinden van brood met zij-
horsten en brood van 3 dagen oud.
Wordt herkozen tot lid der commissie voor het middel-
I baar onderwijs, de heer m'. C. J. Fokker, die aan de beurt
Van aftreding lag; met hem was op het dubbeltal ge-
Plaatst de heer mr. de Clercq van Weel, die 1 stem
bekwam.
Idem tot regent van het burgerlijk armbestuur de heer
G. de Looze, die aan de beurt van aftreding lag, met
algemeene stemmen. Van die benoemingen zullen de
Coodige kennisgevingen worden gedaan.
De "voorzitter deelt mede dat van den minister van
binnenlandsche zaken schrijven is ontvangen dat hij
bereid is aan den koning een voorstel te doen, tot toe
kenning van een rijks-subsidie van f 7000 's jaars, ten
b«hoeve der in deze gemeente op te richten hoogere
burgerschool, wanneer de raad besluit tot oprichting
«ener school van vijfjarigen cursus en tot stichting van
de daarvoor noodige gehouwen, zoomede tot eene goede
aansluiting tusschen het lager en middelbaar onderwijs;
dat de minister in dat geval tegemoet ziet het raadsbe
sluit tot vaststelling van het getal der leeraren en van
het bedrag hunner jaarwedden, tegelijk met eene schets
der te stichten gebouwen.
Hij dient, namens burgemeester en wethouders een
schriftelijk rapport aan den raad in, waarvan door den
secretaris voorlezing wordt gedaan, onder meerdere het
voorstel houdende, dat de raad de noodige hesluiten in
deze neme.
De conceptbesluiten worden vervolgens voorgelezen.
Nadat de voorzitter de geheele zaak nader had toege
licht, wordt op zijn voorstel besloten, onmiddellijk tot de
behandeling daarvan over te gaan.
De heer de Jonge het woord gevraagd en hekomen
hebbende, gevoelt behoefte om zijne verhouding te ken
schetsen tot de hoogst belangrijke voorstellen, die thans
aanhangig zijn, en deelt deze schriftelijk mede in hoofd
zaak hierop nederkomende, dat de zaak van het onder
wij8 gelijk is aan een stortvloed, die in zijne onbeteugelde
vaart op stoffelijk, verstandelijk, zielkundig en gods
dienstig gebied, de hcchtste grondslagen van het maat
schappelijk gebouw ondermijnt en met ondergang be
dreigt dat hij van ganscher harte toejuicht, daar waar
het geldt de bevordering en uitbreiding van ware
kennis en wetenschap op elk gebied onder alle standen
en rangen der maatschappij; dat hij niet wil geacht wezen
een vijand te zijn of onverschillig toeschouwer op het
gebied van onderwijs, maar dat de overtuiging bij hem
bestaat, die door vele duizenden in den lande wordt ge
deeld, dat de vruchten aan dien boom ontwoekerd niet
of op verre na niet van deugdelijken, hlijvenden en ge-
zegenden aard zijn.
Hij zet voorts in het breede uiteen, waaraan die diep
gevoelde overtuiging haar oorsprong ontleent, en geeft
ten slotte als zijne overtuiging te kennen, dat alle
onderwijs, wil het het voor het individu, over de ge
meente en het dierbaar vaderland in waarheid tot
duurzamen zegen wezen, geworteld moet zijn en ge
grondvest op de vreeze des heeren, die trots alle
haat en vijandschap der wereld, alleen het eeuwig en
onwrikbaar beginsel was, is en blijven zal van alle ware
wijsheid!
De heer Koole zegt dat hij niet begrijpen kan welk
nut het medegedeelde door den heer de Jonge hebben
kan, daar deze begonnen is te zeggeD, dat hij als lid van
het dagelijksch bestuur zijne goedkeuring aan de onder
havige voorstellen heeft gehecht en als lid van den
raad aan hunne vaststelling zijne goedkeurende stem
zal geven en nogtans van zijne afkeuring doet blijken.
De heer de Jonge herhaalt wat hij begonnen is te zeg
gen in zijne schriftelijke mededeeling, dathij niet met ge
noegen tot een en ander heeft medegewerkt, maar alleen
daartoe is gedrongen door de onvermijdelijke drang der
noodzakelijkheid.
De heer van der Grijp zegteenigszins in dezelfde positie
te verkeeren als de heer Jongehij vindt zich ook daar
toe alleen gedrongen door de wet der noodzakelijkheid
en koestert geene hooge verwachting van een hoogere
burgerschool, zooals die thans georganiseerd zal worden.
De heer Fokker wil liefst de aangevoerde punten door
den heer de Jonge huiten discussie laten; hij stelt zijne
overtuiging daartegen over, en noemt die van den heer
de Jonge eene dwaling, doch bespreekt in het breede
het nut van hoogere burgerscholen en ook voor deze
gemeente, die altijd geïsoleerd blijft; wat betreft het
geldelijke, wil hij geenszins ontkennen, dat de offers
voor de gemeentekas zwaar zullen zijn, doch deze zijn
niet veel minder hij de bestaande inrichting, wanneer
er uitvoering zal worden gegeven aan de besluiten die
daaromtrent genomen zijn.
De heer Goemans beschouwt de zaak als een te groot
financieel bezwaar voor deze gemeente, en vereenigt
zich overigens met de meeste denkbeelden van den heel
de Jonge.
De voorzitter doet uitkomen, dat de uitgaaf' die ten
gevolge van de nieuwe regeling van het onderwijs, zal
moeten gebeuren niet zooveel meer zal bedragen als die,
welke thans tengevolge van de door den raad verleende
kredieten vóór aanschaffing van natuur- en scheikundige
instrumenten als anderzins zou moeten plaats hebben.
De heer Houwer zal zijne goedkeuring aan de voorge
dragen besluiten geven, dewijl de tegenwoordige toestand
toch onhoudbaar is en verandering en bijbouwing van
lokalen toch zoude moeten gebeurenmet de denkbeel
den van den voorzitter kan hij zich overigens ver
eenigen.
De heer Landsknegt zal na het medegedeelde en
besprokene zijne goedkeuring aan de voorgedragen be
sluiten geven.
De heer Zuurdeeg kon zich de houding van enkele
zijner medeleden op dat punt niet begrijpen, dat zij zich
niet geheel en al met de voordracht kunnen ver
eenigen, maar alleen door de wet der noodzakelijkheid
daartoe worden gedreven. Hij doet uitkomen, dat
geene te groote uitgaven voor de zaak van het onderwijs
kunnen worden besteed, daar niets meer dan dat meer
dere rente afwerpt; dat de voorzitter, zoolang hij de eer
gehad heeft aan het hoofd der gemeente te staan, nimmer
eene zaak van meer gewicht heeft helpen bevorderen en
tot stand brengen als juist de onderhavige. Hij brengt
voorts een afkeurend votum uit over de redevoering van
den heer de Jonge, vindt dat deze zaal daarvoor de
plaats niet is, en zegt zich in die oogenblikken schrik
kelijk verveeld te hebben.
De heer van der Vliet zal na de gehouden beraadsla
gingen vóór de voorgedragen besluiten stemmen, zonder
eenig gemoedsbezwaar.
De heer de Jonge acht zich verplicht in antwoord op
het door den heer Zuurdeeg gesprokene, te zeggen, dat
dit in strijd is met alle parlementaire vormen en con-
venanee; elk lid deelt zijne gevoelens mede zooals hij
wil; het reglement van orde schrijft daaromtrent niets
voor; hij vindt het ongehoord dat een lid in eene
raadsvergadering een ander lid het verwijt durft aan
doen van hem verveeld te hebben.
De heer Zunrdeeg komt op tegen de onderstelling
dat hij zou gezegd hebben dat het vervelend was als de
heer de Jonge spreekt, maar wel het aanhooren van ge
schreven preeken.
De heer de Jonge zal aan den voorzitter vragen, dat
de heer Zuurdeeg op dergelijke ongehoorde wijze niet
meer interrompeert.
De voorzitter kan de uitdrukking verveling van den
heer Zuurdeeg ook niet van onkieschheid vrijpleiten;
dergelijke uitdrukkingen moeten zooveel mogelijk wor
den vermeden als in strijd ook met de belangen dei-
gemeente.
De discussiën worden hierop gesloten en de voorge
dragen besluiten artikelsgewijze behandeld en goedge
keurd, en mitsdien besloten om bijaldien uit 'srijks schat
kist eene jaarlij ksche subsidie van f 7000 aan deze
gemeente wordt toegekend:
1». de tegenwoordige school voor meer uitgebreid lager
en middelbaar onderwijs voor jongens zoo spoedig moge
lijk met het begin van den volgenden schooleursus, om
streeks half Augustus 1869 op te heffen en te vervangen
door een hoogere burgerschool met vijfjarigen cursus
2°. aan de eerste burgerschool voor openbaar lager
onderwijs gelijktijdig met het in werking komen der
hoogere burgerschool toe te voegen eene klasse tot voor
bereiding van toekomstige leerlingen der hoogere bur-